Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
Mede namens de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij,

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

  • WVO:

    Wet op het voortgezet onderwijs;

  • wet:

    de Wet van 25 mei 1998 (Stb 337 ), houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs);

  • afdeling leerwegondersteunend onderwijs:

    een afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel IV, eerste lid, van de wet;

  • afdeling praktijkonderwijs:

    een afdeling voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, vijfde lid, artikel V, eerste lid, en artikel VIII, eerste lid, van de wet;

  • school voor praktijkonderwijs:

    een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, vijfde lid, artikel V, eerste lid, en artikel VIII, eerste lid, van de wet;

  • ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo:

    een afdeling voor praktijkonderwijs voortkomend uit het per 1 augustus 1998 in leerwegondersteunend onderwijs omgezet individueel voorbereidend beroepsonderwijs;

  • mavo:

    een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

  • vbo:

    een school voor voorbereidend beroepsonderwijs;

  • svo-school of -afdeling:

    een school of afdeling als bedoeld in artikel III, eerste en tweede lid, en artikel VII, eerste en tweede lid, van de wet;

  • ex svo:

    een svo-school of -afdeling die is omgezet in leerwegondersteunend of praktijkonderwijs

  • svo-leraren:

    de leraren van een svo-school of -afdeling

  • svo-leerlingen:

    de leerlingen van een svo-school of -afdeling.

  • anderstalige leerlingen:

    de leerlingen behorende tot culturele minderheidsgroepen en tot anderstalige leerlingen als bedoeld in de Regeling personele vergoeding culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO.

  • leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond:

    de leerlingen bedoeld in artikel 1 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, zoals dat op 31 juli 1998 luidde;

  • schoolsoortgroep:

    een schoolsoortgroep, genoemd in de ministeriële regeling op grond van artikel 85, vijfde lid, van de WVO.

Paragraaf

2

Bekostiging en rechtspositie afdeling leerwegondersteunend onderwijs en afdeling praktijkonderwijs

Artikel

2

Toepassing voorschriften WVO, deel I, op afdeling leerwegondersteunend onderwijs en afdeling praktijkonderwijs

Artikel

3

Grondslagen berekening omvang formatie afdeling leerwegondersteunend onderwijs (ex svo)

Artikel

4

Grondslagen berekening omvang formatie afdeling praktijkonderwijs (ex svo)

Artikel

5

Grondslagen berekening omvang formatie afdeling praktijkonderwijs (ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo)

Artikel

6

Besteding van vergoeding afdeling praktijkonderwijs (ex svo en ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo) overeenkomstig doel

Artikel

7

Verantwoording van de besteding van vergoeding afdeling praktijkonderwijs (ex svo en ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo)

Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven met betrekking tot de verantwoording van de besteding van de in artikel 6 bedoelde vergoeding ten behoeve van het praktijkonderwijs.

Artikel

8

Verhoging personele vergoeding lerarenformatie bij toename aantal leerlingen afdeling praktijkonderwijs (ex svo en ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo)

Artikel

9

Herberekening vergoeding voor personeelscategorie leraren bij aanzienlijke tussentijdse toename aantal leerlingen afdeling praktijkonderwijs (ex svo en ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo)

Paragraaf

3

Bekostiging en rechtspositie school voor praktijkonderwijs

Artikel

10

Toepassing voorschriften WVO, deel II, op een school voor praktijkonderwijs (ex svo)

Op een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel V, eerste lid, dan wel artikel VIII, eerste en tweede lid, van de wet, zijn ten aanzien van de bekostiging en rechtspositie de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens de WVO, deel II, wat betreft het voortgezet speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

Artikel

11

Toepassing WVO, deel I, op een school voor praktijkonderwijs met lumpsum (ex svo)

Artikel

12

Toepassing voorschriften WVO, deel I, op een school voor praktijkonderwijs (ex leerwegondersteunend onderwijs/ivbo)

Op een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, vijfde lid, van de wet zijn ten aanzien van de bekostiging en rechtspositie de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens de WVO, deel I, van toepassing met dien verstande dat:

Artikel

13

Verhoging personele vergoeding lerarenformatie bij toename aantal leerlingen school voor praktijkonderwijs

Artikel

14

Herberekening personele vergoeding lerarenformatie bij aanzienlijke tussen tijdse toename aantal leerlingen school praktijkonderwijs

Paragraaf

4

Samenvoeging van svo-scholen/afdelingen en vo-scholen

Artikel

16

Berekening aantal leerlingen op teldatum t-1 en t-2 t.b.v. de samengevoegde school

Artikel

17

Berekening gewogen gemiddelde leeftijd leraren op 1 oktober ten behoeve van het eerste schooljaar van de samenvoeging

Artikel

18

Exploitatiekosten vergoeding ten behoeve van de samengevoegde school met een afdeling leerwegondersteunend onderwijs (ex svo)

De vaststelling van de vergoeding voor de exploitatiekosten voor de school met een afdeling leerwegondersteunend onderwijs, voortkomend uit het speciaal voortgezet onderwijs, vindt voor het eerste schooljaar van de samenvoeging in afwijking van artikel 2, plaats op grond van de formule A + B, waarbij:

A = de voor de afzonderlijke school voor voortgezetonderwijs berekende exploitatiekosten vergoeding voor het schooljaar, indien er geen samenvoeging in dat schooljaar zou hebben plaatsgevonden,

B = de voor de svo-school of -afdeling berekende vergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding voor het kalenderjaar waarin de samenvoeging plaatsvindt. Dit bedrag kan in verband met prijsontwikkelingen worden verhoogd met het percentage voor de overige exploitatiekosten, dat voor dat schooljaar is vermeld in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel XV, derde lid, van de Wet van 27 februari 1992 (Stb 112 ).

Artikel

19

Berekening van de personele vergoeding voor het eerste jaar van de samenvoeging in verband met anderstalige leerlingen

De vaststelling van de vergoeding voor de personeelskosten van de samengevoegde school in verband met anderstalige leerlingen vindt, in afwijking van artikel 2, voor het eerste schooljaar van de samenvoeging plaats op grond van de formule A x Z, waarbij:

A =(B + C) x D, waarbij:

B= het aantal formatieplaatsen ten behoeve van het onderwijs aan svo-leerlingen met niet-Nederlandse culturele achtergrond dat berekend wordt voor de svo-school of -afdeling, indien deze school of afdeling in dat schooljaar niet zou zijn sameng evoegd. Dit aantal formatieplaatsen wordt berekend door het met toepassing van artikel 22b van het Formatiebesluit WEC berekende aantal formatierekeneenheden dat voor de svo-school of -afdeling wordt vastgesteld ten behoeve van het onderwijs aan leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, indien deze school of afdeling in dat schooljaar niet zou zijn samengevoegd:

  • 1.

    voor een scholengemeenschap voor (vwo)/havo/ mavo/vbo te delen door de factor 211.

  • 2.

    voor een scholengemeenschap (ath/vwo/lyceum)/ havo/mavo te delen door de factor 221.

  • 3.

    voor een school voor vbo of mavo, dan wel een scholengemeenschap voor vbo/mavo te delen door de factor 195.

De uitkomst van de deling wordt afgerond op vier decimalen, waarbij de vierde decimaal met 1 wordt verhoogd, indien de vijfde decimaal 5 of hoger is;

C= het ingevolge de vigerende bepalingen berekendeaantal formatieplaatsen in verband met anderstalige leerlingen van de afzonderlijke school voor voortgezet onderwijs exclusief de vigerende opslagpercentages, indien deze school in dat schooljaar niet zou zijn samengevoegd met een svo-school of -afdeling;

D= de voor het schooljaar van de samenvoeging vigerende opslagpercentages ten behoeve van de formatie anderstalige leerlingen, ingevolge artikel 4 van het Formatiebesluit W.V.O.;

Z= de vigerende gemiddelde personeelslast van de leraren die behoort bij de samengevoegde school.

Artikel

20

Instellingsaccountantscontrole van de cumi-telling en op leerlingenadministratie vereiste documenten

Voor het eerste schooljaar van de samenvoeging geldt bij de controle van de telling van de anderstalige leerlingen, in afwijking van de regeling administratie leerlinggegevens WVO, kenmerk CFI/FR-95/5648N (Uitleg OCenW-Regelingen 29, 29-11-1995), voor de groep leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, op grond waarvan de in artikel 19, onder B genoemde formatie wordt berekend, het volgende. De samengevoegde school moet met betrekking tot de gegevens van die groep leerlingen voldoen aan de bepalingen, zoals deze op 31 juli voorafgaand aan de samenvoeging ingevolge de WVO, deel II, van toepassing waren.

Voor de groep anderstalige leerlingen op grond waarvan de in artikel 19, onder C bedoelde formatie van de afzonderlijke school voor voortgezet onderwijs is berekend, blijven de voor schriften ingevolge de WVO, deel I, van toepassing.

Paragraaf

5

Aanvraag en voorwaarden personele lumpsum-vergoeding scholen voor praktijkonderwijs (ex-svo)

Artikel

21

Aanvraagprocedure personele lumpsum-vergoeding

Paragraaf

6

Voorschriften afdelingen en scholen voor leerwegondersteunend onderwijs (ex.ivbo)

Artikel

22

Aanpassing van de formatieformules leerwegondersteunend onderwijs

Paragraaf

7

Aanvullende vergoedingen

Artikel

23

Aanvullende personele vergoeding in verband met een afdeling leerwegondersteunend onderwijs of een afdeling praktijkonderwijs

Artikel

24

Aanvullende personele vergoeding school voor praktijkonderwijs

Artikel

25

Aanvullende vergoeding exploitatiekosten school voor praktijkonderwijs

Aan een school voor praktijkonderwijs die is ontstaan met toepassing van artikel V of artikel VIII van de wet wordt een aanvullende vergoeding voor exploitatiekosten toegekend van € 11.344,51. Deze aanvullende vergoeding wordt toegekend in het eerste schooljaar na de toepassing van artikel V of VIII van de wet.

Paragraaf

8

Slotbepalingen

Artikel

26

Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel

27

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na plaatsing in Uitleg OCenW-regelingen en werkt wat betreft artikel 22 terug tot 1 augustus 1998.

Artikel

28

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs.

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappendrs. K.Y.I.J.Adelmund

Bijlage

bij paragraaf 4,

Artikel

15

Berekening en vaststelling overgangsbudget in het kader van de samenvoeging van svo-scholen/afdelingen en vo-scholen.

I

Inleiding

Deze bijlage bevat de wijze van vaststelling van een overgangsbudget in verband met sa menvoegingen die op 1 augustus 1999, respectievelijk 1 augustus 2000, 2001 en 2002 plaatsvinden.

In onderdeel II van deze bijlage worden de bekostigingstechnische elementen genoemd waarmee het overgangsbudget wordt berekend. De bekostiging en het overgangsbudget hebben tot doel opheffingen van betrekkingen door de samenvoeging te voorkomen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Gezamenlijke afspraken ’Over de zorgverbreding in het Voortgezet Onderwijs’ uit het zogenoemde Technisch Overleg (VO/BJA/ 1997/9411 van 25 juni 1997), die luidden dat het departement de schoolbesturen financieel in staat stelt om te voldoen aan de salaris- en werkgelegenheidsgarantie. Het overige deel van de bekostiging waarmee zorg gedragen wordt voor deze garantie is onder meer neergelegd in de extra vaste formatieplaatsen die structureel verstrekt worden aan het bevoegd gezag van de samenvoegde school. Het Technisch Overleg is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Organisaties voor bestuur en management, de Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs (VVO), de vakorganisaties, de landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs, de Landelijke Werkverbanden en het Ministerie van Onder wijs, Cultuur en Wetenschappen.

Onderdeel III (procedure) gaat over de wijze waarop het overgangsbudget aan de school bekend wordt gemaakt.

II

Bekostigingsbasis en berekening overgangsbudget bij samenvoeging op 1 augustus 1999, respectievelijk 1 augustus 2000, 2001 en 2002.

II.1

Bekostigingsbasis.

De vaststelling van de vergoeding van een op 1 augustus 1999, respectievelijk 1 augustus 2000, 2001, of 2002 door samenvoeging ontstane school of scholengemeenschap geschiedt wat betreft het personele deel ingevolge het Formatiebesluit W.V.O., deel I. Daarbij worden wat betreft het aantal formatieplaatsen in verband met een afdelingvoor leerweg ondersteunend onderwijs, artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van paragraaf 2, de artikelen 16, eerste en tweede lid, 17 en 19 van paragraaf 4 van de onderhavige regeling in acht geno men. In verband met een afdeling voor praktijkonderwijs worden artikel 2, tweede lid, en artikel 4 van paragraaf 2 en de artikelen 16, eerste en derde lid, 17 en 19 van paragraaf 4 van de onderhavige regeling in acht genomen.

II.2

Berekeningswijze van het personele overgangsbudget

II.2.1

Verschil in personele bekostiging voor en na de fusie

De vaststelling van het eenmalig vast te stellen personele overgangsbudget van een op 1 augustus door samenvoeging ontstane vo-school of scholengemeenschap met een afdeling leerwegondersteunend onderwijs of afdeling praktijkonderwijs geschiedt volgens de for mule: (A + B) – C = D waarbij:

A = De personele uitgaven van de bij de samenvoegingbetrokken svo-school, of -afdeling in het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging. Deze uitgaven zijn de som van:

  • De loonkosten van het desbetreffende schooljaar. De loonkosten worden door CASO gemeten gedurende het schooljaar voorafgaand aan de datum van samen voeging. De svo-scholen en -afdelingen die niet bij CASO zijn aangesloten, dienen de loonkosten over dat schooljaar zelf op te geven conform een opgave die in de desbetreffende publicatie over de CASO-meting is opgenomen;

  • Het bedrag van de verzilverde formatierekeneenheden. Het betreft het bedrag dat gedurende het schooljaar voorafgaand aan de datum van samenvoeging met de verzilverde formatierekeneenheden gepaard gaat;

  • Het schoolbudget, zoals is vastgelegd in paragraaf 4, onder de letters A tot en met D van de regeling van 8 oktober 2001 (Gele katern 2001, 25), dat de svo-school of -afdeling in het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging heeft ontvangen.

B = Het budget voor personele uitgaven van de bij de samenvoeging betrokken vo-school dat gedurende het schooljaar voorafgaand aan de datum van samenvoeging aan de vo-school is verstrekt. Dit budget betreft de personele vergoeding inclusief de aanvullende vergoeding ten behoeve van de anderstalige leerlingen en het nascholingsbudget dat de vo-school gedurende het schooljaar voorafgaand aan de samenvoeging heeft ontvangen.

C = Het budget voor personele vergoeding dat de samengevoegde vo-school zou hebben ontvangen, indien de samenvoeging in het schooljaar voorafgaand aan de daadwerkelijke samenvoeging (het zogenoemde semi-fusie-jaar) plaats zou hebben gevonden. Het budget betreft de personele vergoeding inclusief het vast aantal extra formatie plaatsen en wordt verder aangeduid als semi-fusie-budget. Voor de school wordt het semi-fusie-budget berekend met:

  • de som van het aantal leerlingen van het svo en vo op 1 oktober van het eerste schooljaar voorafgaand aan het semi-fusie-jaar (t- 1 ) en de som van het aantal leerlingen van het svo en vo op 1 oktober in het tweede schooljaar voorafgaand aan het semi-fusie-jaar (t- 2 );

  • de ratio’s voor de personeelsformatie directie en onderwijsondersteunend personeel vermeld in artikel 3, tweede en vierde lid, van het Formatiebesluit W.V.O;

  • de ratio voor de personeelsformatie leraren, waarbij voor de leerlingen leerwegondersteunend onderwijs wordt uitgegaan van de ratio vermeld in artikel 3, tweede lid, en voor de leerlingen praktijkonderwijs van de ratio vermeld in artikel 4, tweede lid, van de onderhavige ministeriële regeling en voor de overige leerlingen de ratio vermeld in artikel 3, derde lid, van het Formatiebesluit W.V.O. voor de desbe treffende leerlingen;

  • het vast aantal formatieplaatsen voor de school of scholengemeenschap vermeld in artikel 2 van het Formatiebesluit W.V.O;

  • het vast aantal extra formatieplaatsen, vermeld in artikel 3, eerste lid, voor de afdeling leerwegondersteunend onderwijs en voor de afdeling praktijkonderwijs het aantal vermeld in artikel 4, eerste lid, van de onderhavige ministeriële regeling;

  • de voor de school van toepassing zijnde gemiddelde personeelslast (gpl) van de desbetreffende personeelscategorieën. De gpl voor de leraren wordt aangepast voor de gewogen gemiddelde leeftijd. De berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd geschiedt overeenkomstig de Regeling gewogen gemiddelde leeftijd (voor het schooljaar 1998-1999 betreft dit artikel 1, derde lid, van de regeling van 27 februari 1998, kenmerk VO/FB-1998/7449, OCenW-Regelingen 1998, nr 7.) Hierbij geldt voor een samenvoeging per 1 augustus 1999 waarbij een afdeling svo betrokken is, het volgende.

    De leeftijd en betrekkingsomvang van de leraren van de svo-afdeling kunnen op 1 oktober 1997 nog niet afzonderlijk worden vastgesteld. Op die datum kunnen alleen de desbetreffende gegevens van de totale sovso-school worden gemeten. Om bij de berekening van het overgangsbudget uit te kunnen gaan van de juiste gewogen gemiddelde leeftijd, dient het bestuur van de (voormalige) sovso-school in dit geval in de terugmeldingsprocedure de gegevens aan te passen, in die zin dat uitsluitend de gegevens van de leraren van de svoafdeling op 1 oktober 1997 worden vermeld. Deze gegevens dienen te worden geretourneerd met een goed keurende accountantsverklaring.

  • de formatie voor de anderstalige leerlingen. Deze formatie wordt berekend overeenkomstig artikel 19 van de onderhavige ministeriële regeling, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van het aantal beschikbaar gestelde formatieplaatsen ten behoeve van de anderstalige leerlingen van de school voor vo in het semi-fusie-jaar en het aantal beschikbaar gestelde formatierekeneenheden van het svo ten behoeve van de leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond in het semi-fusie-jaar.

  • het nascholingsbudget dat de school zou hebben ontvangen, indien de samenvoeging in dat schooljaar zou hebben plaatsgevonden.

D = het overgangsbudget waarin tevens zijn verwerktincidentele loonontwikkelingen en algemene salarismaatregelen op de datum van de samenvoeging.

II.2.2

Afbouw en opbouw van het berekende verschil voor en na de fusie

Het met toepassing van II.2.1 berekende verschil in de personele bekostiging (D) kent een gevarieerd opbouw en afbouw traject. Dit traject is als volgt.

  • Indien D als bedoeld onder II.2.1 kleiner is dan nul is er sprake van een structurele vooruitgang in de personele bekostiging. Het berekende verschil D wordt in het eerste, tweede, derde en vierde jaar van en na de samenvoeging voor respectievelijk 100%, 66%, 33% en 0 % in mindering gebracht op de structurele bekostiging van de desbetreffende schooljaren;

  • Indien D als bedoeld onder II.2.1 groter is dan nul is er sprake van een structurele achteruitgang. Het berekende verschil D wordt in het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde jaar van en na de samenvoeging voor respectievelijk 100%, 80%, 60%, 40%, 20% en 0% toegevoegd aan de structurele bekostiging van de desbetreffende schooljaren.

III

Procedure

Om voor de vergoeding als bedoeld in deze regeling, in aanmerking te komen, behoeft het schoolbestuur geen (afzonderlijke) aanvraag in te dienen. De directie CFI van het ministerie voert de berekeningen uit en voegt -voor zover van toepassing- het budget als bedoeld onder II.2 toe aan de voor de nieuwe school berekende lumpsum-bekostiging.

Voor de scholen die een vermindering op het budget zullen ondergaan, voert de directie CFI eveneens de berekening uit en brengt jaarlijks het eenmalig berekendebedrag in mindering op de voor de nieuwe school jaarlijks berekende lumpsum-vergoeding