Subsidieregeling Kennisuitwisseling Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

c.
instelling:

een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, artikel 1.4.1, of artikel 1.4.1a van de wet, of een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van de wet, of een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;

d.
landelijk orgaan:

een landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet;

e.
onderwijsondersteunende instelling:
f.
ondernemer:

een natuurlijke persoon voor wiens rekening of mede voor wiens rekening een onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt gedreven, dan wel een rechtspersoon in de zin van artikel 3, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

g.
brancheorganisatie:

een niet-publiekrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak, daaronder niet begrepen de primaire landbouw en visserij of een samenhangend deel daarvan, en die niet bedrijfsmatig werkzaam is;

h.
een project:

een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2;

i.
consortium:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van een instelling, een ondernemer, een brancheorganisatie, een representant van een regionale bundeling van bedrijven, een kennisinstelling, een landelijk orgaan of een onderwijsondersteunende instelling, waarvan tenminste een instelling en een ondernemer of brancheorganisatie uit het afnemend bedrijfsleven deel uit maken;

j.
aanvrager:

het bevoegd gezag van een instelling of landelijk orgaan of het bevoegde orgaan van een brancheorganisatie dat namens het consortium de subsidieaanvraag indient en na goedkeuring van het project als subsidieontvanger optreedt;

k.
samenwerkingsovereenkomst:

een door de bevoegde organen van de leden van het consortium ondertekend document afkomstig van de daarin genoemde aanvrager, waaruit het voornemen van het consortium blijkt van gezamenlijke uitvoering voor gezamenlijke rekening, van een op de doelstelling van deze regeling gericht project;

l.
Senter:

het agentschap van het Ministerie van Economische Zaken waar de uitvoering van de regeling is ondergebracht;

m.
co-financiering:

de bijdrage aan de kosten van het project door het consortium of door derden die niet bij de uitvoering van het project betrokken zijn;

n.
apparaatskosten:

kosten ten behoeve van de uitvoering van de regeling;

p.
subsidie:

het bedrag, bedoeld in artikel 2.2.3, derde lid, van de wet, dat als aanvullende bekostiging aan de rijksbijdrage wordt toegevoegd ingeval het een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, in artikel 12.3.8 of in artikel 12.3.9 van de wet betreft, of, het bedrag, dat op grond van artikel 2.7 van de wet als subsidie wordt toegekend ingeval het een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 of in artikel 1.4.1a van de wet, een landelijk orgaan, of een brancheorganisatie betreft.

Artikel

2

Doelstelling van de regeling en de projecten

Het doel van de regeling is het verstrekken van een subsidie ter stimulering van projecten die gericht zijn op het tot stand brengen van nieuwe vormen van kennisuitwisseling tussen het beroepsonderwijs en het afnemend bedrijfsleven. Deze kennisuitwisseling moet resulteren in de ontwikkeling en implementatie van innovatieve leermiddelen/methoden of daarmee vergelijkbare instrumenten voor bestaande beroepsopleidingen die de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de beroepspraktijk verbeteren.

Artikel

4

Adviescommissie

Hoofdstuk

2

Subsidieverstrekking

Artikel

5

Vaststelling subsidieplafond

Artikel

6

Aanvraag van subsidie

Artikel

7

Criteria ter beoordeling van het project

De beoordeling van een project gebeurt op grond van onderstaande criteria:

  • a.

    het project is gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2;

  • b.

    het project wordt uitgevoerd door een consortium dat over de vereiste deskundigheid beschikt om het project succesvol te kunnen uitvoeren, waarbij in voldoende mate de betrokkenheid van docenten en praktijkbegeleiders en het management en de dagelijkse leiding van de instellingen en de vertegenwoordigingen van het bedrijfsleven verzekerd is;

  • c.

    het projectvoorstel bevat de afspraken die de leden van het consortium hebben vastgelegd omtrent het na afloop van het project onderhouden en op peil houden van de ontwikkelde projectopbrengsten;

  • d.

    door de aanvrager is co-financiering gegarandeerd tot een bedrag dat tenminste gelijk is aan 50% van de kosten van het project;

  • e.

    de voorgestelde opbrengst van het project is duidelijk en concreet beschreven en controleerbaar;

  • f.

    het projectvoorstel bevat een beschrijving van de mogelijkheden van een brede toepasbaarheid van de opbrengst;

  • g.

    Het projectvoorstel bevat een beschrijving van de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project totstandkomt, waaronder in ieder geval de verspreiding van de projectopbrengsten via BVE-net en Kennisnet.

  • h.

    de projectuitvoering is duidelijk en concreet beschreven en voldoet aan eisen van kwaliteit en soliditeit;

  • i.

    de projectuitvoering start binnen zes maanden na verlening van de subsidie;

  • j.

    de hierboven genoemde voorwaarden zijn evenwichtig en op een duidelijke en heldere wijze in het projectplan uitgewerkt en onderling afgestemd, en

  • k.

    de aanvrager stemt in met de voorwaarden die de minister stelt met betrekking tot informatieverschaffing, verantwoording, verslaglegging en intrekking of wijziging van de subsidie.

Artikel

8

Indiening en beslissing

Artikel

9

Advisering

Artikel

10

Afwijzing

Artikel

11

Verdelingsmaatstaf

Artikel

12

Verplichtingen consortium

Artikel

13

Voorschotten

Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld, verleent de minister voorschotten op de subsidie volgens de volgende verdeling:

  • a.

    het eerste voorschot wordt uitgekeerd binnen vier weken na de subsidieverlening en bedraagt veertig procent van de verleende subsidie,

  • b.

    het tweede voorschot wordt uitgekeerd na voltooiing van de ontwikkelingsfase, mits de tussenrapportages, bedoeld in artikel 12, zesde lid, positief zijn beoordeeld, en bedraagt veertig procent van de verleende subsidie, en

  • c.

    het derde voorschot wordt uitgekeerd na goedkeuring van het verslag van de projectactiviteiten en ontvangst van het financieel verslag, bedoeld in artikel 12, negende lid, met goedkeurende verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 12, tiende lid, en bedraagt twintig procent van de verleende subsidie.

Artikel

14

Besteding subsidie

Artikel

15

Vaststelling subsidie

De minister geeft een beschikking tot vaststelling van de subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidie-vaststelling, bedoeld in artikel 12, zevende lid, dan wel drie maanden nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling of binnen drie maanden na het verstrijken van de in de eerste volzin bedoelde termijn, kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Hoofdstuk

3

Slotartikelen

Artikel

16

Publicatie

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst en verschijnt als voorlichtingspublicatie in Uitleg OCenW-Mededelingen.

Artikel

17

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Artikel

18

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Kennisuitwisseling Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L.M.L.H.A.Hermans