Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

§

1

Algemene bepalingen betreffende verzuim- en vergrijpboeten

Artikel

1

(Reikwijdte)

Dit besluit bevat beleidsregels die de inspecteur van het Bureau Heffingen toepast bij het opleggen van boeten overeenkomstig hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bij de volgende heffingen:

Artikel

2

(Toerekening)

Een handelen of nalaten van een derde die voor of namens de heffingplichtige optreedt, wordt aan de heffingplichtige toegerekend.

Artikel

3

(Bewijs afwezigheid van alle schuld, opzet en grove schuld)

Artikel

4

(Samenloop verzuim- en vergrijpboete)

Artikel

5

(Moment vaststelling boetebeschikking)

Artikel

6

(Ambtshalve vermindering)

Artikel

7

(Dag van betaling)

Voor de toepassing van dit besluit geldt als dag van betaling:

  • a.

    bij betalingen via een bankinstelling: de datum van bijschrijving op de rekening van de ontvanger van het bureau heffingen;

  • b.

    bij betaling op het postkantoor door storting op de girorekening van de ontvanger van het bureau heffingen: de datum waarop het bedrag is gestort;

  • c.

    bij betalingen met een primacheque aan het loket van de ontvanger van het bureau heffingen: de werkdag na inlevering van de primacheque;

  • d.

    bij contante betaling aan de kas van de ontvanger van het bureau heffingen: de datum waarop het bedrag aan het loket is betaald.

Artikel

8

(Waarborgen)

Artikel

9

(Bijzondere omstandigheden)

De inspecteur onderzoekt bij het vaststellen van het bedrag van de boete op basis van de bepalingen van de hoofdstukken II of III of er sprake is van omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk IV, die aanleiding geven om het bedrag van de op te leggen boete te verlagen of te verhogen.

Artikel

10

(Verhoor)

Artikel

11

(Mededelingsplicht)

Artikel

12

(Termijnoverschrijding)

Indien de heffingplichtige niet binnen de in de wet gestelde termijn in bezwaar is gekomen tegen de boetebeschikking en redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding aan hem of zijn gemachtigde kan worden toegerekend, verklaart de inspecteur hem ontvankelijk in zijn bezwaar.

§

2

Bijzondere bepalingen met betrekking tot vergrijpboeten

Artikel

14

(Vermelding gronden voor oplegging vergrijpboete)

Artikel

15

(Samenloop met strafrechtelijke vervolging)

De inspecteur houdt het opleggen van de vergrijpboete aan, zodra hij weet dat het feit ter zake waarvan de boete wordt opgelegd, onderwerp is of kan zijn van een opsporingsonderzoek dan wel van een strafrechtelijke vervolging. Indien de termijn waarbinnen de belastingaanslag en de boetebeschikking moeten zijn opgelegd, dreigt te verstrijken, treedt de inspecteur tijdig in overleg met de betrokken opsporingsautoriteiten om te bepalen of er definitief voor strafrechtelijke vervolging wordt gekozen dan wel of er alsnog een vergrijpboete wordt opgelegd.

Hoofdstuk

II

Verzuimboeten

§

1

Varkensheffing

Artikel

16

(Niet of niet tijdig doen van aangifte)

§

2

Mineralenheffingen, bestemmingsheffing

Artikel

17

(Niet of niet tijdig doen van aangifte)

Indien de heffingplichtige geen of niet tijdig aangifte doet van de forfaitaire mineralenheffingen, de verfijnde mineralenheffingen, de heffing van intermediaire onderneming of de bestemmingsheffing, dan legt de inspecteur per heffing waarvan de aangifte niet of niet tijdig is gedaan, een verzuimboete op van € 110.

Artikel

18

(Betalingsverzuim mineralenheffingen waarbij tevens geen aangifte is gedaan)

Artikel

19

(Betalingsverzuim mineralenheffingen, waarbij wel aangifte is gedaan)

Artikel

20

(Betalingsverzuim mineralenheffingen als gevolg van onjuiste aangifte)

Artikel

21

(Betalingsverzuim bestemmingsheffing)

Hoofdstuk

III

Vergrijpboeten

§

1

Algemeen

Artikel

22

(Begripsbepalingen)

Artikel

23

(Percentages)

§

2

Varkensheffing

Artikel

24

(Geen, onjuiste of onvolledige aangifte)

Artikel

25

(Te laag bedrag)

§

3

Mineralenheffingen, bestemmingsheffing

Artikel

26

(Geen of niet tijdige betaling)

Hoofdstuk

IV

Bijzondere omstandigheden

§

1

Verzwarende omstandigheden

Artikel

27

(Recidive)

Artikel

28

(Andere verzwarende omstandigheden)

De inspecteur past bij de berekening van het bedrag van de vergrijpboete ingeval van grove schuld in afwijking van artikel 23 een hoger percentage voor grove schuld toe, tot ten hoogste 100%, indien:

  • a.

    de ernst van de gedraging naar aanleiding waarvan de vergrijpboete wordt opgelegd, daartoe aanleiding geeft; de inspecteur gaat hier in elk toe over indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning;

  • b.

    de gedraging naar aanleiding waarvan de vergrijpboete wordt opgelegd tot gevolg zou hebben gehad dat een omvangrijk of verhoudingsgewijs omvangrijk bedrag niet zou zijn betaald;

  • c.

    de persoonlijke omstandigheden van de heffingplichtige of de wijze waarop of de omstandigheden waaronder de gedraging naar aanleiding waarvan de vergrijpboete wordt opgelegd heeft plaatsgevonden, daartoe aanleiding geven.

§

2

Verzachtende omstandigheden

Artikel

29

(Verzachtende omstandigheden)

Tot de omstandigheden die aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde verzuim- of vergrijpboete te matigen behoren:

  • a.

    het geval dat een wanverhouding bestaat tussen de ernst van de gedraging naar aanleiding waarvan de boete wordt opgelegd en de hoogte van de op te leggen boete, en het geval dat deze gedraging haar aanleiding vindt in omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de heffingplichtige liggen;

  • b.

    het geval dat de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is over-schreden. In uitzonderlijke gevallen kan deze overschrijding leiden tot het vervallen van de boete. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, wordt onder meer gelet op de ingewikkeldheid van de zaak, het processuele gedrag van de heffingplichtige en de wijze waarop de zaak door de inspecteur is behandeld.

Hoofdstuk

V

Slotbepalingen

Artikel

30

De inspecteur past deze regels toe met ingang van de dag waarop dit besluit is vastgesteld.

Artikel

31

Het besluit van 17 december 1991, nr. J.9113365, houdende de verklaring van toepassing van de Leidraad administratieve boeten 1984 op de overschotheffing (Stcrt. 250) wordt ingetrokken, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de oplegging van naheffingsaanslagen voor verschuldigde overschotheffingen als bedoeld in artikel 13 van de Meststoffenwet, zoals dit artikel luidde vóór inwerkingtreding van artikel I van de wet van 2 mei 1997, houdende wijziging van de Meststoffenwet (Stb. 360).

Artikel

32

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L.J.Brinkhorst