Besluit van 7 juli 1998, houdende Landbouwkwaliteitsregels voor zuivelproducten (Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten)
Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 23 juli 1997, nr. J. 977662, Directie Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Economische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 1997, nr. W11.97.0516);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 juni 1998, nr. J. 984971, Directie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
COKZ: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;
c.
zuivelproduct:
1e.
een product dat uitsluitend is verkregen uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van melk, en
2e.
een product dat is samengesteld uit melk, dat wil zeggen een product waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze producten;
d.
melk: het door het melken van één of meer koeien, geiten, schapen of buffelkoeien verkregen product, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;
e.
kaas: het product dat wordt verkregen door stremming van melk, waaraan al dan niet melkbestanddelen zijn toegevoegd of onttrokken, de verwijdering van wei en de rijping tot voor de consumptie gereed product;
f.
boerenkaas: kaas, waarin slechts op een veehouderijbedrijf gewonnen melk, al dan niet aangevuld met een ten hoogste gelijke hoeveelheid melk rechtstreeks afkomstig van en gewonnen op ten hoogste twee andere veehouderijbedrijven, op dat bedrijf wordt verwerkt en waarvan het woord «boeren» deel uitmaakt van de aanduiding, vermelding of voorstelling.
2
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder bereiden mede verstaan: de door Onze Minister bij de in artikel 2, tweede lid, bedoelde regels aangewezen vormen van behandeling van zuivelproducten of van bepaalde zuivelproducten, die de kwaliteit van deze producten in belangrijke mate kunnen beïnvloeden.
Artikel
2
1
Onze Minister kan voor een zuivelproduct bij ministeriële regeling merken, tekenen of bewijsstukken vaststellen.
2
Onze Minister kan bij ministeriële regeling eisen stellen met betrekking tot de kwaliteit van een zuivelproduct, waarvoor merken, tekenen of bewijsstukken als bedoeld in het eerste lid zijn vastgesteld. Deze eisen ten aanzien van het product kunnen betrekking hebben op:
a.
de inrichting en het gebruik van bedrijfsgebouwen en vervoermiddelen;
b.
het gebruik en verbruik van grondstoffen, hulpstoffen en toevoegingen;
c.
de be- of verwerkingswijze;
d.
het gebruik van machines, werktuigen en gereedschappen;
e.
de hoedanigheid en de verzorging;
f.
de vorm, afwerking, maat en gewicht;
g.
de aanduiding, de verpakking en de oorsprong;
h.
de hoedanigheid en het gebruik van verpakkingsmiddelen.
Artikel
3
Het is verboden een zuivelproduct dat voorzien is of bestemd is te worden voorzien van merken, tekenen of bewijsstukken als bedoeld in artikel 2, eerste lid, te bereiden of te verhandelen, tenzij het voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen.
Artikel
4
Een zuivelproduct, waarvoor een merk, teken of bewijsstuk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt gebruikt, is onderworpen aan een keuring volgens door Onze Minister bij de ministeriële regeling te stellen regels, om vast te stellen of het product voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen.
Artikel
5
1
Onze Minister kan ten behoeve van de keuring bij ministeriële regeling regels stellen inzake de methoden van monsterneming en onderzoek.
2
Onze Minister kan bij de in het eerste lid bedoelde regeling bepalen dat methoden van monsterneming en onderzoek als bedoeld in het eerste lid worden vastgesteld door een door hem aan te wijzen autoriteit.
Artikel
6
Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen over het vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben, het afleveren en gebruiken van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde merken, tekenen en bewijsstukken.
Artikel
7
Het is verboden merken, tekenen en bewijsstukken als bedoeld in artikel 2, eerste lid, te bezigen in strijd met het bij of krachtens dit besluit bepaalde.
Artikel
8
Vervallen
Artikel
9
Het is verboden voor levensmiddelen aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen te bezigen welke gelijken op merken, tekenen en bewijsstukken als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Artikel
10
Het COKZ is:
a.
belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels;
b.
belast met de in artikel 4 bedoelde keuring van producten, en
c.
bevoegd tot het uitreiken van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde merken, tekenen of bewijsstukken.
Artikel
11
Vervallen
Artikel
12
Vervallen
Artikel
13
Het is verboden voor kaas anders dan de kaas waarvoor krachtens artikel 2, eerste lid, merken, tekenen of bewijsstukken zijn vastgesteld, aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen te gebruiken die een zodanige gelijkenis vertonen met dat merk, teken of bewijsstuk dat daardoor verwarring kan ontstaan.
Artikel
14
1
Artikel 13 is niet van toepassing op producten die in een lidstaat van de Europese Unie of in een land dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn geproduceerd en aldaar rechtmatig in de handel zijn gebracht.
2
Artikel 13 is niet van toepassing op de plaatsing van goederen onder enige douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder a, d en f, van de verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302).
Artikel
15
1
Van het bij of krachtens dit besluit bepaalde kan Onze Minister vrijstelling en, op aanvraag, ontheffing verlenen.
2
Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen dat een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend door een door hem aan te wijzen autoriteit.
Artikel
16
Vervallen
Artikel
17
Het Landbouwkwaliteitsbesluit boterproducten, het Landbouwkwaliteitsbesluit kaasproducten en het Landbouwkwaliteitsbesluit poedervormige melkproducten worden ingetrokken.
Artikel
18
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1998.
Artikel
19
Dit besluit wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. G. Terpstra