Besluit van 28 juli 1999, houdende regelen omtrent bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen, medische verklaringen, autorisaties, erkenningen, kwalificaties en registraties (Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart)

Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 5 maart 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99 210113, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;
De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 1999, nr. W09.99.0097/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 15 juli 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99.210417, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Luchtvarenden, boordwerktuigkundigen en onderhoudstechnici

Paragraaf

1

Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

De bevoegdverklaringen, genoemd in artikel 3 en 5, worden verlengd indien de houder van het bewijs van bevoegdheid op bij ministeriële regeling te bepalen wijze heeft aangetoond, dat hij zijn kennis, bedrevenheid en ervaring heeft behouden.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de wet is niet van toepassing op:

  • a.

    het bedienen van een modelvliegtuig, waarvan de totale massa ten hoogste 20 kg bedraagt;

  • b.

    het bedienen van een ballon, die op zeeniveau in de internationale standaard-atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m heeft, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan;

  • c.

    het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht, en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, dat door middel van een ankerkabel of lijn is verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger);

  • d.

    bedienen van een luchtschip, dat op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting heeft van 5.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m;

  • e.

    het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, dat met een lijn of lijnen is bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor het in de lucht kan worden gehouden (valschermzweeftoestel);

  • f.

    het bedienen van een zeilvliegtuig, onder door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen voorschriften en beperkingen;

  • g.

    het bedienen van een schermvliegtuig, uitsluitend binnen de gebieden, die door Onze Minister bij ministeriële regeling zijn aangewezen en onder in die regeling te stellen voorschriften en beperkingen;

  • h.

    het bedienen van een ballon, die tijdens het in de lucht houden permanent is bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon);

  • i.

    het bedienen van een valscherm als bedoeld in artikel 1, onderdeel a van de Regeling valschermspringen;

  • j.

    het bedienen van een luchtvaartuig onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen op een zodanige wijze dat de instructeur onmiddellijk kan ingrijpen;

  • k.

    het uitvoeren van een solovlucht onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen, door een bestuurder, die geen houder is van een bewijs van bevoegdheid, indien de bestuurder:

    • 1.

      een solovlucht uitvoert met een zweeftoestel binnen zichtafstand tot een maximum van 5 kilometer rondom het luchtvaartterrein en de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, of een solovlucht uitvoert met een luchtvaartuig en de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt;

    • 2.

      beschikt over voldoende kennis voor de uit te voeren solovlucht;

    • 3.

      beschikt over een geldige medische verklaring klasse 1 of 2; en

    • 4.

      beschikt over een schriftelijke soloverklaring van de instructeur.

Artikel

12

Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het afgeven van bewijzen van gelijkstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende eisen inzake kennis, bedrevenheid, ervaring, leeftijd en medische geschiktheid.

Paragraaf

2

De opleidingsinstelling

Artikel

13

Paragraaf

3

Het examen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

16

Hoofdstuk

3

Luchtverkeersleiders, AFISO's en luchtvaartterreininformatieverstrekkers

Paragraaf

1

Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel

17

Onze Minister kan bewijzen van bevoegdheid afgeven voor:

  • a.

    luchtverkeersleider;

  • b.

    luchtverkeersleider in opleiding;

  • c.

    AFISO;

Artikel

18

Artikel

19

De minimumleeftijd voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid bedraagt voor:

  • a.

    luchtverkeersleider: 19 jaar;

  • b.

    luchtverkeersleider in opleiding: 18 jaar;

  • c.

    AFISO: 18 jaar;

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Paragraaf

2

Het examen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel 27

Vervallen

Artikel

28

Artikel

29

De examencommissie brengt zo spoedig mogelijk na afloop van het examen schriftelijk rapport uit aan Onze Minister. In dit rapport worden de uitkomsten, bijzonderheden en opmerkingen met betrekking tot het examen vermeld.

Hoofdstuk

4

Medische verklaring

Paragraaf

1

Keuring

Artikel

30

Artikel

31

Paragraaf

2

Herbeoordeling

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Zolang in een vacature in de Adviescommissie niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de Adviescommissie met de bevoegdheden van de volledige Adviescommissie.

Hoofdstuk

5

Schorsing

Artikel

36

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen daarvan, bewijzen van bevoegdheid, algemene of bijzondere bevoegdverklaringen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

43

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting en de bijlagen in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage

als bedoeld in artikel 38, vijfde lid, van het besluit bewijzen van bevoegdheid

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden