Dienst Basisregistraties van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te Assen;
e)
gebruiker:
persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een bedrijf voert ten aanzien waarvan een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 14 of 22 van de wet en die, onderscheidenlijk dat, landbouwgrond als bedoeld in artikel 2 of natuurterrein als bedoeld in artikel 2a in gebruik heeft.
Voor de toepassing van ‘de hoofdstukken III, IV en V, titel 3, en de daarop berustende bepalingen wordt, in zoverre in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel q, en derde lid, van de wet, onder de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond ook gerekend:
a.
in België of Duitsland, binnen 25 kilometer van de grens met Nederland gelegen landbouwgrond, die daadwerkelijk in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is en die:
1º
indien die grond in België is gelegen, tot het bedrijf behoort ingevolge eigendom of tot het bedrijf behoort blijkens registratie bij het Bureau Heffingen ingevolge artikel 2.2a van de Regeling keuring en handel dierlijke producten en registratie bij de Vlaamse Mestbank ingevolge artikel 30 van het Besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, en
2º
indien die grond in Duitsland is gelegen, tot het bedrijf behoort ingevolge eigendom of ingevolge een in Duitsland geregistreerde pachtovereenkomst;
b.
landbouwgrond die daadwerkelijk in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is en die tijdelijk in gebruik is gegeven overeenkomstig:
landbouwgrond die daadwerkelijk in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is en ter zake waarvan overeenkomstig artikel 3 een grondgebruiksverklaring is opgesteld en bij de Dienst Basisregistraties is ingediend.
Artikel
2a
Voor de toepassing van de hoofdstukken III, IV en V, titel 3, en de daarop berustende bepalingen wordt in zoverre in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel w, van de wet onder de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein ook gerekend natuurterrein dat daadwerkelijk bij het bedrijf in het kader van een normale bedrijfsvoering in gebruik is en ter zake waarvan overeenkomstig artikel 3 een grondgebruiksverklaring is opgesteld en bij de Dienst Basisregistraties is ingediend.
Artikel
3
1
De grondgebruiksverklaring wordt gesteld op het formulier, bedoeld in artikel 5d, eerste lid, van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet dat overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze, volledig en naar waarheid wordt ingevuld en door zowel de gebruiker als de eigenaar, onderscheidenlijk de erfpachter, vruchtgebruiker of pachter van de desbetreffende grond wordt ondertekend.
2
De gebruiker van de grond dient het formulier binnen dertig dagen na de datum waarop de grond blijkens het ingevulde formulier in gebruik is genomen in bij de Dienst Basisregistraties.
3
Indien het formulier niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn is ingediend, geldt als datum waarop de grond in gebruik is genomen de datum die is gelegen dertig dagen vóór de datum waarop het formulier door de Dienst Basisregistraties is ontvangen.
4
De grondgebruiksverklaring heeft betrekking op een periode van maximaal een jaar.
Artikel
4
De gebruiker overlegt desgevraagd door het Bureau Heffingen:
a)
indien sprake is van gebruik van de grond op basis van eigendom als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° en 2°: een afschrift van de akte van eigendom;
b)
indien sprake is van gebruik van bij de Vlaamse Mestbank geregistreerde grond als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°: een afschrift van de Verklaring eigen gebruik, zoals opgenomen in bijlage F bij de Regeling keuring en handel dierlijke producten;.
c)
indien sprake is van gebruik van de grond op basis van een geregistreerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 2°: een afschrift van de geregistreerde pachtovereenkomst;
onder 1°: een afschrift van een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet, en, in het geval dat dit plan voor de opgegeven grond is gewijzigd ingevolge artikel 193 of 194 van de Landinrichtingswet, het door de landinrichtingscommissie opgemaakte proces-verbaal, respectievelijk de door de rechter-commissaris vastgestelde wijziging van het plan,
onder 2° en 3°: een afschrift van een door de reconstructie- of herinrichtingscommissie afgegeven jaaropgave grondgebruik;.
e)
indien sprake is van gebruik van de grond als bedoeld in artikel 2, onderdeel c of het natuurterrein als bedoeld in artikel 2a: een door het Bureau Heffingen aan de gebruiker toegezonden bevestiging van registratie van het formulier.
Indien de gevraagde bescheiden niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan het Bureau Heffingen worden overgelegd, blijft ten aanzien van het desbetreffende bedrijf artikel 2 of artikel 2a buiten toepassing.
Artikel
5
Vervallen
Artikel
6
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landbouwgrond Meststoffenwet.
Artikel
7
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. vanAartsen