Artikel
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1990 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEG L 82);
beschikking nr. 90/515/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 september 1990 tot vaststelling van de referentiemethoden voor het opsporen van residuen van zware metalen en arsenicum (PbEG L 286);
verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 77);
richtlijn nr. 98/53/EG van de Commissie van 16 juli 1998 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 201);
richtlijn nr. 2002/26/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 maart 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan ochratoxine A in levensmiddelen (PbEG L 75).
de waar die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien;
richtlijn nr. 2002/69/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op dioxinen en de gehaltebepaling van dioxineachtige PCB’s in levensmiddelen (PbEG L 209).