Wet van 11 december 1997, houdende regels omtrent de bemanning van zeeschepen (Zeevaartbemanningswet)

Zeevaartbemanningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen voor het bemannen van Nederlandse zeeschepen;
Gelet op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), alsmede op Richtlijn nr. 94/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1994 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 319);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities en reikwijdte

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    Nederlands schip: een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;

  • c.

    vissersvaartuig: een Nederlands schip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee;

  • d.

    zeilschip: een Nederlands schip dat bestemd en ingericht is om hoofdzakelijk door middel van zeilen te worden voortbewogen;

  • e.

    pleziervaartuig: een Nederlands schip dat uitsluitend anders dan inde uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  • f.

    zeilvaart: de bedrijfsmatige vaart met zeilschepen op zee;

  • g.

    kapitein: de gezagvoerder van een Nederlands schip;

  • h.

    opvarende: een ieder die zich aan boord bevindt;

  • i.

    bemanning: de gezagvoerder, de schepelingen en de overige opvarendendie in de monsterrol worden genoemd;

  • j.

    scheepsbeheerder: de natuurlijke of rechtspersoon, die, vanuit een vestiging in Nederland van een zeescheepvaartonderneming, de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip, alsmede de personen die als leden van een maatschap het beheer voeren over het vissersvaartuig;

  • k.

    vaarbevoegdheid: de bevoegdheid om in een of meer functies aan boord van een schip dienst te doen;

  • l.

    vaarbevoegdheidsbewijs: een door het hoofd van de Scheepvaartinspectie afgegeven document waaruit de vaarbevoegdheid blijkt;

  • m.

    verwerken van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • m.

    bemanningsplan: een voorstel van de scheepsbeheerder houdende het aantal bemanningsleden met hun respectievelijke functies waarmee de scheepsbeheerder het betrokken schip, naast de kapitein, minimaal wenst te bemannen;

  • n.

    bemanningscertificaat: een certificaat, afgegeven door het hoofd van de Scheepvaartinspectie, houdende het minimum aantal bemanningsleden en hun functies aan boord van het betrokken schip, naast de kapitein of schipper;

  • o.

    beroepsvereisten: de krachtens deze wet gestelde vereisten ten aanzien van de kennis, het inzicht en de vaardigheden voor een functie of werkzaamheden waarop deze wet van toepassing is;

  • p.

    geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart: een verklaring als bedoeld in artikel 40;

Artikel

2

Hoofdstuk

2

De bemanning van zeeschepen

§

1

Algemene bepalingen met betrekking tot de aanstelling en handhaving van een veilige bemanning

Artikel

3

Artikel

4

§

2

Bemanningscertificaat en bemanningsplan

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Indien voor een schip meer dan een bemanningssamenstelling geldt, worden alle bemanningssamenstellingen duidelijk onderscheiden in het bemanningscertificaat opgenomen.

Artikel

10

De kapitein tekent in het scheepsdagboek aan:

  • a.

    volgens welke bemanningssamenstelling het schip is bemand, indien in het bemanningscertificaat meer dan een samenstelling is opgenomen; en

  • b.

    de feiten of omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met de gegevens van het bemanningsplan.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie trekt het bemanningscertificaat in, indien is gebleken dat

  • a.

    het bemanningsplan onjuiste of onvolledige gegevens bevat, zodanig dat op grond van de juiste of volledige gegevens dit bemanningscertificaat niet zou zijn afgegeven, dan wel

  • b.

    het schip in strijd met de gegevens in het bemanningscertificaat wordt gebruikt en dit afwijkende gebruik naar zijn redelijk oordeel een andere bemanningssamenstelling noodzakelijk maakt.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie kan, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, voor een bepaald schip en voor een periode van ten hoogste zes maanden, ontheffing verlenen van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde verplichting om het schip overeenkomstig het bemanningscertificaat te bemannen.

Artikel

17

§

3

Vaarbevoegdheden, kennis- en ervaringseisen

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

21

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald voor welke bij internationale regeling aangewezen bijzondere functies of werkzaamheden het bezit van een certificaat of enig ander document voorgeschreven is, alsmede welke beroepsvereisten daarvoor gelden.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

25a

Hoofdstuk

3

De kapitein

Artikel

26

De kapitein van een vissersvaartuig heeft de titel van schipper.

Artikel

27

Artikel

28

De kapitein oefent zijn gezag uit zodra hij aan boord is en het gezag heeft aanvaard of overgenomen, en zolang hij het gezag niet heeft overgedragen of de scheepsbeheerder hem het gezag niet heeft ontnomen.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Hoofdstuk

4

Monstering en medische keuring van de bemanning

§

1

Monstering

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

De bemanningsleden, bedoeld in artikel 33, tweede lid, zijn in het bezit van een geldig monsterboekje of een voorlopig monsterboekje, waaruit de gegevens, die op de monsterrol worden vermeld, worden overgenomen.

Artikel

36

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot

  • a.

    het monsterboekje of het voorlopig monsterboekje, alsmede de afgifte ervan;

  • b.

    de in het monsterboekje en het voorlopig monsterboekje op te nemen gegevens, en

  • c.

    de gegevens die anderen dan de kapitein in het monsterboekje of het voorlopig monsterboekje mogen aantekenen.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

§

2

Medische keuring van de bemanning

Artikel

40

Artikel

41

De geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld in artikel 40, eerste lid, worden bij aanmonstering overgelegd.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Indien korte tijd voor vertrek van een schip de bemanning moet worden aangevuld, kan, indien dringende omstandigheden nopen tot het aanmonsteren van personen die niet in het bezit zijn van een of meer geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, door het hoofd van de Scheepvaartinspectie ontheffing worden verleend van de in artikel 40, eerste lid, bedoelde verplichting.

Artikel

46

Indien de monsterrol moet worden opgemaakt of aangevuld in een haven buiten Nederland, waar geen geneeskundigen of medisch specialisten als bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanwezig zijn, wordt ten aanzien van de geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart het ter plaatse geldende gebruik gevolgd.

Artikel

47

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 45 en 46, wordt bij de eerste gelegenheid een medische keuring door een geneeskundige of medisch specialist als bedoeld in artikel 40, eerste lid, verricht.

Artikel

48

Hoofdstuk

5

Toezicht en opsporing

Artikel

49

Artikel

50

De in artikel 49, eerste lid, bedoelde toezichthouder is bevoegd ter uitoefening van zijn bevoegdheden ingevolge deze wet elke plaats te betreden, met inbegrip van woongedeelten van schepen.

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Onze Minister kan de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden beperken.

Artikel

55

Met het opsporen van feiten, die bij of krachtens deze wet strafbaar zijn gesteld, zijn belast:

Hoofdstuk

6

Verbodsbepalingen

Artikel

56

Artikel

57

Het is verboden

  • a.

    om een schip te bemannen met minder bemanningsleden dan is aangegeven in het bemanningscertificaat;

  • b.

    een schip zodanig te bemannen dat niet ten minste de op het bemanningscertificaat aangegeven functies worden verricht door tot het verrichten van die functies bevoegde bemanningsleden, of

  • c.

    het schip te gebruiken in strijd met de voorwaarden van het bemanningscertificaat.

Artikel

58

Artikel

59

Het is verboden na te laten de monsterrol op te maken, opnieuw op te maken of bij te stellen, dan wel na te laten het hoofd van de Scheepvaartinspectie ingevolge artikel 33, vierde lid, in kennis te stellen van de opgemaakte monsterrol of van een wijziging hiervan.

Hoofdstuk

7

Overige bepalingen

§

1

Bezwaar en beroep

Artikel

61

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit van het hoofd van de Scheepvaartinspectie of tegen een besluit van een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie tot aanhouding van een schip, kan iedere belanghebbende beroep instellen bij Onze Minister.

§

2

Tarieven

Artikel

62

Bij ministeriële regeling worden de tarieven vastgesteld voor

  • a.

    de afgifte van bemanningscertificaten;

  • b.

    de beoordeling van een bemanningsplan;

  • c.

    de afgifte, vervanging of vernieuwing van vaarbevoegdheidsbewijzen;

  • d.

    de afgifte of vervanging van een monsterboekje of een voorlopig monsterboekje;

  • e.

    examens;

  • f.

    het verlenen van ontheffingen;

  • g.

    vergoedingen van gecommitteerden en deskundigen;

  • h.

    de afgifte, vervanging of vernieuwing van bijzondere documenten, bedoeld in artikel 21, en

  • i.

    de behandeling van een aanvraag voor en de afgifte van diploma's, getuigschriften en verklaringen.

§

3

Aanwijzing gecommitteerden en deskundigen

Artikel

63

Onze Minister kan gecommitteerden of deskundigen aanwijzen, die bevoegd zijn de examens bij te wonen die worden afgenomen ter verkrijging van de bij of krachtens deze wet bedoelde vaarbevoegdheden, diploma’s of certificaten.

§

4

Uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties

Artikel

64

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), alsmede van andere verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, regels met betrekking tot de bemanning van schepen worden gesteld ter waarborging van de veilige en milieuverantwoorde vaart.

§

5

Centraal register bemanningsgegevens

Artikel

65

Er is een Centraal register bemanningsgegevens, waarin het hoofd van de Scheepvaartinspectie de afgegeven monsterboekjes en voorlopige monsterboekjes, de afgegeven en ingetrokken vaarbevoegdheidsbewijzen als bedoeld in de artikelen 18 en 22, de gegeven vrijstellingen en ontheffingen, en de hem toegezonden gegevens van de monsterrollen, registreert.

Artikel

66

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens in het Centraal register bemanningsgegevens worden geregistreerd.

§

6

Openbaar register van bemanningscertificaten

Artikel

67

§

7

Staatsexamens

Artikel

68

Onze Minister kan examencommissies aanwijzen, bij welke aan degenen, die geen opleiding aan een door het Rijk bekostigde instelling hebben gevolgd, gelegenheid wordt geboden examen af te leggen voor de hierna genoemde getuigschriften, onderscheidenlijk verklaringen:

  • -

    als maritiem officier;

  • -

    als stuurman/werktuigkundige kleine schepen;

  • -

    schipper/machinist beperkt werkgebied;

  • -

    stuurman/werktuigkundige voor de zeevisvaart SW4;

  • -

    stuurman/werktuigkundige voor de zeevisvaart SW5;

  • -

    stuurman/werktuigkundige voor de zeevisvaart SW6;

  • -

    stuurman grote zeilvaart;

  • -

    stuurman kleine zeilvaart;

  • -

    stoomvoortstuwing.

Artikel

69

Bij algemene maatregel van bestuur worden de beroepsvereisten bepaald voor de functies, tot welke de in artikel 68 genoemde getuigschriften en verklaringen toegang verlenen.

Hoofdstuk

8

Overgangsbepalingen

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

De documenten, houdende de minimum voorgeschreven bemanningssamenstelling met de functies van de bemanningsleden, die zijn afgegeven voor inwerkingtreding van deze wet, behouden hun geldigheid overeenkomstig de einddatum van het certificaat van deugdelijkheid waar zij bij behoren.

Artikel

73

Scheepsbeheerders van schepen, die zijn bemand overeenkomstig de modellen van het Besluit zeevaartdiploma’s en Hoofdstuk VII van het Schepenbesluit 1965 of het Bemanningseisenbesluit, waarvan de bemanningssamenstelling niet wordt gewijzigd na inwerkingtreding van deze wet, kunnen een beperkt bemanningsplan indienen bij de aanvraag van het eerste bemanningscertificaat.

Artikel

74

De geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, die zijn afgegeven voor inwerkingtreding van deze wet, behouden hun geldigheid overeenkomstig de daarop aangegeven einddatum.

Artikel

75

Op aanvragen voor bemanningsdocumenten, verklaringen van geschiktheid en bekwaamheid, monsterboekjes en geneeskundige verklaringen voor de zeevaart, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en op dat tijdstip nog in behandeling zijn, wordt besloten met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

76

Artikel

77

Bij algemene maatregel van bestuur worden de beroepsvereisten bepaald voor de functies, tot welke de in artikel 76, eerste lid, genoemde diploma’s toegang verlenen.

Hoofdstuk

9

Slotbepalingen

Artikel

78

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

79

Artikel

80

Wijzigt het Wetboek van Koophandel.

Artikel

81

WIjzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Artikel

82

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de volgende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van deze wet:

Artikel

83

Artikel 30 vervalt zes jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

84

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

85

Deze wet wordt aangehaald als: Zeevaartbemanningswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager