Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Defensie;
-
b.
betrokkene:
-
1°.
de ambtenaar die op basis van het Burgerlijke ambtenarenreglement defensie werkzaam is geweest, en aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 121, eerste lid, onderdeel f, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is,
-
2°.
de beroepsmilitair, die ter zake van ziekten of gebreken is ontslagen, ten tijde van het ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, en uit dien hoofde aanspraak heeft op een pensioen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;
-
3°.
de zonder aanspraak op een uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen ontslagen beroepsmilitair, die binnen een maand na zijn ontslag of indien dat ontslag is gevolgd door een pensioengevende ontslaguitkering, binnen een maand volgend op die ontslaguitkering, recht heeft op een pensioen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen, en met ingang van het tijdstip waarop hij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is geworden voor het vervullen van de militaire dienst minder dan 80% arbeidsongeschikt is;
-
4°.
de beroepsmilitair:
-
a.
die anders dan ter zake van ziekten of gebreken is ontslagen;
-
b.
voor wie ten tijde van dat ontslag en niet reeds ten tijde van een eerder ontslag sprake was van invaliditeit met dienstverband;
-
c.
die recht heeft op pensioen ter zake van ziekten of gebreken ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;
-
d.
ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is en;
-
e.
het resterende verdienvermogen in een of meer aangehouden dienstbetrekkingen niet volledig benut.
-
a.
-
1°.
-
c.
arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO;
-
d.
uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid: een periodieke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid, die voortvloeit uit enige dienstbetrekking van de betrokkene;
-
e.
berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit het dienstverband waaraan het recht op suppletie wordt ontleend;
-
f.
dagloon: het dagloon in de zin van artikel 14 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal op grond van de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering ABP, waarin de aanspraken van overheidswerknemers in de zin van die wet, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van pensioenen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen, zijn neergelegd;
-
g.
suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 6;
-
h.
Suppletieregeling: Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie;
-
i.
werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enige dienstbetrekking van de betrokkene;
- j.
-
k.
gangbare arbeid: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;
-
l.
ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet;
-
m.
pensioengerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd die voor de betrokkene geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.