Besluit van 28 oktober 1997, houdende regels voor aanvulling van de grondslag van de regulerende mineralenheffingen met voorraden dierlijke mest (Besluit voorraden Meststoffenwet)

Besluit voorraden Meststoffenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 11 augustus 1997, nr. J.977704, handelende in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 12 september 1997, no. W11.97.0528);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 oktober 1997, nr J. 9710680, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

PARAGRAAF 1

ALGEMEEN

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Meststoffenwet;

  • b.

    intermediaire onderneming: onderneming, niet zijnde een bedrijf, in het kader waarvan dierlijke meststoffen worden aangevoerd ten behoeve van handel, transport, opslag, be- of verwerking of anderszins;

  • c.

    beginvoorraad: hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen in opslag bij een bedrijf of intermediaire onderneming bij aanvang van het kalenderjaar;

  • d.

    eindvoorraad: hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen in opslag bij een bedrijf of intermediaire onderneming aan het einde van het kalenderjaar;

  • e.

    mestproducerend bedrijf: bedrijf in het kader waarvan dierlijke meststoffen worden geproduceerd;

  • f.

    mestaanvoerend bedrijf: bedrijf in het kader waarvan dierlijke meststoffen worden aangevoerd en waarvan de gemiddelde veebezetting in het kalenderjaar niet groter is dan drie grootvee-eenheden, bepaald overeenkomstig de daarvoor in bijlage A bij de wet opgenomen normen.

Artikel

2

De belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 13j van de wet, onderscheidenlijk de belastbare hoeveelheid meststoffen, bedoeld in artikel 13q van de wet, kan worden vermeerderd met de beginvoorraad en verminderd met de eindvoorraad.

PARAGRAAF 2

MESTPRODUCERENDE BEDRIJVEN

Artikel

3

Artikel 2 is, voorzover het de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 13j van de wet, van een mestproducerend bedrijf betreft, uitsluitend van toepassing ten aanzien van dierlijke meststoffen geproduceerd in het kader van een bedrijfssysteem, volgens hetwelk zij in redelijkheid niet vaker dan eenmaal per week kunnen worden afgevoerd. Bij ministeriële regeling worden de in het kader van zodanige bedrijfssystemen geproduceerde dierlijke meststoffen nader bepaald.

Artikel

4

PARAGRAAF 3

lNTERMEDIAIRE ONDERNEMINGEN

Artikel

5

Artikel 2 is, voorzover het de belastbare hoeveelheid meststoffen, bedoeld in artikel 13q van de wet, betreft, uitsluitend van toepassing op de voorraden in tijdig door de heffingplichtige aangemelde opslagen.

Artikel

6

PARAGRAAF 4

MESTAANVOERENDE BEDRIJVEN

Artikel

7

Artikel 2 is, voorzover het de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 13j van de wet, van een mestaanvoerend bedrijf betreft, uitsluitend van toepassing op de voorraden in tijdig door de heffingplichtige aangemelde opslagen.

Artikel

8

PARAGRAAF 5

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel

9

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor toepassing van artikel 2 in aanmerking te komen.

Deze regels kunnen onder meer betreffen:

  • a.

    de verplichting tot tijdige aanmelding van het mestproducerend bedrijf door de heffingplichtige, en de functionaris bij wie de aanmelding geschiedt;

  • b.

    de aanmelding, bedoeld in de artikelen 5 en 7, onderscheidenlijk de afmelding, bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 8, tweede lid, en de functionaris bij wie de aanmelding, onderscheidenlijk afmelding geschiedt;

  • c.

    de opslag en daarop aan te brengen kentekenen;

  • d.

    de wijze waarop de beginvoorraad, de eindvoorraad, de voorraad, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, de voorraad, bedoeld in artikel 6, derde lid, en de voorraad, bedoeld in artikel 8, zesde lid, worden vastgesteld;

  • e.

    de verplichting om de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in hoeveelheden dierlijke meststoffen die aan de opgeslagen dierlijke meststoffen worden toegevoegd, respectievelijk waarmee de opgeslagen dierlijke meststoffen worden verminderd, vast te stellen en de wijze waarop die vaststelling geschiedt;

  • f.

    de verplichting om de vaststellingen, bedoeld in onderdelen d en e, te doen uitvoeren door een daartoe bevoegde persoon of instelling, welke bevoegdheid kan worden verbonden aan een overeenkomstig bij de ministeriële regeling gestelde erkenningsvoorwaarden verleende erkenning;

  • g.

    de administratieve vastlegging en verantwoording van voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 8 van belang zijnde gegevens;

  • h.

    de verplichting om een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent terzake van de administratieve vastlegging en verantwoording bedoeld in onderdeel g, over te leggen.

Artikel

10

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorraden Meststoffenwet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager