Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 10 van Richtlijn 96/49/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (PbEG L 235), op artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 en op artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

Artikel

1

Artikel

2

Bij deze regeling behoren drie bijlagen:

  • a.

    bijlage 1: grondgebied over de spoorweg, zijnde de Nederlandse vertaling van het RID; voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen op Nederlands

  • b.

    bijlage 2: voorschriften in afwijking van of in aanvulling op bijlage 1;

  • c.

    bijlage 3: erkende instanties, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, 2°.

Artikel

3

Met voorwaardelijk tot het vervoer over de spoorweg toegelaten gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 1 mogen de handelingen, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, worden verricht, mits de in deze regeling gestelde voorschriften in acht worden genomen.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Met de in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2 vastgestelde technische normen of technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of technische eisen, vastgesteld door of vanwege een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel door of vanwege een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1999.

Artikel

9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage 1, die ter inzage wordt gelegd bij het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Nieuwe Uitleg 1 te Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos

Bijlage

1

Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te Den Haag.

Bijlage

2

, bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Aanvullende voorschriften

Artikel

1

Implementatie van richtlijn 96/49/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor

  • 1.

    De Minister kan na raadpleging van de Commissie van de Europese Gemeenschappen vrijstelling van bijlage 1 verlenen, indien het betreft vervoer:

    • a.

      op bepaalde trajecten op Nederlands grondgebied;

    • b.

      ten behoeve van een bepaald industrieel proces; en

    • c.

      van lokale aard

  • 2.

    In de voorschriften die aan de vrijstelling worden verbonden, worden in ieder geval nadere bepalingen over de handhaving opgenomen.

Artikel

2

Implementatie van richtlijn 96/49/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor

  • 1.

    De Minister kan tijdelijk ontheffing of vrijstelling van bijlage 1 verlenen, indien het betreft proefnemingen die nodig zijn om bepalingen van die bijlage te kunnen wijzigen met het oog op de aanpassing ervan aan de technische of industriële ontwikkelingen. Van een dergelijke vrijstelling of ontheffing doet de Minister mededeling aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 2.

    De ontheffingen en vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend zonder onderscheid naar nationaliteit of vestigingsplaats van de verzender, de vervoerder of de ontvanger, hebben een looptijd van ten hoogste vijf jaar en zijn niet hernieuwbaar.

  • 3.

    Ontheffing van deze regeling als bedoeld in artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, anders dan bedoeld in de eerste twee leden, verleent de Minister slechts, indien het vervoer waarop deze ontheffing betrekking heeft eenmalig is en tot één geval beperkt blijft dat naar zijn oordeel duidelijk omschreven en in de tijd beperkt is.

Artikel

3

N- en NE-bepalingen

  • 1.

    De N- of NE-bepalingen in deze bijlage:

    • a.

      zijn een aanvulling op bijlage 1; of

    • b.

      treden, voor zover zij met de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1 niet overeenstemmende verplichtingen bevatten, in plaats van bedoelde verplichtingen van de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1

  • 2.

    Indien de voorschriften van deze bijlage uitsluitend van toepassing zijn op niet-grensoverschrijdend vervoer, is bij de bepalingen de letter `N' vermeld.

  • 3.

    Indien de voorschriften van deze bijlage van toepassing zijn zowel op grensoverschrijdend als op niet-grensoverschrijdend vervoer, zijn bij de bepalingen de letters `NE' vermeld.

1.3 NE Vakbekwaamheid spoorwegpersoneel

  • 1.

    In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:

    • a.

      exameninstituut: door Railned B.V. in overeenstemming met de Minister erkend exameninstituut;

    • b.

      examen: proeve van bekwaamheid, afgenomen door een exameninstituut;

    • c.

      toets: proeve van bekwaamheid, afgenomen door een deskundige die door de vervoerder is aangewezen.

  • 2.

    Deze NE-bepaling is van toepassing op:

    • a.

      spoorwegpersoneel met een standplaats binnen Nederland, dat dienst doet op een spoorweg waarop het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen of het Reglement op de Raccordementen 1966 van toepassing is;

    • b.

      spoorwegpersoneel met een standplaats buiten Nederland, dat dienst doet buiten een grensdienstbaanvak als bedoeld in artikel 2, onderdeel w, van het Reglement dient hoofd- en lokaalspoorwegen.

  • 3.
    • a.

      Spoorwegpersoneel dat door Railned B.V. in overeenstemming met de Minister is aangewezen, beschikt over een op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor gerichte vakbekwaamheid en heeft een daarop gericht examen onderscheidenlijk een daarop gerichte toets met goed gevolg afgelegd.

    • b.

      Als blijk van het met goed gevolg hebben afgelegd van een examen verstrekt het exameninstituut een certificaat.

    • c.

      De op grond van het examen verkregen bevoegdheid wordt aangetekend op het door Railned B.V. voorgeschreven bevoegdheidsbewijs.

    • d.

      Het exameninstituut stelt in overeenstemming met een door Railned B.V. samen te stellen examencommissie en op basis van de in het vijfde lid bedoelde vakbekwaamheidseisen het examenreglement en de exameninhoud vast.

    • e.

      Het met goed gevolg hebben afgelegd van een toets wordt aangetekend in het personeelsdossier van het betrokken personeelslid.

  • 4.

    Ten minste elke vijf jaar wordt op de door Railned B.V. te bepalen wijze getoetst of het betrokken spoorwegpersoneel nog steeds beschikt over de in het vijfde lid bedoelde vakbekwaamheid. Het met goed gevolg zijn getoetst is voorwaarde voor het voortduren van de ingevolge het derde lid verworven bevoegdheid. Het derde lid, onderdeel e, is van toepassing.

  • 5.
    • a.

      De vakbekwaamheid omvat het bewust zijn van de risico's bij het vervoer van gevaarlijke goederen en de noodzakelijke basiskennis inzake:

      • 1º.

        het verkleinen van de kans op een ongeval;

      • 2º.

        het nemen van veiligheidsmaatregelen bij een ongeval, welke maatregelen noodzakelijk kunnen zijn voor de eigen veiligheid, voor die van de omgeving en voor het beperken van de gevolgen van het ongeval.

    • b.

      Tot de vakbekwaamheid behoren het zo nodig gedaan hebben van praktische individuele oefeningen en het kennis dragen van de volgende onderwerpen, voorzover voor betrokkenen van toepassing:

      • 1º.

        algemene voorschriften die van toepassing zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen;

      • 2º.

        de belangrijkste soorten van gevaar;

      • 3º.

        preventieve en veiligheidsmaatregelen passend bij de verschillende soorten van gevaar;

      • 4º.

        de te nemen maatregelen bij een ongeval, zoals eerste hulp, verkeersveiligheid, basiskennis omtrent gebruik van beschermingsmiddelen;

      • 5º.

        kenmerking en etikettering;

      • 6º.

        hetgeen het personeel tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen moet doen en laten;

      • 7º.

        controle van technische uitrusting van wagens;

      • 8º.

        overige door Railned B.V. in overeenstemming met de Minister vastgestelde vakbekwaamheidseisen, die per categorie personeel kunnen verschillen.

  • 6.
    • a.

      Het examen en de toets waarborgen de adequate beoordeling van het bezit van de vakbekwaamheid.

    • b.

      De Minister kan Railned B.V. en het exameninstituut nadere voorschriften opleggen, waaronder voorschriften ten aanzien van de examinering.

  • 7.

    Het derde lid is niet van toepassing op spoorwegpersoneel dat krachtens de Wet Gevaarlijke Stoffen of de Wet vervoer gevaarlijke stoffen:

    • a.

      vóór 1 januari 1992 een op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor gerichte opleiding heeft genoten;

    • b.

      vóór 1 oktober 1998 met goed gevolg een examen of toets voor het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor heeft afgelegd.

    Voorzover het in dit lid bedoelde personeel behoort tot de categorie waarvoor ingevolge het derde lid, onderdeel a, een examen is voorgeschreven, wordt de bevoegdheid aangetekend op het door Railned B.V. voorgeschreven bevoegdheidsbewijs.

  • 8.

    Deze NE-bepaling is niet van toepassing op spoorwegpersoneel, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voorzover dit naar het oordeel van Railned B.V., op grond van de in het land van hun standplaats geldende voorschriften, beschikt over de in deze NE-bepaling bedoelde vakbekwaamheid.

1.5.1.1 N Multilaterale overeenkomsten

  • 1.

    Niet-grensoverschrijdend vervoer mag plaatsvinden overeenkomstig multilaterale overeenkomsten als bedoeld in artikel 5 van deze regeling.

  • 2.

    Bij het vervoer dat voldoet aan de in het eerste lid bedoelde multilaterale overeenkomst, worden de voorschriften met betrekking tot het vervoer in acht genomen die in deze overeenkomst zijn opgenomen.

1.10.1 NE Laten staan van spoorwagens

  • 1.

    In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:

    • a.

      laten staan: het feitelijk aanwezig zijn van een wagen of van wagens in stilstand op een spoorweg buiten de inrichting van de afzender of geadresseerde, nadat het rangeerproces op het desbetreffende rangeeremplacement is afgesloten;

    • b.

      onregelmatigheid: een voorval waarbij de desbetreffende wagen of de lading niet meer voldoet aan de voorschriften van deze regeling.

  • 2.

    Het laten staan van de in het derde lid bedoelde reservoirwagens, wagens waarop zich tankcontainers of transporttanks bevinden en wagens waarop zich - conform randnummer 1.1.4.4 van bijlage 1 in het gecombineerde rail/wegvervoer gebruikte - wegvoertuigen met vaste of afneembare tanks bevinden, is slechts toegestaan indien de leden 4 tot en met 7 in acht wordt genomen.

  • 3.

    Het tweede lid is van toepassing indien de reservoirwagens en tankcontainers dan wel wegvoertuigen - ingevolge randnummer 5.3.2 van bijlage 1 bij deze regeling dan wel randnummer 5.3.2 van bijlage 1 van de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen - moeten zijn voorzien van een oranje kenmerking, waarop is aangegeven gevaarsidentificatienummer 223, 23, 239, 26, 263, 265, 268, X323, X333, 336, 338, X338, 339, X362, 382, X382, X423, 446, 46, 539, 558, 559, 568, 59, 66, 663, 664, 665, 668, 669, X80, 856, 88, X88, 884, 885, 886 of X886.

  • 4.

    Alvorens de in het tweede lid bedoelde wagens te laten staan, worden deze gecontroleerd op onregelmatigheden. Deze controle wordt tijdens het laten staan ten minste elke acht uur herhaald, tenzij de wagens onder voortdurend toezicht staan.

  • 5.

    Van de controle en het onder toezicht staan wordt een registratie bijgehouden. Hierin worden ten minste de volgende gegevens aangegeven:

    • a.

      wagennummer;

    • b.

      datum en tijdstip van de controle;

    • c.

      geconstateerde onregelmatigheden;

    • d.

      eventueel genomen maatregelen.

  • 6.

    De controle en het onder toezicht staan als bedoeld in het vierde lid en de registratie, bedoeld in het vijfde lid, geschieden onder verantwoordelijkheid van de vervoerder.

  • 7.

    De registratie, bedoeld in het vijfde lid wordt gedurende ten minste drie maanden bewaard.

1.10.2 NE Melding, toezicht en afwikkeling van het vervoer van goederen van klasse 1

  • 1.

    In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:

    • a.

      bevoegde militaire autoriteit: de Minister van Defensie dan wel door deze aangewezen militaire instanties;

    • b.

      militaire zendingen: zendingen van ontplofbare stoffen die:

      • 1º.

        in opdracht van de bevoegde militaire autoriteit of van een instantie van de krijgsmacht van een bondgenootschappelijke mogendheid worden verzonden door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht; of

      • 2º.

        in opdracht van de bevoegde militaire autoriteit worden verzonden aan een militaire instantie, en waarbij de afzender bij de vrachtbrief een machtiging van de bevoegde militaire autoriteit heeft gevoegd om de zending als militaire zending ten vervoer aan te bieden.

  • 2.

    Melding - Kennisgeving

    • a.

      Het ten vervoer aanbieden van stoffen of voorwerpen van klasse 1 vindt plaats na voorafgaande kennisgeving aan en in overleg met de vervoerder. Indien meer dan vier wagens voor het vervoer nodig zijn, geschiedt deze kennisgeving ten minste vijf dagen tevoren.

    • b.

      De vervoerder deelt tijdig aan de geadresseerde mede, dat een voor hem bestemde zending van stoffen of voorwerpen van klasse 1 onderweg is.

    • c.

      Indien in een trein één of meer wagens beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden vervoerd, geeft de vervoerder daarvan tijdig kennis aan de betrokken verkeersleidingposten.

    • d.

      De vervoerder geeft onverwijld van de aankomst van een zending van stoffen of voorwerpen van klasse 1 op het station van bestemming, kennis aan geadresseerde.

    • e.

      Bij zendingen uit het buitenland geeft de vervoerder die zending van stoffen of voorwerpen van klasse 1 van de buitenlandse vervoerder overneemt, van de aankomst op het station van overname onverwijld kennis aan de bevoegde militaire autoriteit, voorzover het militaire zendingen betreft.

    • f.

      Indien een zending aan een andere vervoerder wordt overgegeven, geeft de vervoerder hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan die vervoerder.

  • 3.

    Toezicht - Begeleiding

    • a.

      Het laden en lossen van militaire zendingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1 geschiedt onder toezicht van door de bevoegde militaire autoriteit aangewezen personen.

    • b.

      Het laden en lossen van niet-militaire zendingen geschiedt onder toezicht van een ter zake deskundige.

    • c.

      De bevoegde militaire autoriteit is in geval van militaire zendingen bevoegd te controleren of de voorschriften van deze regeling in acht zijn genomen.

    • d.

      Militaire zendingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden door of vanwege de bevoegde militaire autoriteit begeleid, indien hij dit noodzakelijk acht. De begeleiders nemen tijdens het vervoer niet plaats in de beladen gesloten wagens, of in de schutwagen die zich direct vóór of achter de wagens beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 bevindt. Voor zover de aanwezigheid van personen in schutwagens niet verboden is, mogen zich in de schutwagens slechts die personen bevinden die door de bevoegde militaire autoriteit zijn aangewezen voor de begeleiding.

    • e.

      De vervoerder stelt aan de begeleiders, bedoeld in onderdeel d, een aan redelijke eisen voldoende zitplaats ter beschikking, waarvan de kosten in de tarieven als bedoeld in het Algemeen Reglement Vervoer worden bepaald.

  • 4.

    Vervoer

    • a.

      Wagens die zijn beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden niet geheuveld of afgestoten.

    • b.

      Indien enig oponthoud van een wagen, beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1, langer dan drie uur duurt, geeft de vervoerder hiervan kennis aan de burgemeester van de gemeente, waarin het oponthoud plaats heeft, opdat deze de naar zijn oordeel voor de openbare veiligheid nodig geachte maatregelen kan treffen.

    • c.

      Indien aan een wagen beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 of aan de lading zelf enige onregelmatigheid wordt waargenomen, geeft de vervoerder daarvan, onverminderd artikel 47 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, onverwijld kennis aan de burgemeester ter plaatse, aan de bevoegde militaire autoriteit voorzover het een militaire zending betreft en aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat 1Vervoerinformatiecentrum (VIC) van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. voorzover het een niet-militaire zending betreft. Zonodig wordt de desbetreffende wagen, met inachtneming van de nodige voorzorgsmaatregelen, uit de trein verwijderd, in overleg met een begeleider, indien deze aanwezig is.

    • d.

      Indien overlading van een wagen die deel uitmaakt van een militaire zending, beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1, onvermijdelijk is, geschiedt het overladen onder toezicht van door de bevoegde militaire autoriteit aangewezen personen.

  • 5.

    Aankomst en aflevering

    • a.

      Stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden zo spoedig mogelijk, doch binnen acht uur nadat de wagens met deze stoffen of voorwerpen ter lossing gereed zijn gesteld op de losplaatsen (binnen of buiten het stationsterrein gelegen), gelost en afgevoerd.

    • b.

      Indien een zending van stoffen of voorwerpen van klasse 1 acht uur na het ter lossing gereed staan op de losplaats nog niet is weggevoerd, dan wel in zodanig toestand verkeert, dat verder vervoer gevaarlijk wordt geacht, wordt de zending onmiddellijk ter beschikking gesteld van de burgemeester ter plaatse, opdat deze de naar zijn oordeel voor de openbare veiligheid nodig geachte maatregelen kan treffen.

  • 6.

    De voorschriften van deze NE-bepaling zijn niet van toepassing op zendingen die krachtens randnummer 7.6 van bijlage 1 als expresgoed worden vervoerd.

1.10.3 NE Fysieke beveiliging van kernmateriaal van klasse 7

  • 1.

    Onder `laten staan' wordt in dit randnummer verstaan: het feitelijk aanwezig zijn van een wagen of wagens in stilstand op een spoorweg buiten de inrichting van de afzender of geadresseerde, nadat het rangeerproces op het desbetreffende rangeeremplacement is afgesloten.

  • 2.

    Voor het vervoer van kernmateriaal van categorie I volgens de Bijlage II bij het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1981, 7) gelden de volgende voorschriften:

    • a.

      het materiaal wordt vervoerd in door de afzender afgesloten en verzegelde wagens, containers of colli;

    • b.

      de onder a. bedoelde zendingen worden vervoerd met speciaal voor het vervoer van deze goederen bestemde goederentreinen;

    • c.

      het krachtvoertuig dat de wagens, bedoeld onder a, trekt, beschikt over een telecommunicatievoorziening, waarmee direct contact kan worden gelegd met de Centrale Meldkamer van de divisie Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten;

    • d.

      bij een zending uit het buitenland overtuigt de vervoerder op het station waar de zending van de buitenlandse vervoerder wordt overgenomen, zich ervan dat de transportvergunning bij de zending aanwezig is;

    • e.

      de vervoerder organiseert het vervoer zodanig, dat een oponthoud langer dan drie uur niet voorkomt. Indien door onvoorziene omstandigheden een dergelijk oponthoud ontstaat, informeert de vervoerder de Centrale Meldkamer van de divisie Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten, onder vermelding van het transportvergunningnummer;

    • f.

      het vervoer geschiedt onder begeleiding van de spoorwegpolitie;

    • g.

      de vervoerder treft die voorzieningen die nodig zijn om het transport zo spoedig mogelijk uit te voeren. In ieder geval zijn reservemateriaal en -personeel beschikbaar;

    • h.

      de vervoerder geeft van de aankomst van een zending op het station van bestemming onverwijld kennis aan geadresseerde. De geadresseerde meldt de aankomst aan het vergunningverlenend gezag;

    • i.

      de zending wordt zo spoedig mogelijk, doch binnen acht uur nadat de wagens met deze zending gereed zijn gesteld op de losplaatsen (binnen of buiten het stationsterrein gelegen), gelost en afgevoerd;

    • j.

      de transportvergunninghouder en de vervoerder zien erop toe dat de gegevens over het transport slechts bekend zijn bij degenen die rechtstreeks bij het vervoer betrokken zijn;

    • k.

      De transportvergunninghouder informeert alle betrokken vervoerders over het transport.

  • 3.

    Voor het vervoer van kernmateriaal van categorie II en III volgens de Bijlage II bij het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal gelden de volgende voorschriften:

    • a.

      de onderdelen a, c, d, g, h, i, j en k, van het tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing;

    • b.

      Het laten staan van wagens met de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde zendingen is toegestaan indien deze wagens onder voortdurend toezicht staan. Indien de toestand van laten staan langer duurt dan acht uur, informeert de vervoerder de Centrale Meldkamer van de divisie Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten, onder vermelding van het transportvergunningnummer.

4.3.3.4.3 NE Controlemaatregelen na het beladen van tankcontainers met gassen van klasse 2

  • a.

    De afzender controleert na het vullen van reservoirs met vloeibaar gemaakte, sterk gekoelde vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen van klasse 2, door weging van de tankcontainer of de voorgeschreven vullingsgraad van het reservoir niet is overschreden.

  • b.

    De overdruk in de gasfase is niet meer dan 100 kPa (1 bar) hoger dan de waarde van de dampdruk (absolute druk) van het vloeibaar gemaakte gas bij de temperatuur van de vloeistoffase.

  • c.

    In afwijking van onderdeel b is voor UN 1040 ethyleenoxide met stikstof tabel A van randnummer 3.2 van bijlage 1 van toepassing.

5.2.1 N/5.2.2 N Bestrijdingsmiddelen

Vervallen.

5.2.1.5 N Opschriften op colli met goederen van klasse 1

Indien de opschriften, bedoeld in randnummer 5.2.1.5 van bijlage 1, gesteld zijn in het Frans, Duits, Italiaans of Engels, zijn opschriften in het Nederlands niet noodzakelijk.

5.4.1.4.1 N Aanduidingen in de vrachtbrief

Het is toegestaan dat de in randnummer 5.4 van bijlage 1 voorgeschreven aanduidingen in de vrachtbrief uitsluitend in de Nederlandse taal zijn gesteld.

7.5.1.4 NE Wijze van verzending van goederen van klasse 1

Behoudens de stoffen en voorwerpen als bedoeld in randnummer 7.6 van bijlage 1 die als expresgoed mogen worden vervoerd, worden de stoffen en voorwerpen van klasse 1 uitsluitend als wagenlading of gesloten lading vervoerd.

Bijlage

3

, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b en artikel 2, onderdeel c van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Erkende instanties

Artikel

1

Erkende instanties

In de onderstaande tabel zijn de instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voorzover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

Randnummer

Instanties RID

1.8.2.2

1.8.2.3

DGG

1.8.3.7

1.8.3.8

1.8.3.10

1.8.3.14

1.8.3.16

SEV

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

TNO PML

2.2.1.1.3

2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.41.1.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

2.2.52.1.8

TNO PML

2.2.62.1.5

2.2.62.1.7

LNV of VWS

2.2.9.1.12

VROM

3.3.1, bijzondere bepaling 16,

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

178

3.3.1, bijzondere bepaling 181,

TNO PML

237,

239,

266

3.3.1, bijzondere bepaling 268

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

3.3.1, bijzondere bepaling 271,

TNO PML

272,

278

3.3.1, bijzondere bepaling 283

DvhSt

3.3.1, bijzondere bepaling 288,

TNO PML

636

645

IVW Divisie Vervoer

4.1.3.6

DvhSt

4.1.4.1, P099 en P101

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

4.1.4.1, P200,

P201,

P202,

P203

DvhSt

4.1.4.1, P405 (2) b),

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

4.1.4.1, P601 (3) g)

TNO Industrie

4.1.4.1, P802 (5)

DvhSt

4.1.4.1, P905

DvhSt

4.1.4.2 IBC99

4.1.4.2 IBC520

4.1.4.3 LP99

TNO PML

4.1.4.4 PR6

DvhSt

4.1.5.15

4.1.5.18

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uit sluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

4.1.7.2.2

TNO PML

4.1.10.4, MP21

TNO PML of Defensie, laatstgenoemde voorzover het betreft classificatie van uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie en toelating van de verpakking ervan

4.2.1.7

4.2.1.9.1

NS/DvhSt/Klassenbureau

4.2.1.13.1

4.2.1.13.3

NS in overeenstemming met TNO PML

4.2.3.7.1

NS/DvhSt

4.2.4.1.1

4.2.4.3, TP4, TP9, TP10, TP16, TP24

NS/DvhSt/Klassenbureau

4.3.2.1.5, voetnoot 2

NS/DvhSt

4.3.3.2.5

5.2.2.1.9

TNO PML

5.5.1.2

LNV of VWS

5.5.1.3

6.1.1.2

6.1.1.4

TNO Industrie in overeenstemming met DGG

6.1.3.1

6.1.3.3

TNO Industrie

6.1.4.8.8

6.1.4.13.7

TNO Industrie in overeenstemming met DGG

6.1.5.1.1

6.1.5.1.3

6.1.5.1.5

6.1.5.1.10

6.1.5.2.5

6.1.5.9.2

TNO Industrie

6.2.1.1.2

SZW

6.2.1.4.1

6.2.1.4.2

6.2.1.4.3

6.2.1.4.5

6.2.1.5.1

6.2.1.5.2

6.2.1.6.1

6.2.3

6.2.3.2.2

DvhSt

6.3.1.1

6.3.2.7

TNO Industrie

6.5.1.1.2

TNO Industrie in overeenstemming met DGG

6.5.1.1.3

TNO Industrie

6.5.1.6.1

TNO Industrie in overeenstemming met DGG

6.5.1.6.4

6.5.1.6.6

6.5.2.1.1

6.5.2.2.3

6.5.2.2.4

6.5.4.1.1

6.5.4.2.1

6.5.4.2.2

6.5.4.3.4

6.5.4.13.2

6.5.4.14.1

TNO Industrie

6.6.1.2

TNO Industrie in overeenstemming met DGG

6.6.3.1

6.6.5.1.1

6.6.5.1.3

6.6.5.1.5

6.6.5.1.7

6.6.5.1.8

6.6.5.4.3

TNO Industrie

6.7.1.2

NS/DvhSt

6.7.2.2.1

6.7.2.2.14

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.7.2.3.1

6.7.2.3.3.1

NS/DvhSt

6.7.2.4.3

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.7.2.6.2

6.7.2.6.3

6.7.2.6.4

6.7.2.7.1

6.7.2.8.3

6.7.2.10.1

6.7.2.12.2.4

6.7.2.18.1

6.7.2.19.5

6.7.2.19.9

6.7.2.19.10

6.7.3.2.1

6.7.3.2.11

6.7.3.3.3.1

6.7.3.7.3

6.7.3.8.1.2

6.7.3.14.1

6.7.3.15.3

6.7.3.15.5

6.7.3.15.9

6.7.3.15.10

6.7.4.2.1

6.7.4.2.8.1

6.7.4.2.8.2

6.7.4.2.14

6.7.4.3.3.1

6.7.4.5.10

6.7.4.6.4

6.7.4.7.4

6.7.4.13.1

6.7.4.14.3

6.7.4.14.6 b)

6.7.4.14.10

6.7.4.14.11

NS/DvhSt

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.8.2.1.4

6.8.2.1.16

6.8.2.1.19

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.8.2.1.20

NS/DvhSt

6.8.2.1.23

6.8.2.2.2

6.8.2.3.1

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.8.3.2.16

6.8.3.2.24

6.8.3.4.4

NS/DvhSt

6.8.3.4.6 b)

NS/DvhSt/Klassenbureau

6.8.3.4.12

6.8.3.7

NS/DvhSt

6.8.4 TE1

NS

6.8.4 TA2

NS in overeenstemming met TNO PML

6.8.5.2.2

NS/DvhSt

7.3.3, VW12,

VW13

NS

7.5.2.2 voetnoot a)

TNO PML

Artikel

2

In de tabel in artikel 1 wordt verstaan onder:

a.
Defensie:

Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen van het Ministerie van Defensie;

b.
DGG:

Minister, namens hem het hoofd van de afdeling Lading en Risicobeleid van het Directoraat-Generaal Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

c.
DvhSt:

Dienst voor het Stoomwezen of een door deze dienst aangewezen deskundige of instantie; indien wordt verwezen naar voorschriften of bepalingen: de normen van de Dienst voor het Stoomwezen;

d.
IVW Divisie Vervoer:

Minister, namens deze de directeur-hoofdinspecteur van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Vervoer;

e.
klassenbureau:

privaatrechtelijke organisatie die keuringen van tankcontainers of transporttanks uitvoert in opdracht van de fabrikant, de eigenaar of de gebruiker van tankcontainers of transporttanks en die is erkend overeenkomstig artikel 3 van deze bijlage;

f.
LNV:

Minister van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij;

g.
NS:

NedTrain Consulting BV;

h.
NS/DvhSt:
  • 1º.

    NedTrain Consulting BV; of

  • 2º.

    inzake reservoirs voor gassen (RID-klasse 2): Dienst voor het Stoomwezen of een door deze dienst erkende deskundige;

i.
NS/DvhSt/klassenbureau:
  • 1º.

    NedTrain Consulting BV; of

  • 2º.

    inzake reservoirs voor gassen (RID-klasse 2): Dienst voor het Stoomwezen of een door deze dienst erkende deskundige; of

  • 3º.

    klassenbureau, voor zover het betreft tankcontainers voor gevaarlijke stoffen, met uitzondering van gassen van klassse 2 (behoudens de dichtheidsproef).

j.
SEV:

Stichting Exameninstituut Veiligheidsadviseur;

k.
SZW:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

l.
TNO PML:

Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO Prins Maurits Laboratorium);

m.
TNO Industrie:

Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek;

n.
VROM:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

o.
VWS:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel

3

Erkenningsvoorwaarden