Besluit van 14 oktober 1999 tot het stellen van nadere regels met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie (Besluit voorzieningen Remigratiewet)

Besluit voorzieningen Remigratiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 9 juli 1999, nr. CIM99/76314;
De Raad van State gehoord (advies van 20 augustus 1999, nr. W04.99.0342/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 7 oktober 1999, nr. CIM99/81518;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Regels over de hoogte van de vergoedingen, de tegemoetkomingen in de kosten en de remigatievoorzieningen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De opslagkosten van de goederen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in het bestemmingsland worden vergoed overeenkomstig de werkelijk gemaakte kosten tot een door Onze Minister vast te stellen maximaal bedrag per dag voor een periode van maximaal 14 dagen, de periode van kosteloze opslag daaronder begrepen.

Artikel

5

Artikel

6

Onze Minister stelt regels over de wijze en het tijdstip waarop de in de artikelen 2, 3 en 4 bedoelde vergoedingen en de in artikel 5 bedoelde tegemoetkoming in de kosten van hervestiging worden uitbetaald.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

3

Regels over samenloop van de periodieke uitkering met andere uitkeringen

Artikel

11

Op de remigratie-uitkering wordt in mindering gebracht het bruto bedrag van de uitkeringen vermeerderd met de eventueel hierover verschuldigde overhevelingstoeslag ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Toeslagenwet, waarop de remigrant of zijn partner over het uitkeringstijdvak aanspraak heeft.

Hoofdstuk

4

Regels inzake de aanvraag om te kunnen remigreren met de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk II van de wet

Artikel

12

Artikel

13

Indien de remigrant, en voor zover van toepassing, zijn partner en kinderen niet binnen een termijn van zes maanden na de datum van de beschikking tot toekenning van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste en derde lid, van de wet, zijn geremigreerd, kan de beschikking geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, tenzij de remigrant of zijn partner van de overschrijding van die termijn redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Hoofdstuk

5

Overige regels inzake de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk II van de wet

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Met betrekking tot de datum waarop het recht op de voorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet ingaat en de datum waarop dit recht vervalt, geldt hetgeen omtrent de aanvang en het einde van het recht op verstrekkingen is bepaald bij of krachtens de Ziekenfondswet, de Verordeningen van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake sociale zekerheid en de onderscheiden verdragen inzake sociale zekerheid.

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

19

Artikel 8, eerste lid, is niet van toepassing op personen die voor de dag van inwerkingtreding van deze wet zijn geremigreerd.

Artikel

20

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorzieningen Remigratiewet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, R. H. L. M. van Boxtel
De Minister van Justitie, A. H. Korthals