Wet van 17 mei 1999, houdende regeling van de subsidiëring van politieke partijen (Wet subsidiëring politieke partijen)

Wet subsidiëring politieke partijen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke regels te stellen inzake de subsidiëring van politieke partijen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    politieke partij: een vereniging waarvan de aanduiding op grond van artikel G 1 van de Kieswet is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer;

  • c.

    leden van een politieke partij: leden met vergader- en stemrechten in de vereniging, die jaarlijks elk € 12,– of meer aan contributie betalen;

  • d.

    politiek-wetenschappelijk instituut: een politiek-wetenschappelijk instituut als bedoeld in artikel 3;

  • e.

    politieke jongerenorganisatie: een politieke jongerenorganisatie als bedoeld in artikel 3;

  • f.

    leden van een politieke jongerenorganisatie: leden die niet jonger dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar zijn en die jaarlijks € 5,– of meer aan contributie betalen;

  • g.

    kamerzetel: een zetel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan wel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal, indien aan de lijst van een politieke partij op grond van de Kieswet geen zetels in de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn toegewezen;

  • h.

    peildatum: de eerste dag van het kalenderjaar;

  • i.

    instelling voor buitenlandse activiteiten: een instelling als bedoeld in artikel 3.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Paragraaf

2

De subsidie

Artikel

5

De subsidie wordt slechts verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

  • a.

    politieke vormings- en scholingsactiviteiten;

  • b.

    informatievoorziening;

  • c.

    het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland;

  • d.

    het ondersteunen van vormings- en scholingsactiviteiten ten behoeve van het kader van zusterpartijen buiten Nederland;

  • e.

    politiek-wetenschappelijke activiteiten;

  • f.

    activiteiten ter bevordering van de politieke participatie van jongeren;

  • g.

    het werven van leden;

  • h.

    het betrekken van niet-leden bij subsidiabele activiteiten van de politieke partij;

  • i.

    werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;

  • j.

    activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.

Artikel

6

Artikel

6a

Ten behoeve van de kalenderjaren 2010 tot en met 2015 worden de bedragen, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, na toepassing van artikel 6, zesde lid, nader gewijzigd door het resultaat van de berekening:

  • a.

    per 1 januari 2010 te verlagen met 5,11%;

  • b.

    per 1 januari 2011 te verlagen met 1,39%;

  • c.

    per 1 januari 2012 te verlagen met 1,5%;

  • d.

    per 1 januari 2013 te verlagen met 1,5%;

  • e.

    per 1 januari 2014 te verlagen met 1,5%, en

  • f.

    per 1 januari 2015 te verlagen met 1,5%.

Artikel

7

Paragraaf

3

De procedure

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister stelt de subsidie vast binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel

13

Onze Minister kan op de subsidie voorschotten verlenen. De voorschotten bedragen ten hoogste 80% van de subsidie die naar redelijke verwachting aan de politieke partij zal worden verstrekt.

Paragraaf

4

Wijzigingen van de zetelverdeling

Artikel

14

Artikel

15

Paragraaf

5

Vervallen van de subsidie bij discriminatie

Artikel

16

Paragraaf

6

Openbaarmaking

Artikel

17

Onze Minister zendt ieder jaar aan de Staten-Generaal een overzicht van de subsidies die aan de politieke partijen zijn verstrekt. Een verslag als bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan achterwege blijven.

Artikel

18

Paragraaf

7

Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel

19

Wijzigt de Mediawet.

Artikel

20

Wijzigt de Mediawet.

Artikel

21

Artikel

23

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

24

Deze wet wordt aangehaald als: Wet subsidiëring politieke partijen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper
De Minister van Justitie, A. H. Korthals