Besluit van 22 augustus 2000, houdende vaststelling van het Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000 (Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000)

Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 juli 1999, nr. WJZ/JZ 99046291;
De Raad van State gehoord (advies van 11 november 1999, nr. W 10.990410/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 augustus 2000, nr. WJZ 00045024;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Bij ministeriële regeling wordt ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies krachtens dit besluit. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën projecten.

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

8

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Bij ministeriële regeling kan hiervan vrijstelling worden verleend.

Artikel

9

Onze Minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel

10

Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag:

  • a.

    indien hij de subsidiabele kosten van het project op minder dan € 4 500 000 raamt;

  • b.

    in geval bij ministeriële regeling is bepaald dat subsidie zal worden verstrekt voor projecten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, c, of d, indien hij de subsidiabele kosten op minder dan € 13 600 000, € 45 300 000 onderscheidenlijk € 13 600 000 raamt;

  • c.

    in geval bij ministeriële regeling is bepaald dat subsidie zal worden verstrekt voor projecten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, indien de aanvrager niet heeft aangetoond dat hij met betrekking tot de uitvoering van het project binnen concernverband een bestaande of op te richten zusteronderneming heeft die met betrekking tot de uitvoering van een soortgelijk project op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie een beroep kan doen op een gepubliceerde steunmaatregel van de desbetreffende overheid en dat de besluitvorming ten aanzien van de uitvoering van het project is voorbehouden aan de leiding van het concern;

  • d.

    indien ter zake van het project waarop de aanvraag betrekking heeft reeds subsidie is verstrekt vanwege een provincie met gebruikmaking van een door het Rijk verstrekte uitkering in het kader van het regionaal beleid, bestemd voor stimulering van investeringen door ondernemers;

  • e.

    indien de projectkosten voor minder dan 25 procent met eigen middelen worden gefinancierd;

  • f.

    indien de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen, gezien de rentabiliteit en de aard van het bedrijf, naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn nadat na uitvoering van het project de bedrijfsactiviteiten een aanvang hebben genomen;

  • g.

    indien de gewenste structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet.

Artikel

11

§

3

Subsidieverlening en verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

De subsidie-ontvanger stelt Onze Minister onverwijld in kennis van elk voornemen om van het project deel uitmakende duurzame bedrijfsuitrusting, grond of bedrijfsgebouwen in de kosten waarvan op grond van dit besluit subsidie is verstrekt af te stoten of buiten gebruik te stellen.

§

4

Voorschotten

Artikel

17

Artikel

18

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Bij ministeriële regeling kan hiervan vrijstelling worden verleend.

Artikel

19

Onze Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§

5

Subsidievaststelling

Artikel

20

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de subsidie-ontvanger daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.

§

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

21

Het Besluit subsidies regionale investeringsprojecten wordt ingetrokken, met dien verstande dat het van toepassing blijft op aanvragen waarop voor 1 januari 2000 is beslist.

Artikel

22

In afwijking van artikel 5, eerste lid, worden met betrekking tot projecten waarvoor voorafgaand aan de uitvoering van het project en voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit bij Onze Minister een vooraanmelding is gedaan als projectkosten mede in aanmerking genomen de kosten die zijn gemaakt en betaald na de datum van de vooraanmelding.

Artikel

23

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

24

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, G. Ybema
De Minister van Justitie, A. H. Korthals