Regeling inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Besluit:

§

1

Begripsomschrijvingen en toepasselijkheid andere regelingen

Artikel

1

Artikel

2

In deze regeling wordt met de zelfstandige gelijkgesteld de meewerkende echtgenoot, die gedurende het kalenderjaar ten minste 525 uren arbeid verricht in het voor eigen rekening feitelijk uitgeoefende bedrijf en voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a.

Artikel

3

In deze regeling wordt mede als zelfstandige aangemerkt de persoon die voldoet aan artikel 1, tweede lid, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 9 en die:

  • a.

    met anderen een bedrijf uitoefent in de vorm van een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, indien:

    • 1º.

      de volledige zeggenschap in het bedrijf alleen of met die anderen wordt uitgeoefend en

    • 2º.

      de financiële risico’s van het bedrijf alleen of met die anderen worden gedragen, of

  • b.

    anders dan als werknemer als bedoeld in de Werkloosheidswet, een bedrijf uitoefent in de vorm van een besloten vennootschap of naamloze vennootschap.

Artikel

4

Artikel

5

De bij of krachtens de artikelen 3, 4, 5, vierde lid, 8, eerste en tweede lid, 9, tweede lid, 10, eerste lid, 14, 20, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, 23, 24, 35, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, 36, 37, eerste lid, 38, 47 en 48 van de wet gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een vermogensvrijlating geldt die gelijk is aan het bedrag, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet, vermenigvuldigd met de factor 1,5 en met dien verstande dat voor de toepassing van bij of krachtens de artikelen 14, 20, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, 36, 38, 47 en 48 van de wet gestelde regels de minister in de plaats treedt van burgemeester en wethouders.

§

2

Bijdrage

Artikel

6

De minister kan een bijdrage verstrekken aan een zelfstandige voor het beëindigen van het bedrijf.

Artikel

7

Artikel

8

Op grond van deze regeling kan een bijdrage worden verstrekt tot en met 31 december 2003, dan wel, indien dit eerder is, tot de eerste dag van de maand waarin de gewezen zelfstandige de leeftijd van 65 jaar bereikt.

§

3

Voorwaarden

Artikel

9

Artikel

9a

§

4

Aanvraag

Artikel

10

Artikel

11

Op grond van deze regeling wordt aan ten hoogste 300 zelfstandigen een bijdrage verleend.

§

5

Verplichtingen

Artikel

12

De zelfstandige of gewezen zelfstandige is verplicht aan de Directeur Laser:

  • a.

    onverwijld uit eigener beweging mededeling te doen van al hetgeen van belang is voor de verstrekking of voortzetting van de bijdrage, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken;

  • b.

    alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van deze regeling;

  • c.

    toestemming te verlenen voor inzage en gebruik van de voor de verstrekking van de bijdrage noodzakelijke belastinggegevens.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Indien de beschikking tot vaststelling van de bijdrage is ingetrokken of ten nadele van de gewezen zelfstandige is gewijzigd, betaalt de gewezen zelfstandige de door hem ontvangen bedragen terug op eerste vordering van de minister vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van intrekking tot het tijdstip van algehele voldoening.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

16

Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast medewerkers van Laser en van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J.Brinkhorst

Bijlage

Vervallen

Bijlage

A

Diersoort

Diercategorie landbouwtelling

Rubriek-

nummer

Bruto

standaardsaldo

per dier (bss) 1 Voor de bepaling van de bedrijfsomvang geldt dat één Nederlandse grootte-eenheid gelijk is aan 1390 eenheden bruto-standaardsaldo.

Rundvee (vlees- of weidevee)

vleeskalveren voor de witvleesproductie

214

165

vleeskalveren voor de rosé vleesproductie

216

170

ander jongvee voor de vleesproductie

- jonger dan 1 jaar

217/219

290

- 1 tot 2 jaar

221/223

290

- 2 jaar en ouder, vrouwelijk

(nog nooit gekalfd)

225

290

stieren voor de vleesproductie,

2 jaar en ouder

227

290

zoogkoeien (tenminste 1 maal gekalfd)

228

520

vlees- en weidekoeien (2 jaar en ouder)

229

290

Varkens

biggen tot 20 kg

- nog bij zeug

235

-

- niet meer bij zeug

237

69

vleesvarkens

- 20 tot 50 kg

239

69

- 50 kg en meer (incl. vleeszeugen

en -beren

241

69

fokvarkens

- 20 tot 50 kg, opfokzeugjes en beertjes

243

100

- 50 kg en meer, opfokzeugen, niet gedekt

245

100

- 50 kg en meer, zeugen, gedekt

(al dan niet drachtig)

247

400

- 50 kg en meer, zeugen, bij biggen

249

400

- 50 kg en meer, overige zeugen (gust)

251

400

beren

- nog niet dekrijp

253

100

- dekrijp

255

400

Kippen

vleeskuikens

269

2,3

ouderdieren van vleesrassen

- jonger dan 18 weken

271

6,2

- 18 weken en ouder

273

10,0

leghennen

- jonger dan 18 weken (incl. kuikens)

275

2,55

- 18 weken tot 20 maanden

(incl.ouderdieren)

276

4,05

- 20 maanden en ouder (incl.

ouderdieren)

278

4,05

Kalkoenen

289

9.05

Bijlage

B

Diersoort

Diercategorie landbouwtelling

Rubriek-

nummer

Bruto

standaardsaldo

per dier (bss) 1 Voor de bepaling van de bedrijfsomvang geldt dat één Nederlandse grootte-eenheid gelijk is aan 1390 eenheden bruto-standaardsaldo.

Rundvee (geen vlees of weidevee)

jongvee

- jonger dan 1 jaar vrouwelijk

201

315

- jonger dan 1 jaar mannelijk

203

315

- 1 tot 2 jaar mannelijk

205

460

- 1 tot 2 jaar vrouwelijk

207

920

- 2 jaar of ouder vrouwelijk

(nog nooit gekalfd)

209

460

melk- en kalfkoeien

211

1840

stieren voor de fokkerij, 2 jaar of ouder

213

920

Rundvee (vlees- of weidevee)

vleeskalveren voor de witvleesproductie

214

165

vleeskalveren voor de rosé vleesproductie

216

170

ander jongvee voor de vleesproductie

- jonger dan 1 jaar

217/219

290

- 1 tot 2 jaar

221/223

290

- 2 jaar en ouder, vrouwelijk

(nog nooit gekalfd)

225

290

stieren voor de vleesproductie,

2 jaar en ouder

227

290

zoogkoeien (tenminste 1 maal gekalfd)

228

520

vlees- en weidekoeien (2 jaar en ouder)

229

290

Varkens

biggen tot 20 kg

- nog bij zeug

235

-

- niet meer bij zeug

237

69

vleesvarkens

- 20 tot 50 kg

239

69

- * 50 kg en meer (incl. vleeszeugen

en -beren)

241

69

fokvarkens

- 20 tot 50 kg, opfokzeugjes en beertjes

243

100

- 50 kg en meer, opfokzeugen,

245

100

niet gedekt

- 50 kg en meer, zeugen, gedekt

(al dan niet drachtig)

247

400

- 50 kg en meer, zeugen, bij biggen

249

400

- 50 kg en meer, overige zeugen (gust)

251

400

beren

- nog niet dekrijp

253

100

- dekrijp

255

400

Bijlage

C

Diersoort

Diercategorie landbouwtelling

Rubriek-

nummer

Bruto

standaardsaldo

per dier (bss) 1 Voor de bepaling van de bedrijfsomvang geldt dat één Nederlandse grootte-eenheid gelijk is aan 1390 eenheden bruto-standaardsaldo.

Rundvee (vlees- of weidevee)

vleeskalveren voor de witvleesproductie

214

165

vleeskalveren voor de rosé vleesproductie

216

170

ander jongvee voor de vleesproductie

- jonger dan 1 jaar

217/219

290

- 1 tot 2 jaar

221/223

290

- 2 jaar en ouder, vrouwelijk

(nog nooit gekalfd)

225

290

stieren voor de vleesproductie,

2 jaar en ouder

227

290

zoogkoeien (tenminste 1 maal gekalfd)

228

520

vlees- en weidekoeien (2 jaar en ouder)

229

290

Varkens

biggen tot 20 kg

- nog bij zeug

235

-

- niet meer bij zeug

237

69

vleesvarkens

239

69

- 20 tot 50 kg

241

69

- * 50 kg en meer

(incl. vleeszeugen en -beren)

fokvarkens

- 20 tot 50 kg, opfokzeugjes en beertjes

243

100

- 50 kg en meer, opfokzeugen, niet gedekt

245

100

- 50 kg en meer, zeugen, gedekt

(al dan niet drachtig)

247

400

- 50 kg en meer, zeugen, bij biggen

249

400

- 50 kg en meer, overige zeugen (gust)

251

400

beren

- nog niet dekrijp

253

100

- dekrijp

255

400

Schapen en geiten

schapen

- Lammeren

265

105

- overige schapen vrouwelijk

266

105

- overige schapen mannelijk

268

105

geiten

- overige geiten

284

65