Besluit van 2 september 1999, houdende een regeling met betrekking tot de toekenning van bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven (Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999)

Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, van 1 juni 1999, nr. fip 99/399M;
De Raad van State gehoord (advies van 24 juni 1999, nr. W06.99.0264/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 30 augustus 1999, nr. fip 99/428U,

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    explosieven: bommen en gevechtsladingen; geleide en ballistische projectielen; munitie voor artillerie, mortieren en klein-kaliberwapens; alle mijnen, torpedo's en dieptebommen; vernielingsladingen; al dan niet pyrotechnische vuurwerken; bundelrekken, moederbommen en dispensers; inrichtingen in werking gesteld door patronen en stuwstoffen; electrische ontstekingsrichtingen;

  • b.

    opsporing: onderzoeken van een bepaald gebied in verband met de vermoede aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog;

  • c.

    opsporingswerkzaamheden: detecteren (vaststellen van de aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd);

  • d.

    ruiming: benaderen, veiligstellen, afvoeren of vernietigen van een explosief, afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, dat in een bepaald gebied is aangetroffen;

  • e.

    ruimingswerkzaamheden: werkzaamheden die verband houden met de ruiming van een aangetroffen explosief dan wel van een voorwerp waarvan de exacte ligplaats bij opsporingswerkzaamheden op of onder het maaiveld is gedetecteerd;

  • f.

    bestuursorgaan: het gemeentebestuur, en bij opsporingen of ruimingen in gebieden die niet gemeentelijk zijn ingedeeld, de bevoegde burgerlijke autoriteit ter plaatse;

  • g.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • h.

    deskundigen: personen die voldoen aan de, in de bijlage bij de circulaire van 31 juli 1998, kenmerk fip 98/624 M, van het ministerie van Financiën:« Voorlopige eisen en voorwaarden inzake opsporingswerkzaamheden naar conventionele explosieven door gemeentelijke en civiele explosieven opsporingsbedrijven», gestelde eisen van vakbekwaamheid op het niveau van opruimer explosieven;

  • i.

    opsporingsbedrijven: bedrijven die voldoen aan de, in de bijlage bij de circulaire van 31 juli 1998, kenmerk fip 98/624 M, van het ministerie van Financiën: «Voorlopige eisen en voorwaarden inzake opsporingswerkzaamheden naar conventionele explosieven door gemeentelijke en civiele explosieven opsporingsbedrijven», gestelde eisen;

  • j.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze op basis van luchtfoto's uit 1992 is bepaald door de Topografische Dienst Nederland van het ministerie van Defensie voor de vaststelling van de bebouwingsgegevens voor de berekening van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds;

  • k.

    schervengevarenzone: de zone waarbinnen een explosief, waarvan de ligging bekend is dan wel wordt vermoed, volgens de richtlijnen van het ministerie van Defensie, schade kan aanrichten bij een detonatie;

  • l.

    infrastructuur: het geheel van auto-, spoor-, straat-, waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties en dergelijke;

  • m.

    kwetsbare infrastructuur: dat deel van de infrastructuur waaraan als gevolg van detonatie van een vermoedelijk aanwezig dan wel aanwezig explosief zodanige schade kan worden aangericht dat er grote risico's ontstaan voor de bevolking;

  • n.

    begroting: de begroting van Onze Minister van Financiën.

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

§

3

Vaststelling van de declarabele kosten

Artikel

4

Bij een opsporing kunnen de volgende soorten kosten voor een bijdrage in aanmerking komen:

  • a.

    kosten van vooronderzoek;

  • b.

    kosten van opsporingswerkzaamheden;

  • c.

    kosten van grondwerkzaamheden;

  • d.

    kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

  • e.

    kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen;

  • f.

    kosten van ruimingswerkzaamheden.

Artikel

6

De kosten van de verzekering van het bovenmatig risico dat verbonden is aan het opsporen of ruimen van explosieven en dat niet gedekt wordt door de gebruikelijke verzekeringen kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen.

Artikel

7

In geval van een calamiteit kunnen, op verzoek van het bestuursorgaan, ook andere dan de in dit besluit vermelde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen, indien deze, naar het oordeel van Onze Minister, redelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk voor rekening van het bestuursorgaan kunnen blijven.

§

4

Toetsingscriteria

Artikel

8

Van grote risico's voor de bevolking als bedoeld in artikel 3, derde lid, is sprake indien:

in geval van opsporing:

  • a.

    het explosief zich vermoedelijk bevindt binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente gerekend naar de situatie op 1 januari 1994 dan wel de afstand van de vermoede inslagplaats van het explosief tot de grens van die bebouwde kom door de deskundigen kleiner wordt geacht dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief en zich binnen de schervengevarenzone, gerekend naar de situatie per 1 januari 1994 bebouwing bevindt dan wel een kwetsbare infrastructuur, en bovendien binnen een door deskundigen vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie een reëel risico wordt geacht;

  • b.

    zich in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar reeds op 1 januari 1994 aantoonbaar sprake was van een intensief (recreatief) gebruik, op geringe diepte explosieven bevinden, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • c.

    er aantoonbaar sprake is van een ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is beschermende maatregelen te treffen zoals isolatie van het desbetreffende gebied;

  • in

    geval van ruiming:

    d. het explosief aangetroffen is binnen de grens van de bebouwde kom van de gemeente dan wel de afstand tot de grens van die bebouwde kom kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het desbetreffende explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing bevindt;

  • e.

    het explosief aangetroffen is in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar aantoonbaar sprake is van een intensief (recreatief) gebruik, tenzij het redelijkerwijs mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden;

  • f.

    binnen de straal van de schervengevarenzone van het aangetroffen explosief sprake is van een kwetsbare infrastructuur.

§

5

Doelmatigheidscriteria

Artikel

9

Aan artikel 3, vierde lid, wordt voldaan als het bestuursorgaan in voldoende mate kan aantonen dat:

  • a.

    opsporingswerkzaamheden met behulp van dieptedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het explosief, zodanige (grond) werkzaamheden worden verricht dat detonatie door deskundigen niet ondenkbaar wordt geacht;

  • b.

    opsporingswerkzaamheden met behulp van oppervlaktedetectie-apparatuur noodzakelijk zijn omdat binnen een gebied waar de aanwezigheid van explosieven wordt vermoed eenvoudige verhardingen worden aangelegd of niet diepliggende leidingenstelsels en rioleringen.

Artikel

10

Van artikel 9 kan worden afgeweken indien in een gebied sprake is van een zodanig ernstige verontreiniging van het grond- of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van explosieven dat er grote risico's voor de bevolking ontstaan, terwijl het niet mogelijk is afdoende beheersingsmaatregelen te treffen.

§

6

Omvang van de bijdrage

Artikel

11

Artikel

12

§

7

Indiening van de declaratie

Artikel

13

Artikel

14

Een declaratie voor een opsporing heeft als inhoud:

  • a.

    de reden van de opsporing;

  • b.

    de uitkomsten van het vooronderzoek;

  • c.

    de vermoede en de feitelijke aard van het explosief;

  • d.

    de straal van de schervengevarenzone;

  • e.

    een situatietekening en een plattegrond van de gemeente;

  • f.

    het gebied waarbinnen bepaalde (grond) werkzaamheden tot detonatie hadden kunnen leiden;

  • g.

    de vermoede en de feitelijke ligging van het explosief ten opzichte van de bebouwde kom en ten opzichte van de bebouwing of een kwetsbare infrastructuur in die bebouwde kom, uitgaande van de situatie op 1 januari 1994;

  • h.

    de risico's die voorzien waren voor de bevolking waaronder eventuele milieu-aspecten;

  • i.

    de mogelijkheden om al dan niet beschermende maatregelen te treffen;

  • j.

    de werkzaamheden die verricht zijn als gevolg van de opsporing en de ruiming van de aangetroffen explosieven;

  • k.

    de gehanteerde opsporingsmethode in relatie tot het (toekomstig) gebruik van de grond;

  • l.

    de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming van schade;

  • m.

    een gespecificeerde opgave van de kosten en eventuele stelposten;

  • n.

    het tijdstip waarop de opsporingswerkzaamheden zijn beëindigd;

  • o.

    een kopie van de betreffende passage uit de gemeenterekening van het desbetreffende jaar en de toelichting daarop tezamen met het verslag en de verklaring van de accountant, zoals bedoeld in artikel 13, derde lid.

Artikel

15

Een declaratie voor een ruiming heeft als inhoud:

  • a.

    de aard van het aangetroffen explosief;

  • b.

    de straal van de schervengevarenzone;

  • c.

    een situatietekening en een plattegrond van de gemeente;

  • d.

    de risico's voor de bevolking;

  • e.

    de werkzaamheden die verricht zijn als gevolg van de ruiming van de aangetroffen explosieven;

  • f.

    de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming van schade;

  • g.

    een gespecificeerde opgave van de kosten;

  • h.

    het tijdstip waarop de ruimingswerkzaamheden zijn beëindigd;

  • i.

    een kopie van de betreffende passage uit de gemeenterekening van het desbetreffende jaar en de toelichting daarop tezamen met het verslag en de verklaring van de accountant, zoals bedoeld in artikel 13, derde lid.

§

8

Vaststelling van de bijdrage

Artikel

16

Artikel

17

§

9

Betaalbaarstelling

Artikel

18

De kasruimte voor de ruimingen wordt gelijk gesteld aan de op grond van artikel 16, eerste lid, vastgestelde verplichtingenruimte voor de ruimingen. Onbesteed gebleven bedragen worden op 1 oktober van het begrotingsjaar toegevoegd aan de kasruimte voor de opsporingen.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Bij een overschrijding van de bij begrotingswet toegestane ruimte voor het doen van uitgaven, worden de bijdragen, met inachtneming van de artikelen 16 en 19, op een nader door Onze Minister te bepalen tijdstip uitbetaald.

§

10

Overgangsbepalingen

Artikel

22

Artikel

23

Bij de toepassing van artikel 12 worden opsporingen en ruimingen dan wel, naar het oordeel van Onze Minister, op zich zelf staande onderdelen daarvan, die vóór 1 januari 1999 in uitvoering zijn genomen, mede bij de beoordeling betrokken.

§

11

Slotbepalingen

Artikel

24

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999, met dien verstande dat artikel 22, tweede lid, terugwerkt tot en met 1 augustus 1998. Dit besluit is onverlet artikel 22, eerste lid, van toepassing op opsporingen en ruimingen die in 1999 in uitvoering zijn genomen.

Artikel

25

Dit besluit wordt aangehaald als: Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Justitie, A. H. Korthals