Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993)

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Hoofdstuk

1

Inleiding

1.1

Algemeen

Het Voorschrift Informatieverstrekking geeft regels over het verstrekken van informatie door de Belastingdienst. Het gaat om informatie welke een onderdeel of een ambtenaar van de Belastingdienst bekend is geworden bij de uitvoering van de belastingwetgeving. Deze informatie moet geheim gehouden worden behalve indien deze informatie nodig is voor het uitvoeren van de belastingwetgeving door andere onderdelen van de Belastingdienst. Hieruit volgt dat de geheimhoudingsplicht niet alleen geldt tegenover personen of instanties buiten de Belastingdienst, maar ook tussen ambtenaren van de Belastingdienst onderling, voor zover het verstrekken van informatie niet van belang is voor de uitvoering van de belastingwetgeving. De van belang zijnde artikelen uit de fiscale wetten zijn artikel 67 AWR, artikel 67 Invorderingswet 1990 en artikel 10 Registratiewet. In deze artikelen is aan de Minister de mogelijkheid gegeven tot het verlenen van ontheffing van de geheimhoudingsplicht. De Staatssecretaris oefent deze bevoegdheid uit. Het onderhavige voorschrift gaat zowel in op de geheimhoudingsplicht als op de mogelijkheid van ontheffing van de geheimhoudingsplicht. De teksten van deze artikelen zijn opgenomen in bijlage 1.

Ook zijn de bepalingen over geheimhouding in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, de personeelsvoorschriften van de Belastingdienst en de strafbepaling in het Wetboek van Strafrecht (artikel 272) over schending van geheimen van belang voor de ambtenaren van de Belastingdienst.

1.2

Opbouw voorschrift

Hoofdstuk 2 bevat een algemene toelichting op de diverse regelingen die te maken hebben met de geheimhoudingsplicht waaronder de WPR en de WOB. In hoofdstuk 3 wordt de structurele informatieverstrekking weergegeven. Hoofdstuk 4 geeft regels voor de behandeling van incidentele verzoeken om informatieverstrekking die aan een eenheid van de Belastingdienst zijn gericht. De mogelijkheden tot het spontaan verstrekken van informatie worden behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is een aantal bijzondere onderwerpen beschreven.

In de bijlagen 2A, 2B en 2C is vermeld aan welke bestuursorganen informatie kan worden verstrekt. Bijlage 2A bevat de informatieverstrekking door de Douane (de Directie Douane en de Douane districten). Bijlage 2B bevat de informatieverstrekking door de overige directies en eenheden van de Belastingdienst. Bijlage 2C bevat de informatieverstrekking door de Directie ondernemingen Noord ten aanzien van het sociaal-fiscaal nummer. In de bijlagen is vermeld:

  • -

    aan wie wordt verstrekt;

  • -

    welke informatie wordt verstrekt;

  • -

    met welk doel er wordt verstrekt;

  • -

    op grond van welke wet er moet worden verstrekt in het geval er een wettelijke verplichting bestaat;

  • -

    op welke wijze de verstrekking plaatsvindt (geautomatiseerd uit centrale bestanden (A) of handmatig door een eenheid (H));

  • -

    of er bijzonderheden zijn.

1.3

Beheer voorschrift

Het voorbereiden van aanpassingen van het voorschrift is opgedragen aan:

  • a)

    De Directeur ondernemingen Zuid voor wat betreft de inhoud van het voorschrift, exclusief de bijlagen 2A, 2B en 2C;

  • b)

    De Directeur ondernemingen Noord voor wat betreft bijlage 2C;

  • c)

    De Directeur particulieren voor wat betreft de bijlage 2B;

  • d)

    De Directeur douane voor wat betreft de bijlage 2A.

1.4

Begripsbepalingen

Directeur: het hoofd van de directie waaronder de eenheid ressorteert.

Hoofd van een eenheid: de ambtenaar die als zodanig is aangeduid in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst. Onder hoofd van een eenheid wordt tevens het hoofd van een Douane district verstaan.

Contactambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 84 AWR.

Bestuursorgaan:

  • a)

    een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

  • b)

    een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. (art. 1:1, eerste lid, van de Awb)

Belastingplichtige: de persoon die of het lichaam dat belastingplichtige, inhoudingsplichtige of belastingschuldige op grond van de belastingwetgeving is. Tevens wordt onder belastingplichtige verstaan: de vertegenwoordiger, de curator, de bewindvoerder, de erfgenaam en de persoon aan wie of het lichaam waaraan in de wettelijke bepalingen van de DW een verplichting is opgelegd.

Onder het begrip ,,uitvoeren van de belastingwetgeving” wordt in dit voorschrift eveneens verstaan het uitvoeren van wettelijke bepalingen in de zin van de DW.

1.5

Gebruikte afkortingen

AFZ: Ministerie van Financiën, Directie Algemene Fiscale Zaken, afdeling Fiscale en Juridische Zaken

Awb: Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1994, 916)

AWR: Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301)

DW: Douanewet (Stb. 1995, 553)

FIOD: Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/FIOD

WIB: Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Stb. 1986, 249)

WOB: Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703)

WPR: Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665)

WvBRv: Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering

WvSr: Wetboek van Strafrecht

WvSv: Wetboek van Strafvordering

Hoofdstuk

2

Algemeen

2.1

De geheimhoudingsplicht in fiscale zaken

2.2

Verstrekken van informatie door de Belastingdienst aan andere bestuursorganen

2.3

Internationale informatie-uitwisseling

In internationaal verband zijn er verdragen en andere regelingen die verplichten tot het verstrekken van informatie aan andere landen. Teneinde het buitenland informatie te kunnen verstrekken behoeft geen ontheffing van de geheimhoudingsplicht te worden verleend. Aangezien de uitvoering van het internationale inlichtingenverkeer is opgedragen aan de zogeheten bevoegde autoriteit of een door hem aangewezen instantie neemt de Belastingdienst niet zelf contact op met de buitenlandse autoriteit, maar zendt de informatie aan één van de volgende instanties:

  • -

    de Belastingdienst/FIOD/Centrale vestiging informatie voor wat betreft de heffing en invordering op het gebied van de directe belastingen en de BTW;

  • -

    de Centrale Eenheid Deventer als het gaat om BTW gegevens betreffende intracommunautaire transacties in het kader van de Verordening 218/92 EG;

  • -

    het Douane Informatie Centrum Rotterdam als het douane- en accijnsgegevens betreft;

  • -

    het Douane district Arnhem voor de bijstand bij de douane-invordering en de invordering van accijnzen.

Deze instanties treden op namens de bevoegde autoriteit en zijn belast met de coördinatie van de inlichtingenverstrekking. Ten aanzien van informatie die in het kader van verdragen en andere regelingen uit het buitenland is verkregen geldt de geheimhoudingsplicht. In het algemeen zullen de gegevens slechts mogen worden gebruikt voor de heffing en/of invordering van de belastingen die in het betreffende verdrag of de van belang zijnde regeling zijn genoemd. Vragen over het gebruik van ,,buitenlandse” gegevens voor andere doeleinden, en vragen betreffende de openbaarmaking van de gegevens aan belastingplichtige kunnen worden voorgelegd aan de hierboven genoemde eenheden van de Belastingdienst.

2.4

Wet Persoonsregistraties (WPR)

2.5

Wet openbaarheid van bestuur (WOB)

De WOB regelt hoe de overheid bij de uitvoering van haar taak openheid en openbaarheid van bestuur betracht. De WOB geeft aanwijzingen over informatieverstrekking op verzoek en informatieverstrekking uit eigen beweging. Er behoeft alleen informatie te worden verstrekt die is vastgelegd in documenten. Onder een document wordt verstaan een schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat (met andere woorden: andere gegevensdragers).

De fiscale geheimhoudingsbepalingen zijn aan te merken als lex specialis ten opzichte van de WOB. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient echter een bestuursorgaan de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht te toetsen aan de uitzonderingsgronden en de beperkingen van de WOB.

Op basis van de WOB heeft een belastingplichtige in beginsel recht op openbaarmaking van op hem betrekking hebbende informatie die is neergelegd in een document, tenzij één van de hierna genoemde uitzonderingsgronden of beperkingen van toepassing is.

Verzoeken van derden over individuele belastingplichtigen worden altijd afgewezen met een beroep op de fiscale geheimhoudingsplicht.

Omdat het mogelijk is om ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen zal het beroep op de geheimhoudingsplicht altijd mede moeten worden gemotiveerd met de uitzonderingsgronden en beperkingen van de WOB. Voor fiscale zaken zijn vooral de absolute uitzonderingsgrond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c (bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen en rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld), en de relatieve uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, onderdelen b, d, e en g van belang.

De relatieve uitzonderingsgronden betreffen de met de geheimhouding gemoeide belangen van inspectie, controle of toezicht, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden en de met die belangen verbonden economische of financiële belangen van de Staat.

Indien aan het verzoek van een belastingplichtige tegemoet wordt gekomen wordt hem op grond van artikel 7 van de WOB een kopie verstrekt van het document waarin informatie over hem is opgenomen of wordt hem op een andere wijze toegestaan van de inhoud daarvan kennis te nemen.

Op een verzoek om informatie op grond van de WOB moet binnen twee weken worden beslist (zie artikel 6 WOB). In een bijzonder geval kan die termijn, mits gemotiveerd, met ten hoogste twee weken worden verlengd. De behandeling van een WOB-verzoek is vrijwel geheel gemandateerd aan de hoofden van de eenheden (zie de Regeling van 21 december 1993, WJB93/1579, Stcrt. 1993/247 en de besluiten van 4 januari 1994, nr. AFZ94/65 en van 1 juni 1994, nr AFZ94/2984).

2.6

Voorschriften van niet-fiscale aard (Douane)

In een aantal wettelijke regelingen zijn de ambtenaren van de douane aangewezen als controle- en/of opsporingsambtenaar. Deze regelingen zijn onder meer opgenomen in het boekwerk Niet-Fiscale Douanevoorschriften. Bij toepassing van deze regelingen komt het voor dat de douane informatie verkrijgt die van belang is voor andere bestuursorganen die eveneens met de uitvoering van de desbetreffende regeling zijn belast. Voor zover deze informatie van belang is voor de juiste uitvoering van de regeling zijn de ambtenaren ontheven van hun fiscale geheimhoudingsverplichting en kan de informatie worden doorgegeven.

Over de vraag of informatie valt binnen het kader van de bovengenoemde regelingen beslist het hoofd van het douane district. Een belangenafweging als bedoeld in hoofdstuk 2.1.3. behoeft hij daarbij niet meer te maken. Gelet op het karakter van de informatieverstrekking is het afsluiten van convenanten met betrekking tot de informatieverstrekking niet noodzakelijk.

Wel moet rekening gehouden worden met een mogelijke geheimhoudings-bepaling in de betreffende wettelijke regeling zelf. In een aantal voorschriften in het boekwerk Niet-Fiscale Douanevoorschriften is nadere uitleg gegeven over de geheimhoudingsbepalingen van de daarin opgenomen wettelijke regelingen.

2.7

Eén-douane-loket

Gelet op het uitgangspunt dat slechts één dienst de controle op goederen aan de buitengrens verricht is binnen de douane de één-loket-gedachte reeds ver ontwikkeld (vgl. het ATAN-platform op Schiphol). Daartoe vindt intensieve gegevensuitwisseling plaats met de andere betrokken bestuursorganen ter zake van binnenkomende goederen. Voor zover nodig is de douane voor deze gegevensuitwisseling van de geheimhoudingsplicht ontheven.

2.8

Wet op de identificatieplicht

De Wet op de identificatieplicht heeft tot gevolg dat een ieder die zijn SoFi- nummer bij de Belastingdienst komt vragen, zich eerst moet identificeren met bijvoorbeeld een geldig paspoort of een verblijfsvergunning voor vreemdelingen (zie artikel 47b AWR). De regels en werkwijzen met betrekking tot de SoFi-nummers en de verstrekking daarvan zijn opgenomen in het Handboek Klantenadministratie, werkstromen.

Hoofdstuk

3

Structurele informatieverstrekking

3.1

Algemeen

Van structurele informatieverstrekking is sprake als er doorlopend informatie wordt verstrekt of als er sprake is van grote hoeveelheden. De Directeur-Generaal der Belastingen (zie hoofdstuk 2.2.2) beslist over verzoeken om structurele informatieverstrekking. Voor het structureel verstrekken van informatie ten behoeve van opsporingsonderzoeken wordt geen ontheffing verleend. Met betrekking tot het verstrekken van informatie ten behoeve van opsporingsonderzoeken geeft hoofdstuk 6 regels.

Indien ontheffing is verleend wordt het bestuursorgaan waaraan de Belasting-dienst informatie mag verstrekken opgenomen in de bijlagen 2A, 2B of 2C. In deze bijlagen worden tevens de bestuursorganen opgenomen waaraan informatie moet worden verstrekt op grond van een wettelijke verplichting. In hoofdstuk 1.3. is aangegeven welke directeur, met inachtneming van de hoofdstukken 2.1. en 2.2., de aanpassing van de bijlagen voorbereidt.

De informatie van de Belastingdienst kan in het algemeen slechts dienen voor de verificatie van de gegevens die bij een ander bestuursorgaan bekend zijn. Dit uitgangspunt houdt echter niet in dat de Belastingdienst de gegevens voor het andere bestuursorgaan verifieert. Het bestuursorgaan waaraan de Belastingdienst gegevens verstrekt dient die gegevens zelf te verifiëren met de hem bekende gegevens. Bij gebleken afwijkingen dient het informatie-ontvangende bestuursorgaan een nader onderzoek in te stellen, waarbij de Belastingdienst kan worden betrokken.

3.2

Afspraken over informatieverstrekking

Ter uitvoering van structurele informatieverstrekking worden afspraken gemaakt. Deze afspraken worden neergelegd in een convenant tussen de Belastingdienst en het informatie-ontvangende bestuursorgaan. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de waarborgen voor verdere geheimhouding bij het informatie-ontvangende bestuursorgaan. Te denken valt hierbij aan afspraken over interne controle, accountantsverklaringen, vrijwaring voor eventuele schade die de Belastingdienst lijdt als (indirect) gevolg van bewust of onbewust verkeerd gebruik van de informatie door het ontvangende bestuursorgaan. In voorkomende gevallen zou tevens overwogen kunnen worden om in het convenant de mogelijkheid van uitsluiting voor de toekomst van het recht op gegevens op te nemen. De afspraken tussen de Douane en het informatie-ontvangende bestuursorgaan worden gemaakt door de Directeur douane. De afspraken ten aanzien van de uitwisseling van het sociaal-fiscaal nummer worden gemaakt door de Directeur ondernemingen Noord, indien nodig in overleg met de directeuren die tevens bij de informatieverstrekking zijn betrokken. De overige afspraken worden gecoördineerd door de Directeur particulieren, zo nodig in overleg met de directeuren die tevens bij de informatieverstrekking betrokken zijn.

De verantwoordelijke directeur draagt zorg voor registratie van de verstrekte informatie per ontvangend bestuursorgaan en de daaraan verbonden kosten. Met het informatie-ontvangende bestuursorgaan maakt de directeur afspraken over het terug melden van resultaten. Periodiek beziet de verantwoordelijke directeur het rendement van de informatieverstrekking bij het ontvangende bestuursorgaan in relatie tot de werklast voor de Belastingdienst. Zo nodig treedt hij in overleg om afspraken te herzien.

3.3

Geautomatiseerde informatieverstrekking

Hoofdstuk

4

Incidentele informatieverstrekking

4.1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe op een eenheid moet worden omgegaan met een incidenteel verzoek om informatie. Er zijn daarbij vier situaties te onderscheiden.

  • a)

    Er is sprake van een wettelijke plicht tot informatieverstrekking (zie hoofdstuk 4.2).

  • b)

    Een belastingplichtige verzoekt om informatie over zichzelf (zie hoofdstuk 4.3).

  • c)

    Een bestuursorgaan verzoekt om informatie (zie hoofdstuk 4.4).

  • d)

    Een (rechts)persoon verzoekt om informatie over een ander (zie hoofdstuk 4.5). Hoofdstuk 4 is niet van toepassing op de informatieverstrekking aan bestuursorganen die in het kader van het strafrecht werkzaam zijn. Met betrekking tot het verstrekken van informatie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten en het afleggen van getuigenverklaringen geeft hoofdstuk 6 regels.

Een verzoek om informatie moet schriftelijk worden ingediend. Een uitzondering op deze regel vormt de situatie dat een belastingplichtige mondeling om informatie over zichzelf verzoekt. Een dergelijk verzoek kan wel in behandeling worden genomen. De informatie wordt schriftelijk verstrekt, tenzij er sprake is van statusinformatie (zie hoofdstuk 4.3.1). Onder statusinformatie wordt verstaan informatie over de stand van zaken van de afhandeling van aangiften, bezwaarschriften en verzoeken. In dit hoofdstuk is verder aangegeven dat de verstrekking van informatie moet worden vastgelegd (zie hoofdstuk 4.6) en dat er afspraken moeten worden gemaakt over het melden van de resultaten van de informatieverstrekking (zie hoofdstuk 4.7).

4.2

Wettelijke plicht tot informatieverstrekking

De bestuursorganen waaraan op grond van een wettelijke verplichting informatie moet worden verstrekt zijn opgenomen in de bijlagen 2A, 2B en 2C. Op een eenheid wordt getoetst of het verzoek aan de in de bijlage opgenomen criteria voldoet. Het kan voorkomen dat de gevraagde informatie niet is omschreven in de bijlagen. In dat geval gaat het hoofd van de eenheid na of de verstrekking valt binnen een wettelijke verplichting. Wel zal hij, indien de wettelijke bepaling daartoe ruimte biedt, een belangenafweging moeten maken (zie hoofdstuk 2.1.3.). Als het hoofd van de eenheid na afweging van alle belangen van mening is dat de informatie, ondanks de wettelijke plicht waarop een beroep wordt gedaan, niet zou moeten worden verstrekt, legt hij het verzoek voor de Directeur AFZ.

Indien het hoofd van de eenheid van mening is dat de informatie wel zou moeten worden verstrekt, maar er sprake lijkt van structurele informatieverstrekking legt hij het verzoek voor aan de directeur.

4.3

Belastingplichtige verzoekt om informatie over zichzelf

De volgende informatie kan zonder meer aan belastingplichtige worden verstrekt:

  • -

    De documenten die door een belastingplichtige zelf zijn aangeleverd, worden op verzoek van die belastingplichtige altijd aan hem openbaar gemaakt (door in kopie te verstrekken of ter inzage te geven).

  • -

    Het openbaar deel van een controlerapport wordt uit eigen beweging door de Belastingdienst aan belastingplichtige verstrekt.

  • -

    Op verzoek wordt aan een belastingplichtige altijd een verklaring over zijn vastgesteld of aangegeven inkomen en vermogen afgegeven. Daartoe kan het formulier Inkomstenbelasting nr. 60 (zie bijage 3) worden gebruikt. Gegevens van de echtgenoot/partner worden alleen ingevuld als daar nadrukkelijk om is gevraagd en de echtgenoot/partner daar een machtiging voor heeft verleend.

  • -

    Op verzoek kan een schriftelijke verklaring, inhoudende dat een belastingplichtige geen belastingschuld (meer) heeft, worden afgegeven aan die belastingplichtige. Ook kan, als dat in overeenstemming is met de werkelijkheid, op verzoek een schriftelijke verklaring aan de belastingplichtige worden afgegeven waaruit blijkt dat in het verleden voor wat betreft de invordering zich geen moeilijkheden hebben voorgedaan. Op die verklaringen wordt aangegeven dat het een weergave is van de situatie op dat moment.

Indien iemand zich in persoon vervoegt met een vraag om informatie dient hij zijn identiteit aan te tonen. Bij het verstrekken van informatie aan belastingplichtige zelf is bijvoorbeeld een rijbewijs voldoende ter identificatie. Aan het verstrekken van een SoFi-nummer zijn zwaardere eisen gesteld. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2.8. Op telefonisch verzoek van een belastingplichtige en in reactie op een fax wordt slechts statusinformatie ter zake van de eigen aangifte verstrekt. Andere informatie mag alleen schriftelijk worden verzonden naar het bij de Belastingdienst bekende postadres.

Voor de behandeling van verzoeken waarin een belastingplichtige met een beroep op de WOB nog andere informatie over zichzelf vraagt, wordt verwezen naar hoofdstuk 2.5.

4.4

Een bestuursorgaan verzoekt om informatie

Als een bestuursorgaan een eenheid om informatie verzoekt moet eerst bekeken worden of dit bestuursorgaan is opgenomen in de relevante bijlage (zie hoofdstuk 3 en de bijlagen 2A, 2B en 2C). Als dat het geval is, wordt het verzoek getoetst aan de in de bijlage opgenomen criteria.

Als het bestuursorgaan niet is opgenomen in bijlage 2A, 2B of 2C, of indien het verzoek niet voldoet aan de in de bijlagen vermelde criteria, wordt het verzoek voorgelegd aan het hoofd van de eenheid. Het hoofd van de eenheid toetst het verzoek aan het uitgangspunt van hoofdstuk 2.2., waarbij tevens wordt beoordeeld of de gevraagde informatie een gegenereerd gegeven is als bedoeld in hoofdstuk 2.1.2. Indien het voorgaande geen belemmering vormt om aan het verzoek tegemoet te komen, vindt nog een toets plaats aan de voorwaarden genoemd in hoofdstuk 4.4.1. tot en met 4.4.4. De beslissing op het verzoek wordt schriftelijk medegedeeld. Een afwijzing geschiedt onder opgaaf van redenen.

4.5

Een (rechts)persoon verzoekt om informatie over een ander

4.6

Schriftelijk vastleggen van verstrekte informatie

Indien het hoofd van de eenheid informatie verstrekt aan een belastingplichtige vindt schriftelijke vastlegging plaats, bijvoorbeeld in het dossier van de belastingplichtige.

Bij informatieverstrekking aan bestuursorganen vindt eveneens registratie van de verstrekte informatie plaats. Daarnaast worden de daarvoor gemaakte kosten geregistreerd.

4.7

Terug melden van resultaten

Met de bestuursorganen waaraan informatie wordt verstrekt worden afspraken gemaakt over het terug melden van de resultaten van de informatieverstrekking.

Hoofdstuk

5

Informatieverstrekking op initiatief van de Belastingdienst

5.1

Inleiding

Op grond van de WPR is het op eigen initiatief verstrekken van informatie uit een persoonsregistratie aan anderen dan de natuurlijk persoon op wie de informatie betrekking heeft niet toegestaan (zie hoofdstuk 2.4). Dit heeft tot gevolg dat de Belastingdienst vrij zelden op eigen initiatief informatie kan verstrekken, aangezien veel van de informatie in persoonsregistraties aanwezig is. Voor informatie die slechts in de legger of een dossier aanwezig is, bestaat deze mogelijkheid tot informatieverstrekking wel. Een legger of een dossier op een eenheid valt niet onder het begrip persoonsregistratie in de zin van de WPR. De spontaan te verstrekken informatie uit de legger mag echter geen informatie zijn die afkomstig is uit een persoonsregistratie en die bijvoorbeeld slechts in afschrift in de legger aanwezig is. Voor het vastleggen van de verstrekte informatie en het terug melden van resultaten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.6 en 4.7.

5.2

Aan belastingplichtige zelf

De hiervoor onder hoofdstuk 5.1 genoemde beperking uit de WPR met betrekking tot informatieverstrekking uit een persoonsregistratie speelt bij informatieverstrekking aan belastingplichtige geen rol. De Belastingdienst kan op eigen initiatief zonder meer informatie over een belastingplichtige aan die belastingplichtige zelf verstrekken of aan zijn gemachtigde voor zover de machtiging reikt. Zo wordt het openbaar deel van het controlerapport spontaan aan belastingplichtige verstrekt (zie hoofdstuk 4.3.1).

5.3

Aan bestuursorganen

Informatieverstrekking op eigen initiatief is alleen mogelijk indien deze informatieverstrekking in overeenstemming is met de uitgangspunten van hoofdstuk 2.2. Bovendien wordt voor spontane gegevensverstrekking zonder titel in enigerlei vorm in dit voorschrift geen ontheffing verleend.

Een titel vormt het feit dat de te verstrekken informatie alsmede het bestuursorgaan waaraan de informatie verstrekt gaat worden, opgenomen zijn in de bijlagen 2A, 2B of 2C van het voorschrift. Ook is het mogelijk dat er een (aparte) ontheffing van de geheimhoudingsplicht is verleend in het kader van een convenant tussen de Belastingdienst en het informatieverkrijgende bestuursorgaan. (zie ook de samenwerkingsvoorschriften opgenomen in bijlage 6 en in Belastingen Algemeen nr. 15.70.00. en nr.15.90.00.).

De informatie mag niet afkomstig zijn uit een persoonsregistratie (zie hoofdstuk 2.4.1 en 5.1). Een voorstel om spontaan informatie te verstrekken wordt ter beslissing voorgelegd aan het hoofd van een eenheid, waarbij het belang bij de informatieverstrekking moet worden aangegeven. Spontane informatieverstrekking blijft achterwege bij een te gering financieel belang. Ook moet worden voorkomen dat informatie wordt verstrekt zonder dat het enig effect heeft, bijvoorbeeld omdat het informatie-ontvangende bestuursorgaan niet de capaciteit heeft deze te verwerken of het beleidsmatig niet opportuun acht om maatregelen te nemen.

Hoofdstuk

6

Bijzondere onderwerpen

6.1

Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een aantal bijzondere onderwerpen op het gebied van het strafrecht en het civiele recht. Aan de orde komen onder meer het afleggen van getuigenverklaringen, de aangifte van strafbare feiten en het verstrekken van informatie aan opsporingsdiensten. De in dit hoofdstuk genoemde artikelen 160, 161 en 162 van het WvSv zijn opgenomen in bijlage 4.

6.2

Oproep tot het afleggen van een getuigenverklaring

6.3

Aangifte van strafbare feiten

6.4

Informatieverstrekking aan opsporingsinstanties

6.5

Informatieverstrekking aan en binnen samenwerkingsverbanden

De Belastingdienst werkt samen met andere instanties met een publiekrechtelijke taak. De samenwerking moet bijdragen aan de vervulling van (één van) de kerntaken van de Belastingdienst: de heffing en de invordering van belastingen (in ruime zin), de controle en het toezicht op fiscale en douane-verplichtingen, de opsporing van fiscale en douanedelicten en de in niet-fiscale wetgeving aan de Belastingdienst opgedragen taken.

Het kader, waarbinnen de samenwerking met andere instanties plaatsvindt, is vastgesteld in afzonderlijke voorschriften (opgenomen in bijlage 6 en in Belastingen Algemeen nr. 15.70.00. en nr. 15.90.00.). In deze voorschriften wordt onder meer bepaald dat aan elke vorm van samenwerking met andere instanties een convenant ten grondslag ligt. In een dergelijk convenant moet met betrekking tot de verstrekking van informatie door de Belastingdienst en het gebruik van informatie het volgende worden geregeld:

  • a.

    de Belastingdienst verstrekt aan het samenwerkingsverband de in het convenantgespecificeerde informatie. Deze in het convenant gespecificeerde informatie omvat niet meer dan de informatie die op grond van het onderhavige voorschrift aan elk van de in het samenwerkingsverbanddeelnemende instanties op verzoek zou worden verstrekt;

  • b.

    de medewerkers van de Belastingdienst, die in het samenwerkingsverband werkzaam zijn, vorderen ten behoeve van het samenwerkingsverband van belasting-, inhoudings- en administratieplichtigen geen andere gegevens dan die, welke de Belastingdienst op grond van het gestelde sub a aan het samenwerkingsverband verstrekt;

  • c.

    het beheer en de beveiliging van door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen dienen te voldoen aan de dienaangaande binnen de Belastingdienst geldende normen;

  • d.

    het samenwerkingsverband maakt informatie nopens een persoon of zaken van personen of lichamen niet verder bekend dan noodzakelijk is ter bereiking van de doelstelling van het samenwerkingsverband;

  • e.

    de door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen worden bij beëindiging van de samenwerking overgedragen aan één van de in het samenwerkingsverband deelnemende instanties. Deze instantie draagt ervoor zorg dat de informatie na beëindiging van het samenwerkingsverband niet voor een ander doel wordt gebruikt dan het doel, waarvoor de informatieverzamelingen zijn aangelegd.

In de eerder genoemde voorschriften inzake de samenwerking met andere instanties wordt tevens bepaald dat samenwerkingsconvenanten steeds ter goedkeuring worden voorgelegd aan het naast hogere niveau in de Belastingdienst.

6.6

Inzage proces-verbaal

De artikelen 30 tot en met 34 van het WvSv regelen de rechten van de verdachte met betrekking tot het kennis nemen van de processtukken. In dat verband heeft ook de verdachte in fiscale zaken (zie bijvoorbeeld artikel 31 WvSv) of zijn raadsman recht op kennisneming van het proces-verbaal van zijn verhoor. De verdachte kan niet alleen processtukken inzien maar kan er ook aantekeningen over maken. Kopieën van een proces-verbaal worden op aanvraag zo spoedig als dit mogelijk is verstrekt. Deze worden dan tegen ontvangstbevestiging afgegeven of aangetekend verzonden. Een verzoek aan de Belastingdienst om inzage in een proces-verbaal wordt, behoudens in het geval dat het procesverbaal is opgemaakt door de FIOD, ter beoordeling voorgelegd aan de contactambtenaar die beslist of er inzage kan worden verleend. Indien het proces-verbaal is opgemaakt door de FIOD wordt het verzoek overgedragen aan het hoofd van de FIOD-vestiging. In zaken waarbij de officier van justitie het onderzoek leidt of waarbij het proces-verbaal aan hem is ingezonden bepaalt deze of inzage wordt verleend. Is dit het geval, dan draagt de contactambtenaar respectievelijk het hoofd van de FIOD-vestiging het verzoek onmiddellijk over aan die officier van justitie.

Indien een proces-verbaal niet wordt ingezonden aan het Openbaar Ministerie, maar wel mede de grondslag voor de motivering van een op te leggen bestuurlijke boete vormt, stelt de Belastingdienst belastingplichtige op zijn verzoek in kennis van de onderdelen uit het proces-verbaal die van belang zijn voor die bestuurlijke boete. Het proces-verbaal wordt dan geanonimiseerd voor wat betreft gegevens van derden. De contactambtenaar wordt betrokken bij zo’n verzoek omdat hij op de hoogte is van de stand van zaken met betrekking tot de afdoening van het proces-verbaal.

Hoofdstuk

7

Overgangs- en slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1993 en kan worden aangehaald als: Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993).

De instructie informatieverstrekking (IIV), vastgesteld op 16 december 1982, nr. 582-26319 en de instructie informatieverstrekking Douane (IIVD), vastgesteld op 3 april 1989, nr. AFZ89-993 worden op diezelfde datum ingetrokken. Verzoeken waarop op 1 januari 1993 nog niet is beslist, worden behandeld volgens het VIV 1993.