Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat en van de Staatssecretaris van Defensie van 6 februari 1997, DGRLD/VI/L 97.710034, inzake het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen binnen geluidszones rond luchtvaartterreinen

Regeling geluidwerende voorzieningen 1997

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie,
handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Besluiten:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Reikwijdte

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

2

Afdeling

2

Situaties waarin geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht

§

1

Ke-isolatie aan geluidsgevoelige ruimten van woningen

Artikel

3

Geluidwerende voorzieningen worden niet aangebracht aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde woningen, wanneer ten tijde van de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 10, eerste lid:

  • a.

    vast staat dat de geluidsgevoelige ruimten van de betreffende woningen reeds voldoen aan artikel 17, dan wel aan overeenkomstige eisen hadden moeten voldoen op grond van de geluidweringsvoorschriften ingevolge de Woningwet 1962 of de Woningwet;

  • b.

    de verwachting bestaat dat zij binnen 5 jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 10, eerste lid, zullen worden onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;

  • c.

    vast staat dat zij onbewoonbaar zijn verklaard, dan wel een procedure tot onbewoonbaarverklaring, bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 3, van de Woningwet, aanhangig is gemaakt;

  • d.

    de voor bewoning noodzakelijke vergunning, bedoeld in artikel 60 van de Woningwet, is geweigerd;

  • e.

    vast staat dat zij niet voor permanente bewoning geschikt of bestemd zijn of daar niet voor worden gebruikt;

  • f.

    vast staat dat zij behoren tot de categorieën woonschepen en woonwagens;

  • g.

    de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 10, eerste lid, door het wijzigen of het vervallen van de geluidszone in Ke niet meer binnen de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde geluidscontour, die behoort bij de waarde van 40 Ke, aanwezig zullen zijn.

§

2

LAeq-isolatie aan slaapkamers van woningen

Artikel

4

Geluidwerende voorzieningen worden niet aangebracht aan de in artikel 2, tweede lid, bedoelde woningen, wanneer ten tijde van de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 13, eerste lid:

  • a.

    vast staat dat de slaapkamers van de betreffende woningen reeds voldoen aan artikel 18;

  • b.

    de verwachting bestaat dat zij binnen 5 jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 13, eerste lid, zullen worden onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;

  • c.

    vast staat dat zij onbewoonbaar zijn verklaard, dan wel een procedure tot onbewoonbaarverklaring, bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 3, van de Woningwet, aanhangig is gemaakt;

  • d.

    de voor bewoning noodzakelijke vergunning, bedoeld in artikel 60 van de Woningwet, is geweigerd;

  • e.

    vast staat dat zij niet voor permanente bewoning geschikt of bestemd zijn of daar niet voor worden gebruikt;

  • f.

    vast staat dat zij behoren tot de categorieën woonschepen en woonwagens;

  • g.

    de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 13, eerste lid, door het wijzigen of het vervallen van de LAeq geluidszone in dB(A) niet meer binnen de LAeq geluidszone in dB(A) aanwezig zullen zijn.

Afdeling

3

Situaties waarin onder bepaalde voorwaarden geluidwerende voorzieningen worden aangebracht

§

1

Ke-isolatie aan geluidsgevoelige ruimten van woningen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 12, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

§

2

LAeq-isolatie aan slaapkamers van woningen

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

8a

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 15, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

Afdeling

4

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Artikel

9

Hoofdstuk

3

Procedure

Afdeling

1

Ke-isolatie aan geluidsgevoelige ruimten van woningen

§

1

Isolatieprogramma

Artikel

10

§

2

Akoestisch en bouwtechnisch onderzoek

Artikel

11

§

3

Aanbod en overeenkomst

Artikel

12

Afdeling

2

LAeq-isolatie aan slaapkamers van woningen

§

1

Isolatieprogramma

Artikel

13

§

2

Akoestisch en bouwtechnisch onderzoek

Artikel

14

§

3

Aanbod en overeenkomst

Artikel

15

Afdeling

3

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Hoofdstuk

4

Eisen aan de voorzieningen

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

5

Financiën

Artikel

21

Indien anders dan met toepassing van deze regeling aan een in artikel 2, eerste lid, bedoelde geluidsgevoelige ruimte, alsmede een in artikel 2, tweede lid, bedoelde slaapkamer geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, wordt geen vergoeding voor het aanbrengen van die voorzieningen toegekend.

Artikel

22

In het aanbod, bedoeld in artikel 12, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, dan wel in een afzonderlijk voorstel voor een overeenkomst, wordt een bepaling opgenomen dat indien de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw waaraan op ’s rijks kosten geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, naderhand door het rijk in eigendom wordt verworven, de door het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen toegenomen marktwaarde op de koopprijs in mindering wordt gebracht. Het in mindering te brengen bedrag wordt verlaagd met ééntiende gedeelte daarvan voor elk jaar dat is verstreken na het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen.

Artikel

23

De minister kan een vergoeding toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon die deze regeling krachtens een daartoe met de minister gesloten overeenkomst uitvoert.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

24

De Regeling geluidwerende voorzieningen wordt ingetrokken.

Artikel

25

De Regeling geluidwerende voorzieningen blijft van toepassing op een aanbod tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen dat is aanvaard vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling, alsmede op een isolatieprogramma waarvoor de opdracht tot het doen uitvoeren van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek is verleend.

Artikel

26

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A.Jorritsma-Lebbink
De Staatssecretaris van Defensie,J.C.Gmelich Meijling

Bijlage

1

Bepaling kostenbegrenzingswaarde geluidwerende voorzieningen luchtvaartgeluid als bedoeld in artikel 1 van de regeling

Voor toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

  • I: geraamde kosten (inclusief BTW) die zijn verbonden aan het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, als bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder d, en in artikel 14, vierde lid, onder d, van de regeling;

  • K: kostenbegrenzingswaarde, als bedoeld in artikel 1, onder f, van de regeling;

  • W: waarde van de woning bepaald volgens de in deze bijlage opgenomen methodiek;

  • T: term geluidwering, bepaald volgens formule (2);

  • G(A): vereiste waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A), als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de regeling, dan wel de hoogste van de vereiste waarden van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie voor startend of landend vliegverkeer als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van bijlage 2.

K wordt berekend volgens:

K=T*W (1)

T wordt berekend volgens:

T=0,045*G(A)-0,8 (2)

W wordt bepaald door middel van berekening conform de berekeningsmethodiek die is aangegeven in paragraaf 3.1 van het rapport ’Methodiek en criteria voor de toetsing van isolatiekosten in relatie tot de opstal opnieuw bezien’, nr. 685/90790/R001 d.d. juli 1988 van adviesbureau Heidemij BV en de in de paragrafen 5.2, 5.3 en 5.5 van genoemd rapport opgenomen woningparameters en correctiefactoren.

Indien er sprake is van een uit akoestisch oogpunt lichte bouwkundige constructie, kan W worden bepaald door middel van taxatie. In dat geval wordt de taxatie verricht door een door de minister aan te wijzen beëdigd taxateur. Als uitgangspunt voor taxatie geldt de waarde van de woning in het economisch verkeer, beperkt tot de waarde van de opstallen met een geluidsgevoelige bestemming en exclusief de grond.

Indien I <= K, dan is de woning isoleerbaar;

indien I < K, dan is de woning niet isoleerbaar.

Bijlage

2

Technisch voorschrift als bedoeld in artikel 2, artikel 17, artikel 18 en artikel 20 van de regeling

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

CL wordt per onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie per procedure m bepaald uit:

CL =LAeq(1)-LAeq(2)(1)

waarbij :

LAeq(1) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), als bedoeld in artikel 6, tweede lid, voor procedure m;

LAeq(2) = de LAeq geluidsbelasting in dB(A), berekend conform de ingevolge artikel 25g van de Luchtvaartwet vastgestelde Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, met mede-integratie van de hoekafhankelijke geluidwering φαßm , voor procedure m en onderdeel j;

Hoofdstuk

2

Meting van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel

4

Hoofdstuk

3

Berekening van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel

5

Hoofdstuk

4

Berekening van het geluidsniveau in een slaapkamer ten gevolge van nachtelijk vliegverkeer

Artikel

6