Besluit van 17 november 1998, houdende uitvoering van titel 12.1 van de Wet milieubeheer (Besluit milieuverslaglegging)
Besluit milieuverslaglegging
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 september 1998, nr. MJZ 98082053, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1998, nr. W08.98.0421);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 november 1998, nr. MJZ98112022, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Als categorieën van gevallen waarin inrichtingen ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, als bedoeld in artikel 12.1, tweede lid, van de wet, worden aangewezen de in bijlage I genoemde categorieën.
Artikel
3
1
In het overheidsverslag worden, voorzover voor de betrokken inrichting relevant, de onderwerpen behandeld en gegevens vermeld, die zijn aangegeven in bijlage II.
2
Kwantitatieve gegevens worden vermeld als jaarvrachten voor de gehele inrichting. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin kan bij regeling van Onze Ministers voor daarbij aangegeven kwantitatieve gegevens worden bepaald dat deze tevens op een andere daarbij aangegeven wijze worden vermeld, indien dit naar hun oordeel is vereist met het oog op:
a.
de vaststelling van het door bestuursorganen te voeren milieubeleid en de controle op de voortgang van de uitvoering van dat beleid, of
b.
de uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
3
Kwantitatieve gegevens worden voorzien van een toelichting, indien dit voor een goed begrip van die gegevens noodzakelijk is.
4
Kwantitatieve gegevens komen op zorgvuldige en verifieerbare wijze met behulp van een bij de inrichting gedocumenteerd meet- en registratiesysteem tot stand.
5
Bij regeling van Onze Ministers kunnen modellen worden vastgesteld voor het opstellen van overheidsverslagen. Indien de eerste volzin toepassing vindt, wordt voor ieder model in ieder geval aangegeven:
a.
voor welke categorie van de in bijlage I aangewezen gevallen het betrokken model geldt, en
b.
welke gegevens bij welk onderwerp tenminste in het verslag worden vermeld.
6
Bij de regeling, bedoeld in het vijfde lid, kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid.
7
Een bestuursorgaan kan bij het aanbrengen van beperkingen of het verbinden van voorschriften aan een vergunning bepalen dat daarbij aangegeven andere gegevens dan vermeld in bijlage II, onder 1 tot en met 13, in het overheidsverslag worden vermeld, dan wel dat de overeenkomstig het tweede tot en met het zesde lid te verstrekken kwantitatieve gegevens daarin op een andere daarbij aangegeven wijze worden vermeld. Van deze bevoegdheid wordt uitsluitend gebruik gemaakt in gevallen waarin dat redelijkerwijs nodig is met het oog op:
a.
het bepalen van de mate waarin de betrokken inrichting of een onderdeel daarvan in het bijzonder nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, of
Een bestuursorgaan kan bij het aanbrengen van beperkingen of het verbinden van voorschriften aan een vergunning nadere eisen stellen met betrekking tot de behandeling in het overheidsverslag van het in bijlage II, onder 14, genoemde onderwerp, en het bepaalde in het vierde lid.
Artikel
3a
Indien degene die de betrokken inrichting drijft, ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR rapportageplichtig is, worden in afwijking van artikel 3, eerste lid, en punt 2 van bijlage II, met betrekking tot het verslagjaar in het overheidsverslag:
a.
niet de onderwerpen 1 tot en met 6 uit de in bijlage II opgenomen tabel behandeld voor zover over die onderwerpen reeds ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR wordt gerapporteerd;
b.
geen gegevens vermeld voor zover die gegevens reeds ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR worden verstrekt.
Artikel
3b
Indien met toepassing van artikel 3, zevende lid, bij het verbinden van voorschriften aan een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de wet of artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is bepaald dat daarbij aangegeven andere gegevens dan vermeld in bijlage II, onder 1 tot en met 13, in het overheidsverslag worden vermeld, blijven die voorschriften met betrekking tot het verslagjaar buiten toepassing voor zover die gegevens reeds ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR worden verstrekt.
Artikel
4
1
Een bestuursorgaan kan aan een vergunning voorschriften verbinden tot het overleggen van andere rapportages dan het overheidsverslag, uitsluitend indien dat redelijkerwijs nodig is om gegevens te verkrijgen die niet met de daartoe nodige frequentie in het overheidsverslag kunnen worden opgenomen, met het oog op:
a.
het bepalen van de mate waarin de betrokken inrichting of een onderdeel daarvan in het bijzonder nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, of
Indien voorschriften aan een vergunning worden verbonden als bedoeld in het eerste lid, wordt in de motivering van het besluit aangegeven waarom aan artikel 3, zevende lid, geen toepassing wordt gegeven.
Artikel
4a
Indien met toepassing van artikel 4, eerste lid, aan een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de wet of artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een voorschrift is verbonden als in dat lid bedoeld, blijft dat voorschrift met betrekking tot het betrokken verslagjaar buiten toepassing voor zover de betrokken gegevens reeds ingevolge artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR worden verstrekt.
Artikel
5
1
Het bestuursorgaan brengt de vergunning voor een inrichting die behoort tot een in bijlage I aangewezen categorie van gevallen, voor 1 januari 2004 in overeenstemming met artikel 4, eerste lid.
2
Tot het tijdstip waarop de betrokken vergunning met artikel 4, eerste lid, in overeenstemming is gebracht, doch uiterlijk tot 1 januari 2004, zijn dat artikellid en artikel 3, eerste lid, in samenhang met bijlage II, onderwerp 14, niet van toepassing.
Artikel
5a
Een wijziging van de richtlijn, genoemd in bijlage I, onderdeel 22, gaat voor de toepassing van dat onderdeel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Artikel
6
Wijzigt het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A.
Artikel
7
Wijzigt het Besluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen.
Artikel
8
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van:
a.
artikel 6 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000 en
b.
artikel 7 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2004.
Artikel
9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit milieuverslaglegging.
Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Bijlage
I
behorende bij artikel 2 van het Besluit milieuverslaglegging
In deze bijlage wordt verstaan onder:
a.
thermisch vermogen: de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstoffen die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;
b.
productie-, verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit:
1°.
de in de vergunning voor de betrokken inrichting omschreven productie-, verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit, onderscheidenlijk
2°.
indien een vergunning geen omschrijving als bedoeld onder 1° bevat: de maximale productie-, verwerkings-, waterverdampings- of smeltcapaciteit van de in de betrokken inrichting opgestelde installaties en voorzieningen;
c.
jaarproductie: de totaal gerealiseerde productie over het kalenderjaar, voorafgaand aan het verslagjaar.
3. Electriciteitscentrales voor zover het betreft inrichtingen waarin brandstoffen worden verstookt in één of meerdere installaties, met in totaal een thermisch vermogen van 300 Mw of meer.
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 100 000 ton of meer.
6. Inrichtingen voor het vervaardigen van:
a.
producten voor gewasbescherming en biociden,
b.
farmaceutische producten, die via een chemisch of biologisch procédé totstandkomen, of
c.
explosieven
met een verwerkings- of productiecapaciteit van 20 000 ton per jaar of meer.
7. Inrichtingen bestemd voor het bewerken of verwerken van chemische producten, met inbegrip van elastomeren, peroxiden, alkenen en stikstofverbindingen met een productiecapaciteit van 50 000 ton per jaar of meer.
voor het smelten van non-ferrometalen of legeringen daarvan met een productiecapaciteit van 15 000 ton per jaar of meer en een jaarproductie van 5000 ton of meer,
–
voor het gieten van ijzer met een jaarproductie van 5000 ton of meer, of
–
voor het gieten van non-ferrometalen met een jaarproductie van 4000 ton of meer.
18. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder a, met een jaarproductie voor het vervaardigen of assembleren van 10 000 of meer automobielen of motoren voor automobielen.
19. Inrichtingen die behoren tot de categorie van inrichtingen die is genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, onder 13.3, onder b, voor zover het betreft scheepswerven met een doklengte van 200 meter of meer, waar straal- of conserveringswerkzaamheden in de open lucht plaatsvinden.
22. Inrichtingen waarin zich een verbrandingsinstallatie bevindt als bedoeld in artikel 12, tweede lid, eerste volzin, van richtlijn nr. 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332).
1. In het overheidsverslag worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
a.
de naam en de SBI-code van de inrichting, en
b.
de naam van de functionaris die ten aanzien van het overheidsverslag voor het bevoegd gezag als aanspreekpunt optreedt.
2. Bij de behandeling van de onderwerpen 1 tot en met 14 worden de daarbij behorende gegevens opgenomen, zoals aangegeven in onderstaande tabel.
3. Bij de behandeling van de onderwerpen 1 tot en met 7 worden telkens mede gegevens opgenomen over:
a.
de in het verslagjaar getroffen maatregelen en aangebrachte voorzieningen gericht op reductie van de betreffende milieubelasting, en
b.
de in het eerstvolgende verslagjaar te treffen maatregelen en aan te brengen voorzieningen en de verwachte reducties van de betreffende milieubelasting.
4. Bij de behandeling van de onderwerpen 8 tot en met 11 worden telkens medegegevens opgenomen over de in het eerstvolgende verslagjaar te treffen maatregelen en aan te brengen voorzieningen gericht op reductie van de betreffende milieubelasting.
1. klimaatverandering
*
verbruik en emissies naar de lucht van stoffen die de ozonlaag aantasten of het broeikaseffect versterken,
*
energieverbruik en verbetering van energie-efficiency
2. verzuring
emissies naar de lucht van verzurende stoffen
3. verspreiding naar de lucht
emissies naar de lucht van:
*
stoffen of stofgroepen waarvoor milieubeleid of milieubeleidsdoelstellingen zijn vastgesteld in het nationaal milieubeleidsplan dan wel in het nationaal milieuprogramma zoals die gelden in het betreffende verslagjaar,
directe en indirecte lozingen in het oppervlaktewater van:
*
stoffen of stofgroepen waarvoor milieubeleid of milieubeleidsdoelstellingen zijn vastgesteld in de Nota Waterhuishouding, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding, in het nationaal milieu-beleidsplan dan wel in het nationaal milieuprogramma zoals die gelden in het betreffende verslagjaar,
directe en indirecte lozingen in het oppervlaktewater van stikstof en fosfor
6. beheer van afvalstoffen en afvalwater
*
afvoer uit de inrichting van procesafhankelijke en procesonafhankelijke, niet-gevaarlijke afvalstoffen,
*
afvoer uit de inrichting van gevaarlijke afvalstoffen,
*
mate van nuttige toepassing van de afvalstoffen,
*
beheer van afvalstoffen binnen de inrichting door verbranding of storten,
*
zuivering van afvalwater binnen de inrichting en het beheer van daarbij vrijgekomen zuiveringsslib
7. verdroging
*
verbruik van en toepassingen van water,
*
waterbalans
8. bodembescherming en bodemsanering
in het verslagjaar:
*
uitgevoerde risico-analyses bodemverontreiniging door bedrijfsactiviteiten,
*
vastgestelde en uitgevoerde bodembeschermende maatregelen,
*
uitgevoerd inventariserend onderzoek,
*
uitgevoerd nader onderzoek,
*
uitgevoerde saneringen
9. verstoring door geluid
de voortgang in het verslagjaar van de uitvoering van eventuele noodzakelijke geluidsaneringsmaatregelen
10. verstoring door geur
de voortgang in het verslagjaar van de uitvoering van eventuele noodzakelijke maatregelen ter voorkoming en beperking van geurhinder, onder andere gericht op het voldoen aan de aanpak van geurhinder, beschreven in de NER
11. externe veiligheid
de voortgang in het verslagjaar van de uitvoering van maatregelen om zware ongevallen te voorkomen of de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken, voor zover die maatregelen met het oog op het beperken van de risico's van zware ongevallen van belang zijn en in verband daarmee zijn opgenomen in een rapport inzake de externe veiligheid als bedoeld in artikel 4 van het Besluit risico's zware ongevallen of een veiligheidsrapport als bedoeld in artikel 10 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, dan wel voor zover die maatregelen voortvloeien uit toepasselijke CPR-richtlijnen en niet zijn voorgeschreven in de vergunning op grond van de Wet milieubeheer
12. bedrijfsinterne milieuzorg
*
voor zover in de inrichting een milieuzorgsysteem is of wordt ingevoerd:
–
de voortgang in het verslagjaar van de verdere ontwikkeling respectievelijk de invoering van dat systeem, waaronder eventuele interne en externe audits en certificatie, en
–
de maatregelen en voorzieningen die het eerstvolgende verslagjaar met betrekking tot het milieuzorgsysteem worden uitgevoerd,
*
opbouw en functioneren in het verslagjaar van meet- en registratiesysteem, voorziene wijzigingen in het eerstvolgende verslagjaar,
*
voor zover in de inrichting gewerkt wordt aan de continue verbetering van de milieuprestaties: de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de continue verbetering van de milieuprestaties in het verslagjaar en in het eerstvolgende verslagjaar;
*
de gerealiseerde en voorziene uitvoering en eventuele wijzigingen van het bedrijfsmilieuplan, energiebeleidsplan en energiebesparingsplan in het verslagjaar en in het eerstvolgende verslagjaar; nieuw geformuleerde of andere milieubeleidsvoornemens buiten het kader van één van die plannen in het verslagjaar en in het eerstvolgende verslagjaar,
*
incidenten, significante storingen en andere ongewone voorvallen en klachten en de afhandeling daarvan in het verslagjaar
13. milieurelevante, externe ontwikkelingen
veranderingen in de organisatie of de financieel-economische situatie van de inrichting of het bedrijf waartoe de inrichting behoort of in de bedrijfsvoering in het verslagjaar die van invloed zijn geweest op de milieubelasting, de milieumaatregelen, of – voor zover aanwezig – het milieuzorgsysteem
14. milieuvergunningen
*
gegevens als bedoeld in artikel 3, zevende lid, over het verslagjaar met betrekking tot voorschriften, verbonden aan de vergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, voor zover deze gegevens niet reeds bij de behandeling van de andere onderwerpen zijn vermeld,
*
gerealiseerde of voorziene veranderingen in de bedrijfsvoering in het verslagjaar respectievelijk in het eerstvolgende verslagjaar die hebben geleid of leiden tot een wijziging van de vergunning of tot een melding bij het bestuursorgaan