Besluit van 22 maart 2000, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies voor de civiele vliegtuigontwikkeling (Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling)

Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 19 juli 1999, nr. WJZ/JZ 99044332;
De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1999, nr. W10.99.0412/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 16 maart 2000, nr. WJZ 00014857;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    civiele vliegtuigontwikkeling: het geheel van activiteiten gericht op het vergroten van de mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur om te participeren in de ontwikkelingsfase en de productie van civiele vliegtuigen;

  • b.

    project: een voor Nederland nieuwe, planmatige activiteit, bestaande uit industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling;

  • c.

    industrieel onderzoek: het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

  • d.

    preconcurrentiële ontwikkeling: het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema's of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten;

  • e.

    ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een onderneming die bij regeling van Onze Minister is uitgesloten;

  • f.

    kennisinstituut: een universiteit of een geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksinstelling;

  • g.

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

  • h.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van of

      • overwegende zeggenschap heeft over

      een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Onze Minister stelt ieder begrotingsjaar bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het in dat jaar verlenen van subsidies krachtens dit besluit. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor bepaalde categorieën projecten.

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag:

  • a.

    indien de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;

  • b.

    indien hij de projectkosten raamt op minder dan een bij regeling van Onze Minister vastgesteld bedrag;

  • c.

    indien onvoldoende aannemelijk is, dat het project zonder de subsidie naar verwachting niet of met belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

  • d.

    indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het project;

  • e.

    indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren;

  • f.

    indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren;

  • g.

    indien van het project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel

9

Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§

3

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger behorende bij een subsidieverlening voor een project, bestaande uit industrieel onderzoek

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Onze Minister kan aan een ontheffing als bedoeld in de artikelen 11 en 14 voorschriften verbinden.

Artikel

16

Onze Minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot de tenaamstelling, verwerving, instandhouding, exploitatie en vervreemding van rechten van intellectuele eigendom en de instandhouding van andere voor de uitvoering van het project van belang zijnde en door de uitvoering van het project opgedane kennis.

§

4

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger behorende bij een subsidieverlening voor een project als bedoeld in artikel 2, tweede lid

Artikel

17

Artikel

18

§

5

Voorschotten

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§

6

Subsidievaststelling

Artikel

22

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

§

7

Kwijtschelding kredieten

Artikel

23

Artikel

24

Onze Minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

26

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies civiele vliegtuigontwikkeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, A. H. Korthals