Besluit van 11 juni 1997 tot uitvoering van artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit Naturalisatiegelden 1997)

Besluit Naturalisatiegelden 1997

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 11 december 1996, Directie Wetgeving, Nr. 594774/96/6;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 17 maart 1997, nr. W03.96.0602/K.);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 3 juni 1997, Directie Wetgeving, Nr. 625065/97/6;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde:

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen een periode van dertien weken na de ontvangst van het verzoek tot naturalisatie, dan wordt het verzoek buiten behandeling gesteld. Indien wordt verzocht om een gehele ontheffing van betaling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, dan wordt deze termijn opgeschort tot de dag waarop op dit verzoek is beslist.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit naturalisatiegelden 1997.

Artikel

9

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Voor elk van de landen van het Koninkrijk kan een ander tijdstip worden vastgesteld.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager