Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen

Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen

De Staatssecretaris van Justitie,
Overwegende:
– dat er mede in verband met de mogelijkheid dat ten behoeve van een bepaalde categorie vreemdelingen aan wie met toepassing van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva 1997) opvang wordt geboden een tewerkstellingsvergunning wordt verleend, behoefte bestaat aan eenduidige regels voor de berekening van de eigen bijdrage in de kosten van de opvang;

Besluit:

Afdeling

I

De verstrekkingen

Artikel

1

Tot de aan de alleenstaande of het gezin feitelijk geboden verstrekkingen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 1997, worden gerekend:

  • a.

    de aan of ten behoeve van de alleenstaande of het gezin verstrekte financiële toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven en de in natura verstrekte maaltijden;

  • b.

    het onderdak in een opvangcentrum of de financiële toelage ten behoeve van de huisvesting buiten een opvangcentrum.

Artikel

2

De economische waarde per maand, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 1997, bedraagt:

  • a.

    van de verstrekkingen bedoeld in artikel 1, onder a: de toelage bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Rva 1997, die aan of ten behoeve van de alleenstaande of het gezin wordt of zou worden verstrekt voor het volledig zelf verzorgen van maaltijden, vermenigvuldigd met de factor 4,33;

  • b.

    van de verstrekkingen bedoeld in artikel 1, onder b: f 100,- voor een alleenstaande of eerste gezinslid, f 50,-, voor het tweede gezinslid en f 25,- per volgend gezinslid, vermenigvuldigd met de factor 4,33, tot een maximum van € 393,43.

Afdeling

II

De tegemoetkoming

Artikel

3

De tegemoetkoming bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 1997, is per maand gelijk aan de in aanmerking te nemen middelen van de alleenstaande of het gezin tot een maximum van de economische waarde van de verstrekkingen bedoeld in artikel 2.

Afdeling

III

De middelen

1

Algemeen

Artikel

4

Artikel

5

Bij de vaststelling van de middelen worden giften van instellingen en personen niet in aanmerking genomen voor zover dit, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van het verlenen van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5 van de Rva 1997, verantwoord is.

Artikel

6

De middelen worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van:

  • a.

    de daarover door de belanghebbende verschuldigde loonbelasting of inkomstenbelasting;

  • b.

    de daarover door de belanghebbende verschuldigde premies volksverzekeringen en ziekenfondspremie dan wel een inhouding die met een of meer van deze premies overeenkomt;

  • c.

    ten laste van de belanghebbende komende verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling en daarmee vergelijkbare regelingen; en

  • d.

    andere ten laste van de belanghebbende komende verplichtingen.

2

Het inkomen

Artikel

7

3

Het vermogen

Artikel

8

Onder het vermogen wordt verstaan:

  • a.

    de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin bij de aanvang van de opvang beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de op dat tijdstip aanwezige schulden;

  • b.

    de op grond van de in paragraaf 1 in aanmerking genomen middelen die worden ontvangen tijdens de periode waarover beroep op opvang wordt gedaan, voor zover deze geen inkomen zijn als bedoeld in artikel 7.

Artikel

9

Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen:

  • a.

    bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

  • b.

    het bij de aanvang van de opvang aanwezige vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de vermogensgrens als genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Rva 1997;

  • c.

    vermogen ontvangen tijdens de periode waarover beroep op opvang wordt gedaan, tot het bedrag dat het bij de aanvang van de opvang aanwezige vermogen minder bedroeg dan de vermogensgrens, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Rva 1997;

  • d.

    spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin opvang wordt geboden;

  • e.

    een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op de aard en de hoogte van de uitkering, vanuit een oogpunt van het verlenen van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5 van de Rva 1997, verantwoord is.

Afdeling

IV

Slotbepalingen

Artikel

11

Deze regeling treedt in werking de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

12

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen, afgekort als Reba.

De Staatssecretaris van Justitie, M.J.Cohen