Regeling politiesurveillancehonden 1999

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie,

Besluiten:

§

1

Begripsbepaling

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
geleider:

de ambtenaar van een regionaal politiekorps, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die toestemming heeft van de regionaal korpsbeheerder om politiedienst te doen met een politiesurveillancehond;

b.
politiesurveillancehond:

de hond in eigendom van een politieregio waarvoor over een certificaat, als bedoeld in artikel 8, wordt beschikt;

c.
keuringsreglement:

het reglement dat als bijlage bij deze regeling is opgenomen;

d.
keuringseisen:

de eisen die vermeld zijn in het keuringsreglement;

e.
keuringscommissie:

een keuringscommissie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

f.
rijksgecomitteerden:

de functionarissen, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

g.
de ministers:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie;

h.
keuringsinstituut:

de door de Raad van Hoofdcommissarissen getroffen voorziening voor de organisatie en administratie van keuringen

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

Een politiesurveillancehond wordt uitsluitend in politiedienst gebruikt indien:

  • a.

    het gebruik geschiedt door een geleider, en

  • b.

    de combinatie van geleider en politiesurveillancehond beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 8.

Artikel

3

Artikel

4

§

3

Keuring en certificering

Artikel

5

Aan een keuring kunnen deelnemen ambtenaren van politie vanaf de rang van surveillant van politie, die zijn aangewezen als geleider.

Artikel

6

Voor de keuring komen in aanmerking honden die:

  • a.

    door een gediplomeerd dierenarts gezond zijn verklaard, en

  • b.

    ingeënt zijn tegen de in het keuringsreglement aangewezen ziekten.

Artikel

7

Artikel

8

De keuringscommissie verstrekt aan de geleider van de combinatie die heeft voldaan aan de keuringseisen een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de politiesurveillancehond.

Artikel

9

§

4

Herkeuringen

Artikel

10

§

5

Slotbepalingen

Artikel

11

De Regeling politiesurveillancehonden wordt ingetrokken.

Artikel

12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling politiesurveillancehonden 1999.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.Peper
De Minister van Justitie, A.H.Korthals

Keuringsreglement politiesurveillancehonden 1999, als bedoeld in artikel 7 van de Regeling Politiesurveillancehonden 1999

Voorwoord

De politietaak overeenkomstig het gestelde in artikel 2 van de Politiewet, het praktische politieoptreden en de eisen die de huidige samenleving aan de politie met betrekking tot de geweldsbeheersing stelt, liggen ten grondslag aan de uitwerking van het Keuringsreglement Politiesurveillancehonden.

Daarbij geldt de geëvalueerde visie van onder meer de regionale korpschef dat de politiesurveillancehond een dier moet zijn, dat ten behoeve van de politiedienst kan worden ingezet en waarbij in het bijzonder gebruik kan worden gemaakt van diens zintuigen. In deze visie is een politiesurveillancehond dus niet primair een repressief geweldsmiddel, maar meer een één van preventieve aard. Het eventueel noodzakelijk toegepaste geweld door een politiesurveillancehond moet in dit verband gezien worden als een ’ultimum remedium’. De aard van de politiesurveillancehond als geweldsinstrument ten behoeve van de politiedienst is evenwel de belangrijkste grondslag en leidraad voor de thans geformaliseerde keuringseisen.

Het is gewenst het eisenpakket, dat is afgestemd op de combinatie van geleider en politiesurveillancehond, periodiek op haar praktische, politiële en maatschappelijke waarde te toetsen en indien noodzakelijk aan te passen.

I

Algemeen

Het Keuringsreglement

Politiesurveillancehonden (hierna te noemen: het keuringsreglement) bevat een pakket van eisen waaraan de combinatie van geleider (man/vrouw) en politiesurveillancehond dient te voldoen. Bij de praktische uitvoering van enkele oefeningen is gebleken dat het keuringsreglement van 1994 onnodig tot afwijzing van combinaties leidt. Op grond hiervan zijn de navolgende taakdelen geactualiseerd:

  • taak 1, oefening 1;

  • taak 2, oefening 1, onderdeel c en e, oefening 2, onderdeel b en oefening 3;

  • taak 3, de gehele puntenwaardering is bijgesteld in de zin dat er bij iedere steloefening meer punten zijn te behalen omdat met name het bewakingsaspect is uitgebreid en voorts oefening 1, 5 en van oefening 6 onderdeel c.

I.1

Doelstelling

Het doel van het keuringsreglement is het stellen van inhoudelijke eisen aan het behalen van het certificaat op naam van de combinatie van geleider en diens politiesurveillancehond, waardoor:

  • de geleider en diens politiesurveillancehond als combinatie ten behoeve van de politiedienst kunnen worden ingezet;

  • er voldoende garantie aanwezig is, dat de politiesurveillancehond voldoet aan de door de geleider gegeven opdrachten;

  • het risico van buiten-proportioneel geweld en het risico van letsel tegenover betrokkenen en derden zo minimaal mogelijk is.

Als noodzakelijke voorwaarden om het bovengestelde doel te bereiken gelden:

  • a.

    ervaring met het praktisch politieoptreden ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en kennis van de opsporing van strafbare feiten met inachtneming van het Wetboek van Strafvordering. Hiermee wordt onder andere gedoeld op de surveillance, de toepassing door de geleider van de geweldsinstructie en het handelen overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering, zoals bij eerste optreden plaats delict, aanhouding, veiligheidsfouillering, onderzoek aan de kleding of het lichaam en inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen;

  • b.

    de beheersing van de politiesurveillancehond door de geleider onder alle omstandigheden. Hiermee wordt onder andere bedoeld het onder appèl houden van de hond;

  • c.

    het kunnen omgaan met onvoorspelbare en onverwachte situaties zoals deze zich kunnen voordoen in de politiepraktijk.

De oefeningen dienen uitgevoerd te worden op een landelijke of stedelijke lokatie, overdag (daglicht) of ’s avonds (donker). De definitieve keuze van het tijdstip, de lokatie van de keuring en de oefeningen worden in overleg tussen de rijksgecommitteerde en de keuringscommissie bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met de plaats waar de geleider en politiesurveillancehond praktisch dienst zullen gaan doen of reeds doen.

Het is noodzakelijk, dat de combinatie van geleider en politiesurveillancehond na het behalen van het certificaat regelmatig blijft oefenen en de vaardigheden op basis van dit keuringsreglement op peil houdt.

I.2

Toetsingscriteria

Het optreden met c.q. van de politie-surveillancehond wordt op grond van de bestaande regelgeving aangemerkt als inzet van een geweldsmiddel. Als basis van de beheersing van dit geweldsmiddel zijn in het keuringsreglement de toetsingscriteria in de volgende taakdelen te onderscheiden:

  • 1.

    gehoorzaamheid en vaardigheden;

  • 2.

    zoeken en revieren naar een persoon en voorwerpen;

  • 3.

    bewaken en stellen;

  • 4.

    combinatievorming.

Deze toetsingscriteria worden in het keuringsreglement nader uitgewerkt. Bij de uitwerking van de taakdelen en de daaronder vallende oefeningen, alsmede bij de beoordeling daarvan, is rekening gehouden met het hierboven vermelde doel en met de voorwaarden.

I.3

Puntenwaardering

Om in aanmerking te komen voor een certificaat op naam van de combinatie van geleider en politiesurveillancehond dient de combinatie per taakdeel cq per oefening een minimum aantal punten te behalen. Indien het vereiste aantal punten niet wordt behaald vindt afwijzing van de combinatie plaats, d.w.z. dat er geen certificaat als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Politiesurveillancehonden wordt uitgereikt.

Uitgangspunt is dat per taakdeel minimaal 60% van het totaal daarbij aangegeven aantal punten behaald moet worden. Voor een aantal oefeningen dient echter minimaal 60% van het daarbij aangegeven aantal punten te worden gehaald dan wel vindt afwijzing van de combinatie plaats vanwege foutieve uitvoering van de oefening. Het betreft de oefeningen waarbij het aspect van de geweldsbeheersing aan de orde komt.

Voor een beperkt aantal oefeningen is herkansing mogelijk. Het betreft de oefeningen die bij foutieve of onvoldoende uitvoering niet zonder meer tot afwijzing van de combinatie leiden.

Herkansing dient op dezelfde dag als de keuring plaats te vinden. Het leidt tot puntenaftrek op het betreffende onderdeel.

De voorwaarden genoemd bij punt I.1 Doelstelling worden door de keuringscommissie apart beoordeeld. Om te komen tot een beoordeling van de combinatie worden de geleider en de hond elk met 3, 2, 1 of 0 punten gewaardeerd. Het eindresultaat kan daardoor in positieve of negatieve zin door de combinatie worden beïnvloed met dien verstande dat beoordelingen tijdens de oefeningen bij deze puntentelling niet leiden tot aftrek of bijtellingen.

I.4

Opbouw keuringsreglement

Het keuringsreglement is als volgt opgebouwd. Er zijn drie onderscheiden taakonderdelen (hoofdstukken II t/m IV) en een toetsingskader voor de combinatie van geleider en politiesurveillancehond (hoofdstuk V).

Per taakdeel wordt de navolgende indeling gehanteerd:

  • 1.

    algemene omschrijving;

  • 2.

    algemene puntenwaardering;

  • 3.

    oefeningen;

  • a.

    doelstelling;

  • b.

    omschrijving;

  • c.

    uitvoering;

  • d.

    puntenwaardering

  • e.

    beoordeling.

I.5

Gezondheidsverklaring

Gelet op artikel 6 onder b. van de Regeling Politiesurveillancehonden dienen de honden die voor een keuring in aanmerking komen ingeënt te zijn tegen:

  • rabiës;

  • hondenziekte;

  • parvo;

  • ziekte van Weill;

  • para influenza type 1 en 2 (B. bronchi septica);

  • hepatites;

  • adeno virus.

II

Taakdeel 1: gehoorzaamheid en vaardigheid

II.1

Algemene doelstelling

Gedurende de uitvoering van de gehoorzaamheids- en vaardigheidsoefeningen moet worden aangetoond dat de hond de commando’s van zijn geleider onvoorwaardelijk opvolgt en over die vaardigheid beschikt die noodzakelijk is voor de politiepraktijk.

II.2

Algemene puntenwaardering

  • oefening 1: surveilleren met afliggen 25 punten

  • oefening 2: stil zijn 25 punten

  • oefening 3: Vaardigheidsbaan 30 punten

Totaal 80 punten

Aantal te behalen punten minimaal 60% = 48 punten. In geval van aanval en/of bijten van de verdachte tijdens oefening 2 wordt de combinatie afgewezen.

II.3

Oefeningen

II.3.1

Oefening 1: surveilleren met afliggen

a

Doelstelling

De hond moet ten opzichte van zijn geleider zijn volgzaamheid en gehoorzaamheid tonen.

De hond moet aantonen buiten de aanwezigheid van zijn geleider gedurende 3 minuten te kunnen blijven liggen; de oefening wordt solitair uitgevoerd.

b

Omschrijving

De geleider surveilleert met zijn hond aan een slappe lijn in een rechte lijn, over een afstand van ongeveer 50 meter. De hond dient tijdens de surveillance waarneembaar oplettend voor zijn omgeving naast de geleider te lopen. Surveillance-oefeningen welke naast het bovenvermelde nog bijzondere details bevatten, worden in de betreffende oefeningen nader omschreven.

Na één van de oefeningen, dit naar keuze van de keuringscommissie, moet de hond op commando van de geleider ’af’ gaan, waarna de geleider uit het zicht van de hond gaat.

c

Uitvoering

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de volgende maximum waardering:

  • 1.

    Surveilleren aan de lijn in gewone pas 5 punten

  • 2.

    Surveilleren aan de lijn in looppas 5 punten

  • 3.

    Surveilleren onaangelijnd in gewone pas en met omcommandering 5 punten

  • 4.

    Surveilleren naast de fiets 5 punten

  • 5.

    Afliggen 5 punten

Totaal 25 punten

e

Beoordeling

II.3.2

Oefening 2: stil zijn

a

Doelstelling

De geleider en zijn hond moeten een verdachte zo stil mogelijk kunnen benaderen.

b

Omschrijving

De geleider gaat met zijn hond aangelijnd na een teken van een lid van de keuringscommissie in een aangewezen richting surveilleren.

Tijdens deze surveillance hoort de geleider een geluid als van een inbraak in de omgeving. De geleider moet na het constateren van dit geluid naar de plaats gaan vanwaar het geluid komt.

c

Uitvoering

De geleider moet er voor zorgen dat de verdachte diens nadering met de politiesurveillancehond niet bemerkt, dit ter beoordeling van een lid van de keuringscommissie die zich bij de verdachte bevindt. Uitzondering is de natuurlijke ademhaling van de hond. Bij het aantreffen van de verdachte houdt de geleider deze aan, waarna hij zijn hond op een afstand van ongeveer 3 meter van de verdachte ter bewaking ’af’ legt.

Hierna stelt de geleider een gedegen onderzoek aan de kleding in, waarbij hij er voor zorg draagt dat hij niet tussen de verdachte en de hond komt. De verdachte wordt bij het fouilleren altijd van achteren benaderd. Na het onderzoek aan de kleding is de oefening beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de volgende maximum waardering:

  • 1.

    Surveilleren 5 punten

  • 2.

    Stil zijn 5 punten

  • 3.

    Aanhouding 5 punten

  • 4.

    Onderzoek 5 punten

  • 5.

    Bewaken 5 punten

Totaal 25 punten

e

Beoordeling

De per onderdeel omschreven vereisten worden apart beoordeeld. Voor iedere niet juiste uitvoering daarvan vindt per keer aftrek plaats van één punt.

Aanval en/of bijten bij onderdeel 5 ’bewaken’ leidt tot afwijzing van de combinatie.

II.3.3

Oefening 3: vaardigheid

a

Doelstelling

De geleider moet met zijn hond aantonen dat deze diverse obstakels kan nemen.

b

Omschrijving

De oefening heeft betrekking op de volgende objecten:

c

Uitvoering

Per object dient de oefening als volgt te worden uitgevoerd:

d

Puntenwaardering

Voor elk object is door de politiesurveillancehond maximaal 5 punten te behalen.

e

Beoordeling

De hond krijgt 5 punten als deze de oefening bij het betreffende object zelfstandig uitvoert. Voor een niet juist uitgevoerd object worden 3 punten gegeven. Voor een object waar de geleider de hond helpt of in geval van een weigering of herhaling worden ten hoogste 2 punten gegeven.

Elk object mag bij mislukking éénmaal worden herhaald.

Er is sprake van:

  • een niet juist uitgevoerd object, indien de hond de open trap niet goed oploopt maar met sprongen naar boven gaat, de loopplank of balk te vroeg verlaat, of aan het einde van de kruippijp deze niet zelfstandig verlaat;

  • hulp, indien de geleider de hond tijdens de uitvoering van de proeven steunt (praten, meelopen e.d.) of duwt met uitzondering van het meelopen bij object 2;

  • weigering indien de hond de oefening na het commando van de geleider daartoe niet aanvangt;

  • herhaling, indien de geleider na het begin van uitvoering door de hond deze terugroept en opnieuw een commando geeft voor het begin van uitvoering.

III

Taakdeel 2: zoeken en revieren naar voorwerpen en een persoon

III.1

Algemene doelstellling

Bij deze oefeningen moet worden aangetoond dat de geleider zijn hond goed kent. Hij moet zo optimaal mogelijk gebruik maken van het reukorgaan van de hond.

De hond moet aantonen dat hij reageert op menselijke geuren. De geleider moet het gedrag van zijn hond goed weten te interpreteren.

III.2

Algemene puntenwaardering

  • oefening 1: Zoeken van kleine voorwerpen 20 punten

  • oefening 2: Het opzoeken en aanwijzen van een wapen en een breekwerktuig 20 punten

  • oefening 3: Het opzoeken en lokaliseren van een persoon 20 punten

Totaal 60 punten

Aantal te behalen punten minimaal 60% = 36 punten, waarvan ten minste 12 punten bij oefening 3 dienen te worden behaald.

III.3

Oefeningen

III.3.1

Oefening 1: zoeken naar kleine voorwerpen

a

Doelstelling

Op een willekeurig terrein of plaats met een afmeting van ongeveer 30 bij 50 meter dat is gemarkeerd of afgezet, moet de hond drie kleine voorwerpen met daaraan menselijke geur zoeken en vinden.

b

Omschrijving

In een afgezet of gemarkeerd gebied waarvan de oppervlakte de praktijksituatie zo goed mogelijk moet benaderen (zie hierboven onder a.) bevinden zich drie kleine voorwerpen ter grootte van een sleutel, een klein zakmes, een klein slot e.d. met daaraan menselijke geur. De voorbeelden zijn willekeurig, maar duiden op het formaat van het voorwerp. Deze voorwerpen kunnen zowel op de grond als ongeveer 50 centimeter boven de grond zijn verstopt.

c

Uitvoering

De keuringscommissie geeft de zijde van de lokatie aan waarlangs de geleider zijn hond mag begeleiden. De geleider mag zijn hond tijdens het onderzoek aanmoedigen tot zoeken. Hij mag zich niet in het te onderzoeken terrein begeven.

De hond moet de voorwerpen apporteren.

De hond moet de voorwerpen heel bij zijn geleider brengen.

De tijdsduur van de oefening is 10 minuten.

d

Puntenwaardering

De onderdelen van de oefeningen kennen de volgende maximum waardering:

  • 1.

    wijze van zoeken door de hond 5 punten

  • 2.

    drie voorwerpen à 5 punten 15 punten

Totaal 20 punten

e

Beoordeling

De omschreven vereisten worden apart beoordeeld. Voor iedere niet juiste uitvoering vindt per keer aftrek plaats van één punt.

Ten aanzien van het totaal van de oefening vindt aftrek plaats in geval de hond dingen doet, die niet bij het onderzoek horen. Voorts vindt aftrek plaats bij niet goed zoeken door de hond.

Indien de hond twee of één van de aangegeven voorwerpen vindt, worden maximaal 3 respectievelijk 2 punten per voorwerp toegekend.

Per gevonden voorwerp vindt aftrek plaats, indien dit door de hond wordt gedeukt of kapot gemaakt. Hetzelfde geldt bij apporteren indien dit slecht gebeurd. Voor ingeslikte of niet gevonden voorwerpen worden geen punten gegeven.

Indien de geleider zich na aanzegging van het lid van de keuringscommissie niet houdt aan de instructie, worden voor de gehele oefening geen punten toegekend.

III.3.2

Oefening 2: opzoeken en verwijzen van wapen en breekwerktuig

a

Doelstelling

In een gemarkeerd of afgezet terrein moet de hond een wapen en een breekwerktuig, met daaraan menselijke geur, zoeken en vinden.

b

Omschrijving

In een gemarkeerd of afgezet terrein met een minimum lengte van 75 meter en een maximum lengte van 150 meter, zijn een wapen en een breekwerktuig met daaraan menselijke geur weggegooid. De breedte van het terrein wordt aangegeven door de keuringscommissie. De voorwerpen mogen niet verder dan 20 meter vanaf de basislijn worden weggegooid.

c

Uitvoering

Vanaf een beginpunt dat door een lid van de keuringscommissie wordt aangegeven wordt het onderzoek door de geleider met zijn hond aangevangen.

De geleider mag zijn hond tot zoeken aanmoedigen. Ook mag de geleider op een rustige manier zijn hond bij het opzoeken en verwijzen corrigeren.

De geleider mag niet in het terrein komen. Hij moet op aanwijzing van de keuringscommissie van het aangegeven beginpunt voorwaarts gaan naar het eindpunt van het terrein; zijn route loopt langs het te doorzoeken terrein. Hij mag stilstaan maar niet teruggaan op het gedeelte dat hij heeft afgelegd.

Als de hond het wapen en/of het breekwerktuig verwijst en/of aanblaft, moet de geleider de plaats waar het voorwerp zich bevindt kenbaar maken aan de keuringscommissie, waarna een lid van de keuringscommissie de geleider opdracht geeft de hond uit het terrein te roepen. De aangewezen voorwerpen blijven in het terrein achter. De geleider mag gedurende dit onderzoek aan de keuringscommissie slechts tweemaal een plaats aangeven.

De hond mag geen andere dingen doen dan die verband houden met dit onderzoek. De wijze van verwijzen van voorwerpen door de hond wordt niet voorgeschreven.

De tijdsduur van dit onderzoek is 10 minuten.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    wijze van het terrein nemen door de hond 2 x 5 punten

  • 2.

    aanwijzen van de voorwerpen 2 x 5 punten

Totaal 20 punten

e

Beoordeling

Indien één of beide voorwerpen worden geapporteerd vindt per voorwerp aftrek plaats van 3 punten, mits het voorwerp rustig in de bek van de hond wordt gehouden en de geleider op commando de hond kan bewegen het voorwerp buiten het terrein los te laten. Als dit niet gebeurt, vindt een aftrek plaats van 4 punten per voorwerp.

Bij het verplaatsen van een voorwerp over een afstand tot één meter vindt aftrek plaats van 1 punt, tot twee meter 2 punten, enz. tot maximaal 5 punten per voorwerp.

Er vindt per voorwerp aftrek plaats van 1 punt, indien de hond het voorwerp verkeerd aanwijst, mits de geleider dit niet kenbaar heeft gemaakt. Eveneens aftrek van 1 punt, indien de hond in het voorwerp bijt.

Bij een verkeerde aanwijzing door de geleider wordt het voorwerp als niet gevonden beschouwd; de geleider kan overigens maar één keer verkeerd verwijzen.

Op het totaal aantal punten van de oefening vindt aftrek plaats in geval de hond dingen doet, die niet bij het onderzoek horen; 1 punt per keer. Indien beide voorwerpen niet worden gevonden, zal voor de gehele oefening geen waardering plaatsvinden.

Indien de geleider zich na aanzegging van het lid van de keuringscommissie niet houdt aan de instructie, worden voor de gehele oefening geen punten toegekend.

III.3.3

Oefening 3: opzoeken en lokaliseren van een persoon

a

Doelstelling

In een willekeurig gebied of lokatie moet de hond onaangelijnd een in burger gekleed persoon opzoeken en vinden.

b

Omschrijving

In een willekeurig gebied of lokatie heeft een persoon zich verstopt. Deze persoon dient ervoor te zorgen dat de hond nimmer bij hem kan komen en dat hij zich zodanig verstopt dat de geleider/hond hem niet kan zien.

c

Uitvoering

Voor het begin van de oefening sommeert de geleider drie maal ’Hier spreekt de politie, kom te voorschijn of de hond wordt ingezet’. In de oefening geeft de verstopte persoon geen gevolg aan de sommatie. Door een lid van de keuringscommissie wordt een richting aangegeven. Tijdens de zoeking laat de geleider de onaangelijnde hond zowel links als rechts het terrein of de lokatie doorzoeken. Hij dient de hond op een zodanige afstand te volgen dat hij deze onder onmiddellijk en voortdurend toezicht houdt. De geleider mag niet teruggaan naar het door hem reeds afgelegde gedeelte.

Als de hond de persoon lokaliseert, dit ter beoordeling van de gelider (kennis van zijn hond), gaat de geleider na een teken van de keurmeester naar zijn hond, lijnt hem aan, doet twee passen achterwaarts en sommeert de burger te voorschijn te komen.

De geleider mag eenmaal een gelokaliseerde plaats kenbaar maken aan de keuringscommissie. Indien de geleider een plaast kenbaar maakt waar de persoon zich niet bevindt maar waarvan aannemelijk is dat er menselijke geur aanwezig is (dit ter beoordeling van de keuringscommissie) kan het lid van de keuringscommissie de geleider door laten zoeken en de oefening laten vervolgen.

De geleider mag tijdens de oefening zijn hond op rustige wijze corrigeren doch met uitzondering van het onderdeel wijze van lokaliseren en bewaken. De hond dient de persoon duidelijk en zelfstandig te lokaliseren.

Tijdens de oefening volgt het lid van de keuringscommissie de combinatie op een afstand van ± 10 meter.

De tijdsduur van de oefening is 10 minuten.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Wijze van terrein of lokatie nemen door de hond 5 punten

  • 2.

    Surveilleren/begeleiden door de geleider 5 punten

  • 3.

    Wijze van lokaliseren 5 punten

  • 4.

    Bewaken 5 punten

Totaal 20 punten

e

Beoordeling

Aftrek onderdeel 1: ongehoorzaamheid, onwennigheid en dingen die niet bij dit onderzoek behoren.

Aftrek onderdeel 2: geen kennis hond, ontaktische handelingen en teruggaan van de geleider op de aangewezen richting.

Aftrek onderdeel 3: niet goed lokaliseren door de hond en/of het aanbrengen van beschadigingen omgeving vindplaats door de hond.

Aftrek onderdeel 4: geen goede bewakingsdrift van de hond. Indien dit onderdeel met 0 punten wordt gewaarderd kunnen de andere onderdelen met maximaal drie punten worden gewaardeerd.

De per onderdeel omschreven vereisten worden apart beoordeeld. Voor iedere niet juiste uitvoering daarvan vindt per keer aftrek plaats van één punt.

Indien de geleider bij het begin van de oefening niet sommeert en toch een aanvang maakt met de oefening, zal voor de gehele oefening geen waardering plaatsvinden. Dit geldt eveneens indien de hond niet zelfstandig lokaliseert of bijt/aanvalt.

IV

Taakdeel 3: bewaken en stellen

IV.1

Algemene doelstelling

Bij de inzet van de hond moet het risico verbonden aan het aanwenden van geweld, zoveel mogelijk worden beperkt. Tevens moet worden aangetoond dat de hond beheersbaar is.

IV.2

Algemene puntenwaardering

De combinatie van geleider en politiesurveillancehond dient om in aanmerking te komen voor een certificaat op naam van de combinatie per oefening, met uitzondering van oefening 1, minimaal 60% van het totaal daarbij aangegeven aantal punten te behalen.

  • oefening 1: Bewaken van een dienstvoertuig 10 punten

  • oefening 2: Aanhouding van een zich met een stok verwerende verdachte 65 punten

  • oefening 3: Aanhouding van een verdachte die gewapend is met een vuurwapen en een groot werpstuk 65 punten

  • oefening 4: Aanhouding van een verdachte op een voor een hond gladde vloer 20 punten

  • oefening 5: Schijnstellen 60 punten

  • oefening 6: Terugroepen van een achtervolgende hond 15 punten

Totaal 240 punten

Aantal te behalen punten minimaal 60% = 144 punten, waarbij per oefening, met uitzondering van oefening 1, minimaal 60% van het daarbij aangegeven aantal punten behaald dient te worden.

Voor de beoordeling van de onderscheiden onderdelen per oefening wordt verwezen naar paragraaf IV.4.

IV.3

Oefeningen

IV.3.1

Oefening 1: bewaken van een dienstvoertuig

a

Doelstelling

De hond dient een dienstvoertuig te bewaken.

b

Omschrijving

De geleider zit in een dienstvoertuig. De hond is geplaatst in de kennel van het dienstvoertuig. Op een teken van de keurmeester zal de helper de achterklep van de dienstauto en de kennel openen. De helper zal trachten de hond uit de kennel te halen.

c

Uitvoering

De hond moet op energieke wijze de verdachte aanvallen. Indien de hond de verdachte bijt geeft de helper zijn poging op. De geleider stapt uit het dienstvoertuig en geeft de hond indien nodig het commando tot loslaten. Hierna is de oefening beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Bewaken van het dienstvoertuig 5 punten

  • 2.

    Bijten 5 punten

  • 3.

    Loslaten 5 punten

Totaal 15 punten

e

Beoordeling

Aftrek voor het onderdeel bijten vindt plaats indien de hond slap bijt. Indien de hond niet bijt, vindt voor de gehele oefening geen waardering plaats.

IV.3.2

Oefening 2: aanhouding van een zich met een stok verwerende verdachte

a

Doelstelling

De hond wordt ingezet tegen een zich met een stok verwerende verdachte. De hond zal hier zijn moed en beheersbaarheid moeten tonen.

De afstand waarover de oefening plaatsvindt bedraagt minimaal 60 meter en maximaal 100 meter.

b

Omschrijving

Tijdens de surveillance ontdekt de geleider met zijn hond een zich verdacht ophoudende persoon die iets in een tas deponeert.

c

Uitvoering

De geleider die dit feit ontdekt roept de verdachte aan met ’Halt Politie, geeft u zich over of de hond wordt ingezet’.

Hieraan voldoet de verdachte niet en hij gaat er vandoor na het wegwerpen van de tas. De geleider geeft hierop zijn hond opdracht de verdachte tot staan te brengen. De geleider volgt zijn hond zo snel mogelijk met medeneming van de weggegooide tas. De hond moet de verdachte, die zich verdedigt door zich naar de hond te keren en hem probeert af te weren met schreeuwen en een stokslag, met zijn eerste aanval direct tot staan brengen en al of niet op commando van de geleider loslaten. Nadat de hond heeft losgelaten gaat de hond over tot bewaken van de verdachte.

De geleider houdt de verdachte aan, waarna hij de stok afneemt en een gedegen onderzoek aan de kleding instelt.

Tijdens dit onderzoek ligt de hond op ongeveer 3 meter van de verdachte en draagt de geleider er zorg voor dat hij niet tussen de hond en de verdachte komt. Na het onderzoek wordt met medeneming van de tas en de stok door de geleider de verdachte overgebracht naar een gereedstaande dienstauto. Voordat de verdachte wordt overgebracht geeft de geleider duidelijk de richting aan waarheen de verdachte moet lopen. De geleider volgt op ongeveer 2 meter achter de verdachte, met zijn hond onaangelijnd naast zich. Op een afstand van 2 meter van de dienstauto laat de geleider de verdachte halt houden.

De geleider laat zijn hond onaangelijnd ter bewaking bij de verdachte achter, waarna hij de deur van de dienstauto opent. De verdachte doet hierna een vluchtpoging. De hond moet de verdachte zonder dat hij daartoe een commando krijgt resoluut tot staan brengen en al of niet op commando loslaten en overgaan tot bewaken. Vervolgens gaat de geleider naar zijn hond en verwijdert zich van de verdachte waarna de oefening is beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Surveilleren 5 punten

  • 2.

    Aanval 5 punten

  • 3.

    Bijten 5 punten

  • 4.

    Loslaten 5 punten

  • 5.

    Bewaken na het loslaten 5 punten

  • 6.

    Onderzoek 5 punten

  • 7.

    Bewaken tijdens onderzoek 5 punten

  • 8.

    Overbrengen 5 punten

  • 9.

    Bewaken voor tweede aanval 5 punten

  • 10.

    Tweede aanval 5 punten

  • 11.

    Bijten 5 punten

  • 12.

    Loslaten 5 punten

  • 13.

    Bewaken 5 punten

Totaal 65 punten

e

Beoordeling

Indien de eerste aanval (sub 2.) met 3 punten wordt gewaardeerd, dan mogen de onderdelen sub 1. tot en met 7., mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd.

Bijt de hond bij deze eerste aanvalsoefening dan wel bij een herhaalde poging niet direct in, dan worden voor de gehele oefening geen punten toegekend.

Voor de aanvalsoefening ná het overbrengen wordt eenzelfde waardering toegepast met dien verstande dat er gekort zal worden na het onderdeel ’overbrengen’ sub 8. De voorgaande onderdelen sub 1. tot en met 7. kunnen dan, mits uitmuntend uitgevoerd en niet beperkt door de puntentelling naar aanleiding van de eerste aanval nog met 5 punten worden gewaardeerd.

Na het onderdeel overbrengen laat de geleider zijn hond ter bewaking bij de verdachte achter. De geleider gaat naar de auto om de deur te openen. Indien de hond de verdachte te vroeg aanvalt en wel voordat de geleider de deur van de auto heeft geopend, wordt de aanval met maximaal 3 punten gewaardeerd. De geleider opent vervolgens de deur en geeft daarna het commando voor het loslaten. De verdachte vlucht niet meer.

Voor iedere beet tijdens bewaken, onderzoek of overbrengen wordt per beet 1 punt afgetrokken; zie ook paragraaf IV.4.

IV.3.3

Oefening 3: aanhouding gewapende verdachte

a

Doelstelling

De hond wordt ingezet tegen een verdachte die van een vuurwapen en een werpstuk gebruik maakt. De hond zal hier zijn moed en beheersbaarheid moeten tonen. De afstand waarover de oefening plaatsvindt, bedraagt maximaal 60 meter.

b

Omschrijving

Tijdens de surveillance ontdekt de geleider met zijn hond een zich verdacht ophoudende persoon. Deze schiet met een vuurwapen in de richting van de geleider.

c

Uitvoering

De geleider gaat na de beschieting met zijn hond in dekking. De hond krijgt vanuit deze positie van de geleider opdracht om de verdachte tot staan te brengen. Tijdens de achtervolging en/of het begin van de aanval wordt er nogmaals geschoten in de richting van de hond. Als de hond de verdachte tot op ongeveer 10 meter is genaderd, gooit de verdachte een plastic jerrycan (inhoud 5 liter) in de richting van de hond en vlucht verder. De hond moet de verdachte resoluut tot staan brengen. De geleider commandeert de verdachte het vuurwapen te laten vallen. De verdachte geeft zich na het laten vallen van het vuurwapen over. De geleider dient het vuurwapen in beslag te nemen en op de voorgeschreven wijze veilig te stellen.

De geleider houdt de verdachte aan, waarna hij een gedegen onderzoek aan de kleding instelt. Tijdens dit onderzoek ligt de hond op ongeveer 3 meter achter de verdachte. De geleider draagt er zorg voor dat hij niet tussen de hond en de verdachte komt.

Na het onderzoek wordt met medeneming van het inbeslaggenomen pistool de verdachte overgebracht naar een gereedstaande dienstauto. Voordat de verdachte wordt overgebracht geeft de geleider duidelijk de richting aan waarheen de verdachte moet lopen. De geleider volgt op ongeveer 2 meter achter de verdachte met zijn hond onaangelijnd naast zich. Op een afstand van 2 meter van de dienstauto laat de geleider de verdachte halt houden.

De geleider laat zijn hond onaangelijnd ter bewaking bij de verdachte achter en opent de deur van de dienstauto. Vervolgens keert de geleider terug naar zijn hond. Tijdens het naderen valt de verdachte de geleider aan. De hond moet uit eigener beweging de verdachte aanvallen en vervolgens al of niet op commando loslaten en overgaan tot bewaken zodra de verdachte zich heeft overgegeven. Hierna gaat de geleider naar zijn hond en verwijdert zich van de verdachte waarna de oefening is beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Aanval 5 punten

  • 2.

    Surveilleren 5 punten

  • 3.

    Bijten 5 punten

  • 4.

    Loslaten 5 punten

  • 5.

    Bewaken na het loslaten 5 punten

  • 6.

    Onderzoek 5 punten

  • 7.

    Bewaken tijdens onderzoek 5 punten

  • 8.

    Overbrengen 5 punten

  • 9.

    bewaken voor tweede aanval/verdedigen 5 punten

  • 10.

    Tweede aanval/verdedigen 5 punten

  • 11.

    Bijten 5 punten

  • 12.

    Loslaten 5 punten

  • 13.

    Bewaken 5 punten

Totaal 65 punten

e

Beoordeling

Indien de eerste aanval (sub 2.) met 3 punten wordt gewaardeerd, dan mogen de onderdelen sub 1. tot en met 8., mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd. Bijt de hond bij deze aanval of bij een herhaalde aanval niet direct in, dan worden voor de gehele oefening geen punten toegekend.

In geval het onderdeel tweede aanval/verdedigen na het overbrengen met 3 punten wordt gewaardeerd, dan mogen de resterende onderdelen sub 9. tot en met 11., mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd. De onderdelen sub 1. tot en met 8. kunnen dan, mits uitmuntend uitgevoerd en niet beperkt door de puntentelling naar aanleiding van de eerste aanval nog met 5 punten worden gewaardeerd.

Na het onderdeel overbrengen laat de geleider zijn hond ter bewaking bij de verdachte achter. De geleider gaat naar de auto om de deur te openen. Indien de hond de verdachte te vroeg aanvalt en wel voordat de geleider de deur van de auto heeft geopend, wordt de aanval met maximaal 3 punten gewaardeerd. De geleider opent de deur en geeft hierna het commando tot loslaten. Het verdedigen vindt dan niet meer plaats.

Voor iedere beet tijdens het bewaken, het onderzoek of het overbrengen wordt per beet 1 punt afgetrokken; zie ook paragraaf IV.4.

IV.3.4

Oefening 4: aanhouding verdachte op gladde vloer

a

Doelstelling

De hond wordt ingezet tegen een verdachte die zich op een gladde vloer bevindt op een afstand van maximaal 10 meter.

b

Omschrijving

In een lokatie met een gladde vloer is een verdachte aanwezig. De geleider gaat op aanwijzing van een lid van de keuringscommissie met zijn hond aangelijnd naar binnen. Op dat moment zal de verdachte een voorwerp pakken en enkele bedreigingen tegen de geleider uiten.

c

Uitvoering

De geleider sommeert tweemaal: ’Halt politie, geeft u zich over of de hond wordt ingezet.’. De verdachte voldoet niet aan de sommatie. De geleider zet hierna zijn hond onaangelijnd aanvallend in. Nadat de hond de verdachte heeft aangevallen geeft deze zich over en moet de hond al of niet op commando loslaten en overgaan tot bewaken. Hierna gaat de geleider naar zijn hond en verwijdert zich van de verdachte waarna de oefening is beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Aanval 5 punten

  • 2.

    Bijten 5 punten

  • 3.

    Loslaten 5 punten

  • 4.

    bewaken 5 punten

Totaal 20 punten

e

Beoordeling

Indien de aanval met 3 punten wordt gewaardeerd, dan mogen de overige onderdelen, mits uitmuntend uitgevoerd niet hoger worden gewaardeerd.

In geval het onderdeel aanval met minder dan 3 punten wordt gewaardeerd, dan zal voor de gehele oefening geen puntenwaardering plaatsvinden; zie ook paragraaf IV.4.

IV.3.5

Oefening 5: schijnstellen

a

Doelstelling

De hond wordt ingezet op een vluchtende verdachte, die nadat de hond is ingezet zich overgeeft en stil gaat staan. De hond moet zijn beheersbaarheid tonen.

b

Omschrijving

Als de hond is ingezet en de vluchtende verdachte stil is gaan staan en zich overgeeft, moet de hond als hij bij de verdachte is aangekomen direct overgaan tot bewaken.

Nadat de hond bij de verdachte is aangekomen, mag de geleider tot tweemaal toe een commando tot niet bijten geven.

c

Uitvoering

Tijdens de surveillance ontdekt de geleider met zijn hond - op een afstand van minimaal 60 meter en maximaal 100 meter - iemand die even tevoren een misdrijf heeft gepleegd. De geleider roept de verdachte aan met de woorden: ’Halt politie, geeft u zich over of de hond wordt ingezet.’ Hieraan wordt, ook na herhaling, door de verdachte geen gevolg gegeven. Vervolgens geeft de geleider zijn hond de opdracht de verdachte tot staan te brengen. De geleider volgt zijn hond. Als de hond-in-achtervolging de verdachte tot op ongeveer 30 meter is genaderd, geeft de verdachte zich over door zich om te draaien en stil te gaan staan. Als de hond bij de verdachte is aangekomen, gaat de hond onmiddellijk over tot bewaking.

Na de aanhouding stelt de geleider een gedegen onderzoek aan de kleding in. Tijdens dit onderzoek ligt de hond op ongeveer 2 meter van de verdachte en draagt de geleider er zorg voor dat hij niet tussen de hond en de verdachte komt.

Na het onderzoek wordt de verdachte overgebracht naar een gereedstaande dienstauto. Voordat de verdachte wordt overgebracht geeft de geleider duidelijk de richting aan waarin de verdachte moet lopen. De geleider volgt met zijn hond onaangelijnd naast zich op ongeveer 2 meter afstand achter de verdachte. Op een afstand van 2 meter van de dienstauto laat de geleider de verdachte halt houden. De geleider laat de hond onaangelijnd ter bewaking bij de verdachte achter, waarna hij de deur van de dienstauto opent. De verdachte doet hierna een vluchtpoging. De hond moet de verdachte zonder dat hij daartoe het commando krijgt resoluut tot staan brengen en al of niet op commando loslaten en overgaan tot bewaken. Vervolgens gaat de geleider naar zijn hond en verwijdert zich van de verdachte waarna de oefening is beëindigd.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Surveilleren 5 punten

  • 2.

    Achtervolging 5 punten

  • 3.

    Bewaken 5 punten

  • 4.

    Aanhouding 5 punten

  • 5.

    Onderzoek 5 punten

  • 6.

    Bewaken tijdens onderzoek 5 punten

  • 7.

    Overbrengen 5 punten

  • 8.

    Bewaken voor aanval 5 punten

  • 9.

    Aanval 5 punten

  • 10.

    Bijten 5 punten

  • 11.

    Loslaten 5 punten

  • 12.

    Bewaken 5 punten

Totaal 60 punten

e

Beoordeling

In geval van waardering van onderdeel 3. ’Bewaken’ met 3 punten mogen de onderdelen sub 1. tot en met 7. van deze oefening, mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd.

In geval onderdeel 9. ’Aanval’ een waardering krijgt van 3 punten mogen de onderdelen sub 9. tot en met 12. van deze oefening, mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd dan met 3 punten. De voorgaande onderdelen kunnen dan, mits uitmuntend uitgevoerd en niet beperkt door de puntentelling naar aanleiding van onderdeel 3. ’Bewaken’ nog met 5 punten worden gewaardeerd.

Indien de schijnaanval is geslaagd en de hond voor het overbrengen de verdachte zwaar bijt, vindt voor de oefening geen waardering plaats. Indien de hond na het overbrengen en voor het onderdeel 9 de verdachte bijt, vindt per keer aftrek van één punt plaats.

Zie voor de beoordeling ook paragraaf IV.4.

IV.3.6

Oefening 6: terugroepen van de achtervolgende hond

a

Doelstelling

De hond wordt ingezet op een vluchtende verdachte. De hond moet zijn beheersbaarheid tonen door op commando van zijn geleider direct terug te komen.

b

Omschrijving

Als de geleider zijn hond terugroept, moet deze onmiddellijk aan dit commando voldoen en vlot naar de geleider terugkomen.

c

Uitvoering

Tijdens de surveillance ontdekt de geleider met zijn hond iemand - op een afstand van minimaal 60 meter en maximaal 100 meter - die even tevoren een misdrijf heeft gepleegd. De geleider roept de verdachte aan met de woorden ’Halt politie, geeft u zich over of de hond wordt ingezet’. Hieraan wordt, ook na herhaling, door de verdachte geen gevolg gegeven. Vervolgens geeft de geleider zijn hond de opdracht de verdachte tot staan te brengen. De geleider volgt zijn hond ongeveer 25 meter. Als de hond in achtervolging is en de verdachte tot op ongeveer 30 meter is genaderd, roept de geleider zijn hond terug. Deze moet onmiddellijk aan dit commando voldoen en vlot naar de geleider terugkomen.

d

Puntenwaardering

De diverse onderdelen kennen de navolgende maximum waardering:

  • 1.

    Surveilleren 5 punten

  • 2.

    Achtervolging 5 punten

  • 3.

    Terugkeren 5 punten

Totaal 15 punten

e

Beoordeling

De geleider mag de achtervolgende hond twee commando’s geven om terug te keren. Bij drie of vier commando’s is de waardering voor het terugkeren maximaal respectievelijk 4 of 3 punten. In geval van waardering van onderdeel 2. ’Achtervolging’ of onderdeel 3. ’Terugkeren’ met 3 punten mogen de andere onderdelen, mits uitmuntend uitgevoerd, niet hoger worden gewaardeerd dan met 3 punten.

Indien de hond tijdens de oefening de verdachte bijt, vindt voor de gehele oefening geen waardering plaats.

Zie voor de beoordeling van de onderdelen ook paragraaf IV.4.

IV.4

Algemene beoordeling aanvalsoefeningen

Algemeen

De algemene beoordeling wordt afgemeten op een schaal van 0 tot en met 5 punten. Door de keuringscommissie wordt daarbij de volgende waardering gevolgd:

  • 5 punten = uitmuntend

  • 4 punten = goed

  • 3 punten = betrekkelijk

  • 2 punten = onvoldoende

  • 1 punten = slecht

  • 0 punten = niet volbracht

Bij elk van de oefeningen in taakdeel 3, met uitzondering van oefening 1, dient tenminste 60% van het totaal aantal punten per oefening behaald te worden. Indien voor één van deze oefeningen van taakdeel 3 geen of onvoldoende waardering plaatsvindt, dan wordt de combinatie afgewezen.

1

Surveilleren

Tijdens een surveillance dient een geleider duidelijke sommaties te geven, waarbij de hond zich naast de geleider bevindt. De surveillance mag geschieden aan een sliplijn. De hond draagt tijdens de oefeningen geen halsband.

2

Aanval van de hond

De beoordeling van een aanval begint zodra de hond is afgelijnd en eindigt zodra de hond zich heeft ingebeten. Bij een vluchtpoging dient de hond resoluut eigener beweging de verdachte aan te vallen en tot staan te brengen.

3

Bijten

Bijten op een arm of been maakt voor een beoordeling geen verschil.

4

Loslaten

De geleider mag niet aan de verdachte of de hond komen, hij mag niet be-dreigend zijn en moet ’los’ commanderen op ongeveer 2 meter van de verdachte. De geleider mag maximaal 3 extra commando’s aan zijn hond geven.

Laat de hond niet los, dan zal voor de gehele oefening geen waardering plaatsvinden

5

Bewaken

De hond dient attent bij de verdachte te blijven. Tijdens het onderzoek aan de kleding moet de hond zich op ongeveer 3 meter van de verdachte bevinden. De geleider mag zich niet tussen de verdachte en de hond begeven. De hond mag zich niet verplaatsen, niet gaan zitten en niet gaan staan. Verlaat de hond de eerst ingenomen plaats over een afstand van meer dan vijf meter, dan worden voor dit onderdeel geen punten toegekend.

6

Onderzoek

Na de aanhouding dient een gedegen onderzoek aan de kleding plaats te vinden. De verdachte wordt van achteren benaderd voordat tot daadwerkelijk fouilleren wordt overgegaan. Tijdens het fouilleren staat de geleider achter de verdachte.

7

Overbrengen van de verdachte

Alvorens de verdachte over te brengen moet de geleider hem een richting aangeven waarheen het overbrengen geschiedt. Hierna commandeert de geleider zijn hond met de verdachte voorwaarts te gaan. Tijdens het overbrengen dient de geleider met zijn hond onaangelijnd naast zich op ongeveer 2 meter achter de helper te blijven. Het overbrengen eindigt op een afstand van 2 meter van een gereedstaande dienstauto, waarna eventueel nog een oefening begint.

8

Nabeten

Nabeten worden in mindering gebracht op het totaal aantal punten van de oefening tot een maximum van 5. Indien sprake is van meer dan vijf nabeten, dan wordt geen certificaat verstrekt.

9

Extra commando’s

Extra commando’s, met uitzondering van het onderdeel ’Loslaten’ en de eerste twee terugkeercommando’s van het betreffende onderdeel in paragraaf IV.3.6., leiden per keer tot aftrek van 1 punt van het totaal van de oefening.

10

Aanval

In geval het onderdeel ’Aanval’ met minder dan 3 punten wordt gewaardeerd, zal voor de gehele oefening geen puntenwaardering plaatsvinden.

In geval het de ’Tweede aanval’ in een oefening betreft, zal voor het resterende gedeelte van de oefening geen puntenwaardering plaatsvinden (N.B.: oefeningen 2,3,4 en 5 van taakdeel 3).

11

Instructie

De geleider dient zich te houden aan de aanzeggingen en aanwijzingen van (het lid van) de keuringscommissie. Indien hij zich niet daaraan houdt, wordt hij gekort in de waardering voor de combinatie.

12

Helper

Alle hiervoor in aanmerking komende oefeningen worden uitgevoerd met behulp van een pakwerker met uitzondering van het manrevieren. Deze oefening wordt ’in burger’ gedaan. In de daarvoor in aanmerking komende oefeningen treedt de helper op als verdachte.

V

Combinatievorming

V.1

Algemene doelstelling

De geleider wordt beoordeeld op zijn vakbekwaamheid, takt en techniek voor wat betreft het begeleiden en het inzetten van zijn hond.

De hond wordt beoordeeld op zijn geschiktheid voor ondersteunende taken ten behoeve van het korps waarin hij dient. In het bijzonder wordt hij beoordeeld op werklust, betrouwbaarheid, gehoorzaamheid, intelligentie, vaardigheid, karakter en moed.

Punten die al tijdens de oefening hebben geleid tot waardering worden niet nog eens ter beoordeling van de combinatie van geleider en politiesurveillancehond meegewogen.

V.2

Algemene puntenwaardering

De oefeningen waarin de combinatie wordt beoordeeld zijn die (onderdelen van) oefeningen die door de geleider en zijn hond gezamenlijk worden gedaan met uitzondering van ’voedselweigeren’, ’afliggen’ en ’bewaken voorwerp’.

  • 1.

    3 oefeningen in taak 1 3 x 6 punten

  • 2.

    3 oefeningen in taak 2 3 x 6 punten

  • 3.

    5 oefeningen in taak 3 5 x 6 punten

Totaal 66 punten

Zowel de geleider als de hond dienen 60% van het door hen te behalen aantal punten te scoren.

V.3

Waardering en beoordeling

Om te komen tot een beoordeling van de combinatie worden buiten de beoordeling voor de oefeningen de geleider en de hond met elk 3, 2, 1 of 0 punten beoordeeld:

  • 3 punten voor de geleider voor de omgangsvorm met zijn hond, de inzichten en taktische handelingen in de oefening;

  • 2 punten als er hieromtrent aanmerkingen gemaakt worden;

  • 1 punt als het slecht is;

  • 0 punten als geen resultaat wordt behaald en dit door de geleider komt;

  • 3 punten voor de hond die de opdrachten of commando’s van zijn geleider opvolgt, die bekwaamheden in de oefening toont, die moedig is en werklust etaleert;

  • 2 punten als de hond hier niet aan voldoet;

  • 1 punt als de hond in een oefening slecht is;

  • 0 punten als geen resulaat wordt behaald en dit door de hond komt.