Besluit van 3 juli 1998, houdende nadere regels in het belang van een goede uitvoering van de Wet herstructurering varkenshouderij en regels omtrent de vermindering van het varkensrecht bij overgang (Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij)
e. andere dieren: dieren van andere in bijlage A bij de Meststoffenwet opgenomen diersoorten dan varkens, kippen en kalkoenen.
2
Voor de toepassing van artikel 2a wordt onder «overdracht» verstaan: overdracht als bedoeld in artikel 4, onderdeel c of d, van het Verplaatsingsbesluit Meststoffenwet.
Voor zover de hoogte van het varkensrecht en het fokzeugenrecht worden bepaald op grond van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het op grond van die regels bepaalde grondgebonden deel van het varkensrecht en het fokzeugenrecht, voor zover de artikelen 9 en 10 van de wet daarbij overeenkomstige toepassing vinden.
Artikel
2a
1
Indien de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in 1996 is verkleind als gevolg van een overdracht wordt voor de toepassing van de artikelen 15, eerste en tweede lid, en 16, tweede lid, van de wet alsmede van de artikelen 6 en 8 van dit besluit, onder het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, niet begrepen het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door het aantal hectaren waarmee de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in 1996 als gevolg van de overdracht is verkleind, te vermenigvuldigen met 125 kilogram fosfaat, dit product te verminderen met de hoeveelheid fosfaat waarmee het voor het bedrijf geldende niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen in 1996 op grond van artikel 55, vierde lid, onderdeel b, van de Meststoffenwet, en artikel 5, onderdelen a, b en c, van het Verplaatsingsbesluit Meststoffenwet, als gevolg van de overdracht is toegenomen, en de uitkomst hiervan te delen door 7,4 kilogram fosfaat.
Indien het varkensrecht overeenkomstig artikel 7 van de wet, onderscheidenlijk overeenkomstig paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, is bepaald, en de overdracht plaatsvond in 1996, onderscheidenlijk in 1995 of 1996, wordt voor de toepassing van de artikelen 15, eerste en tweede lid, en 16, tweede lid, van de wet alsmede van de artikelen 6 en 8 van dit besluit, onder het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, niet begrepen het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door het aantal hectaren waarmee de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond als gevolg van de overdracht is verkleind te vermenigvuldigen met 125 kilogram fosfaat, en dit product vervolgens te delen door 7,4 kilogram fosfaat.
Artikel
3
1
Voor de toepassing van de artikelen 15, tweede lid, en 17, derde lid, van de wet wordt de in een jaar gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond bepaald door de som van het aantal op de eerste dag van elke kalendermaand tot het bedrijf behorende hectares landbouwgrond te delen door twaalf.
2
Indien de artikelen 15, tweede lid, en 17, derde lid, van de wet op een andere datum dan 1 januari in werking treden, wordt in afwijking van het eerste lid in het desbetreffende jaar de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond bepaald voor het tijdvak dat bestaat uit het nog niet verstreken deel van het jaar naar de som van het aantal op de eerste dag van elke kalendermaand tot het bedrijf behorende hectares landbouwgrond, gedeeld door het aantal kalendermaanden waaruit dat tijdvak bestaat.
Artikel
4
Voor de toepassing van artikel 15, tweede lid, van de wet wordt, in zoverre in afwijking van artikel 3, bij de bepaling van de in het desbetreffende jaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond geen rekening gehouden met een binnen hetzelfde jaar plaatsvindende verkleining gevolgd door een vergroting van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voor zover de vergroting in omvang gelijk is aan de verkleining.
Artikel
4a
In afwijking van de in de artikelen 18, derde lid, en 20, tweede lid, van de wet genoemde percentages gelden, afhankelijk van het tijdstip waarop de in die artikelen bedoelde kennisgeving van overgang van het varkensrecht wordt gedaan, de volgende percentages:
–
40%, indien de kennisgeving in 1999 wordt gedaan;
–
60%, indien de kennisgeving na 1999 wordt gedaan.
Artikel
5
1
In afwijking van artikel 18, derde lid, van de wet vindt geen vermindering van het varkensrecht en het fokzeugenrecht plaats bij een samenvoeging van bedrijven indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden:
a.
de afstand tussen de stallen van de bedrijven die worden samengevoegd is niet groter dan 10 kilometer;
b.
op het moment waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet wordt gedaan, is ten minste één dezelfde persoon of rechtspersoon, of zijn verschillende personen waartussen bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat, gerechtigd tot de samen te voegen bedrijven ingevolge eigendom, een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst;
c.
met betrekking tot het voor de bij de samenvoeging betrokken bedrijven geldende mestproductierecht en pluimveerecht wordt tegelijk met de kennisgeving, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet een kennisgeving van verplaatsing, onderscheidenlijk een kennisgeving van overgang als bedoeld in artikel 58q, eerste lid, van de Meststoffenwet met betrekking tot de samenvoeging gedaan.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan onder stal: stal waarin een aantal varkens wordt gehuisvest dat overeenkomt met ten minste 35% van het voor het desbetreffende bedrijf geldende varkensrecht zoals dat gold op de dag vóór de samenvoeging, dan wel waarin een aantal kippen of kalkoenen, onderscheidenlijk andere dieren wordt gehuisvest dat in een kalenderjaar een hoeveelheid dierlijke meststoffen produceert van ten minste 35% van het pluimveerecht, onderscheidenlijk het mestproductierecht, zoals dat voor het desbetreffende bedrijf gold op de dag vóór de samenvoeging.
Artikel
5a
1
In afwijking van artikel 18, derde lid, van de wet vindt geen vermindering van het varkensrecht plaats indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a.
ten minste één en dezelfde persoon of rechtspersoon is ingevolge eigendom, een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst:
–
op het tijdstip van registratie van de kennisgeving, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet gerechtigd tot het bedrijf waarvan het varkensrecht afkomstig is en het bedrijf waarnaar het varkensrecht overgaat, en
–
gedurende een onafgebroken periode van ten minste twee jaar daarna gerechtigd tot het bedrijf waarnaar het varkensrecht overgaat;
b.
op het bedrijf waarvan het varkensrecht afkomstig is, is de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van varkens beëindigd op het tijdstip van registratie van de kennisgeving, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet;
c.
met betrekking tot het bedrijf waarvan het varkensrecht afkomstig is:
–
is de milieuvergunning gewijzigd overeenkomstig artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, zodanig dat het houden van varkens niet meer mogelijk is, of is de milieuvergunning, voorzover deze betrekking heeft op het houden van varkens, ingetrokken overeenkomstig artikel 8:26 van de Wet milieubeheer, of
–
is bij het bevoegd gezag een aanvraag voor de in het eerste gedachtestreepje bedoelde wijziging, onderscheidenlijk intrekking, van de milieuvergunning ingediend, naar aanleiding waarvan het bevoegd gezag binnen 1 jaar na het tijdstip van de registratie van de kennisgeving een beschikking tot wijziging, onderscheidenlijk beschikking tot intrekking, geeft. Binnen twee weken nadat deze beschikking is gegeven wordt hiervan aan het Bureau Heffingen kennis gegeven onder overlegging van een afschrift van deze beschikking.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de daar bedoelde persoon gelijk gesteld een bloed- of aanverwant van deze persoon in de eerste graad.
In afwijking van artikel 20, tweede lid, van de wet vindt geen vermindering plaats van het grondgebonden deel van het varkensrecht en het fokzeugenrecht.
Artikel
7
Indien in enig jaar registratie van een kennisgeving als bedoeld in artikel 30 van de wet heeft plaatsgevonden, wordt in het desbetreffende jaar voor de toepassing van artikel 15, eerste lid, van de wet ten aanzien van het desbetreffende bedrijf onder een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, verstaan: een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, dan het op de dag voorafgaande aan de registratie van de kennisgeving geldende varkensrecht, respectievelijk fokzeugenrecht, dat achtereenvolgens is vermenigvuldigd met het op het tijdstip van registratie in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf, en is vermeerderd met het op 31 december van het desbetreffende jaar geldende varkensrecht, respectievelijk fokzeugenrecht, dat is vermenigvuldigd met het sedert het tijdstip van de registratie in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf.
Indien de krachtens artikel 24 van de wet gestelde regels worden gewijzigd, kan bij die regels een termijn worden bepaald waarbinnen de in artikel 24, derde lid, van de wet bedoelde melding, in zoverre in afwijking van dat artikel, wordt gedaan.
Artikel
9
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1998.
Artikel
10
Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen