Artikel
1
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);
Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van visbestanden (PbEG L 132);
Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261);
Verordening (EG) nr.1489/97 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (PbEG L 202);
alle mariene vis, met inbegrip van anadrome en katadrome soorten tijdens hun mariene levensduur, schaal-, schelp- en weekdieren en delen daarvan;
mariene organismen die kleiner zijn dan de minimummaat die in bijlage XII van verordening nr. 850/98 voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld, met dien verstande dat voor het kalenderjaar 2000 in afwijking van die bijlage de minimummaat voor schol 27 centimeter bedraagt en voor tonijn 6,4 kilogram of 70 centimeter bedraagt;
verordening (EG) nr. 1262/2000 van de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 houdende vaststelling van controlemaatregelen ten aanzien van vaartuigen die de vlag voeren van landen die geen partij zijn bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (PbEG L 144).
2
Onder ’ICES-deelgebied IV’ en ’Noordzee’ als bedoeld in verordening nr. 850/98 worden mede begrepen de in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 genoemde wateren.