Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op: artikel 2 van verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1990 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEG L 82), artikel 2, tweede lid, van verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 31), richtlijn nr. 98/53/EG van de Commissie van 16 juli 1998 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 201), artikel 12, derde lid, en 13, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, alsmede artikel 1 van het Residubesluit;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.

verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1990 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEG L 82);

b.
beschikking 90/515/EEG;

beschikking nr. 90/515/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 september 1990 tot vaststelling van de referentiemethoden voor het opsporen van residuen van zware metalen en arsenicum (PbEG L 286);

c.

verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 77);

d.

richtlijn nr. 98/53/EG van de Commissie van 16 juli 1998 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 201);

e.

richtlijn nr. 2002/26/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 maart 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan ochratoxine A in levensmiddelen (PbEG L 75).

f.
melk:

de waar die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien;

g.

richtlijn nr. 2002/69/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op dioxinen en de gehaltebepaling van dioxineachtige PCB’s in levensmiddelen (PbEG L 209).

Artikel

2

Het gehalte van de navolgende componenten polychloorbifenylen (verder te noemen: PCB’s) overschrijdt niet de hieronder vastgestelde maximale gehaltes aan PCB’s in de aldaar genoemde eet- en drinkwaren:

2,4-4

trichloorbifenyl

28

2,5-2’5’

tetrachloorbifenyl

52

2,4,5-2’5’

pentachloorbifenyl

101

2,4,5-3’4’

pentachloorbifenyl

118

2,3,4-2’4’5’

hexachloorbifenyl

138

2,4,5-2’4’5’

hexachloorbifenyl

153

2,3,4,5-2’4’5’

heptachloorbifenyl

180

vislever a)Op productbasis.

1,50

0,60

1,20

1,20

1,50

1,50

2,0

aal en paling

0,50

0,20

0,40

0,40

0,50

0,50

0,60

overige vissoorten

0,10

0,04

0,08

0,08

0,10

0,10

0,12

melk en uit melk bereide produkten b)Op vetbasis, echter indien het product een vetgehalte heeft van 2% of minder worden de gehalten aan PCB-componenten betrokken op het product. De maximaal toegestane gehalten bedragen 1/50 van de aan het vet gerelateerde waarden.

0,05

0,02

0,04

0,04

0,05

0,05

0,06

eieren en eiprodukten c)Op vetbasis, echter indien het product een vetgehalte heeft van 5% of minder worden de gehalten aan PCB-componenten betrokken op het product. De maximaal toegestane gehalten bedragen 1/20 van de aan het vet gerelateerde waarden.

0,05

0,02

0,04

0,04

0,05

0,05

0,06

vlees en vleeswaren, afkomstig van runderen, varkens, schapen, paarden, geiten en pluimvee d)Op vetbasis, echter indien het product een vetgehalte heeft van 10% of minder wordt het gehalte aan PCB-componenten betrokken op het product.De maximaal toegestane gehalten bedragen dan 1/10 van de aan het vet gerelateerde waarden.

0,05

0,02

0,04

0,04

0,05

0,05

0,06

Artikel

3

De gezamenlijke maximale radioactiviteit van cesium 134 en 137 in eet- en drinkwaren is niet hoger dan toegelaten bij verordening (EEG) 737/90.

Artikel 4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Het gehalte aan nitraat-ion van de hieronder opgenomen groenten die al dan niet zijn toebereid of geconserveerd, is niet hoger dan:

andijvie

1 mei tot 1 november

2500

1 november tot 1 mei

3500

rode bieten

1 juli tot 1 april

3500

1 april tot 1 juli

4000

Artikel

8

In afwijking van bijlage I, deel 1, punt 1.1, van verordening (EG) 466/2001, bedraagt het nitraatgehalte van in Nederland geproduceerde, niet voor uitvoer bestemde spinazie ten hoogste:

  • a.

    3500 mg/kg, voor spinazie die geoogst is in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;

  • b.

    4500 mg/kg, voor spinazie die geoogst is in de periode van 1 november tot en met 31 maart.

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Artikel

14

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.Borst-Eilers

Bijlage

I

Vervallen

Bijlage

II

Vervallen