Wet van 26 januari 2001 tot vaststelling van de Gerechtsdeurwaarderswet

Gerechtsdeurwaarderswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om bij wet regels te stellen met betrekking tot de organisatie van het ambt van gerechtsdeurwaarder en met betrekking tot de rechten en verplichtingen van gerechtsdeurwaarders;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;

  • b.

    gerechtsdeurwaardersregister: het register, bedoeld in artikel 1a;

  • c.

    ambtshandelingen: de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2;

  • d.

    gerechtsdeurwaarder: de ambtenaar, benoemd krachtens artikel 4, eerste lid;

  • e.

    waarnemend gerechtsdeurwaarder: de waarnemend gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 23;

  • f.

    kandidaat-gerechtsdeurwaarder: de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 25;

  • g.

    toegevoegd gerechtsdeurwaarder: de toegevoegd gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 27;

  • h.

    het Bureau: het Bureau Financieel Toezicht, bedoeld in artikel 110 van de Wet op het notarisambt;

  • i.

    kamer voor gerechtsdeurwaarders: het college, bedoeld in artikel 34;

  • j.

    deeltijd: de werktijd die korter is dan een arbeidsduur welke gemiddeld zesendertig werkuren per week omvat;

  • k.

    de KBvG: de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, bedoeld in artikel 56.

Artikel

1a

Hoofdstuk

II

De gerechtsdeurwaarder

Paragraaf

1

Ambt en bevoegdheid

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Paragraaf

2

Benoeming en beëdiging

Artikel

4

Artikel

5

Tot gerechtsdeurwaarder is slechts benoembaar degene die:

  • a.

    de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;

  • b.

    met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen;

  • c.

    de stage, bedoeld in artikel 25, tweede lid, heeft doorlopen;

  • d.

    de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder;

  • e.

    in de hoedanigheid van toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder gedurende het jaar voorafgaande aan zijn verzoek tot benoeming gemiddeld ten minste 21 uur per week werkzaam is geweest;

  • f.

    in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, alsmede van het advies, bedoeld in artikel 6, tweede lid; en

  • g.

    in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en die niet ouder is dan drie maanden, dan wel indien betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, een met een verklaring omtrent het gedrag gelijk te stellen verklaring afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

9

Artikel

10

Paragraaf

3

Verplichtingen

Artikel

11

De gerechtsdeurwaarder is te allen tijde verplicht in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen dan wel, indien het arrondissement meer dan één provincie omvat, in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht, tenzij:

  • a.

    met het oog op zijn persoonlijke omstandigheden dit redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd, of

  • b.

    de verzoeker niet bereid is het krachtens deze wet door de gerechtsdeurwaarder aan hem gevraagde voorschot voor het verrichten van ambtshandelingen te voldoen.

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

13

Bij het verrichten van ambtshandelingen is de gerechtsdeurwaarder verplicht zich desverlangd te legitimeren door middel van een door Onze Minister afgegeven legitimatiebewijs.

Artikel

14

Alvorens over te gaan tot de executie van een executoriale titel tot ontruiming van onroerende zaken, van een woonwagen of woonschip, geeft de gerechtsdeurwaarder aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen de ontruiming zal plaats hebben, zo spoedig mogelijk kennis van het tijdstip waarop hij tot executie zal overgaan.

Artikel

15

Artikel

16

Paragraaf

4

Administratie en boekhouding

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Bij regeling van Onze Minister kan aan gerechtsdeurwaarders de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich in de regeling aan te duiden gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een gerechtsdeurwaarder.

Paragraaf

5

Nevenwerkzaamheden

Artikel

20

Paragraaf

6

De declaratie

Artikel

21

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het betalen van voorschotten op hetgeen door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder verschuldigd is.

Artikel

22

De gerechtsdeurwaarder is verplicht een rekening ter zake van een aan hem toevertrouwde zaak op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte is berekend en of het betrekking heeft op ambtshandelingen of op andere werkzaamheden, als bedoeld in artikel 20.

Hoofdstuk

III

Waarnemend gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders

Paragraaf

1

De waarnemend gerechtsdeurwaarder

Artikel

23

Artikel

24

Paragraaf

2

De kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de toegevoegd gerechtsdeurwaarder

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

25b

Artikel

25c

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Hoofdstuk

IV

Toezicht en tuchtrechtspraak

Paragraaf

1

Toezicht

Artikel

30

Het toezicht op de naleving door de gerechtsdeurwaarder, de waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder van het bepaalde bij of krachtens deze wet, wordt uitgeoefend door het Bureau.

Artikel

30a

Artikel

30b

Artikel

31

Artikel

32

Het Bureau is belast met het doen van elk onderzoek naar de kantoor- en privé-administratie van de gerechtsdeurwaarder waartoe de voorzitter van de kamer van gerechtsdeurwaarders overeenkomstig artikel 34, zesde lid, opdracht geeft.

Artikel

33

Artikel

33a

Paragraaf

2

Tuchtrechtspraak

Artikel

34

Artikel

34a

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

43a

Artikel

43b

Artikel

44

De artikelen 40 tot en met 43b zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van een bezwaar tegen een gerechtsdeurwaarder op verzoek van Onze Minister.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

48

Artikel

49

Hoofdstuk

V

Schorsing en ontslag

Artikel

50

Artikel

51

Een gerechtsdeurwaarder of waarnemend gerechtsdeurwaarder is van rechtswege geschorst:

  • a.

    wanneer hij rechtens van zijn vrijheid is beroofd;

  • b.

    indien hem surséance van betaling is verleend en gedurende zijn faillissement;

  • c.

    indien hij onder curatele is gesteld;

  • d.

    indien zijn goederen onder bewind zijn gesteld;

  • e.

    indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Een besluit tot ontslag als bedoeld in artikel 52, derde lid, treedt niet in werking voordat het onherroepelijk is geworden.

Hoofdstuk

VI

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders

Paragraaf

1

De organisatie van de KBvG

Artikel

56

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Alle in Nederland gevestigde gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders , toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding zijn leden van de KBvG. De KBvG is gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel

57

Artikel

57a

Artikel

58

De KBvG heeft een bestuur, een ledenraad en een algemene ledenvergadering.

Artikel

59

De KBvG houdt een bureau in stand, dat het bestuur bijstaat in de uitoefening van zijn taken.

Paragraaf

2

Het bestuur van de KBvG

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

62

De voorzitter van het bestuur van de KBvG is in die hoedanigheid belast met de leiding van de vergadering van de algemene ledenvergadering.

Paragraaf

3

De ledenraad

Artikel

63

Artikel

64

De ledenraad heeft de zorg voor de vaststelling van het algemene beleid van de KBvG en treedt daartoe zonodig in overleg met het bestuur. Het bestuur stelt de ledenraad desgevraagd of eigener beweging in kennis van alle gegevens die voor het algemeen beleid van de KBvG van belang kunnen zijn, in het bijzonder gegevens betreffende zaken die het bestuur in uitvoering of behandeling heeft of die het in voorbereiding of onderzoek heeft genomen. De ledenraad is bevoegd het bestuur te allen tijde inlichtingen te vragen of onderzoek op te dragen betreffende onderwerpen die voor de bepaling van het beleid der KBvG van belang kunnen zijn.

Artikel

65

De ledenraad is belast met het vaststellen van verordeningen van de KBvG.

Artikel

66

De ledenraad overlegt met het bestuur over de voorstellen van verordeningen van de KBvG, na daarover het advies van de algemene ledenvergadering te hebben ingewonnen.

Artikel

67

Artikel

68

De ledenraad oefent toezicht uit op het bestuur en hij kan de leden daarvan in hun functie schorsen of ontslaan, indien hij het vertrouwen in hun wijze van taakvervulling heeft verloren of wegens andere gegronde redenen.

Artikel

69

De ledenraad brengt aan de jaarlijkse algemene ledenvergadering advies uit over het verslag van de werkzaamheden van het bestuur alsmede over de verantwoording van het financieel beleid, de ontwerp-begroting van de KBvG voor het komende jaar en de daarbij behorende toelichtingen, na deze stukken te hebben onderzocht.

Artikel

70

De leden van de ledenraad kunnen door de algemene vergadering worden geschorst of ontslagen, indien zij het vertrouwen in hun wijze van taakvervulling heeft verloren of wegens andere gegronde redenen.

Artikel

71

Het bestuur van de KBvG roept de ledenraad tenminste een maal per jaar bijeen om te beraadslagen over de in artikel 69 bedoelde stukken. Andere vergaderingen worden bijeen geroepen zo dikwijls als het bestuur zulks nodig acht en voorts indien ten minste zes leden van de raad het bestuur schriftelijk daarom verzoeken, met opgave van de te behandelen onderwerpen.

Artikel

72

De vergaderingen van de ledenraad zijn openbaar. Er wordt met gesloten deuren vergaderd indien de voorzitter, de aard van het te behandelen onderwerp in aanmerking genomen, zulks nodig oordeelt of indien ten minste acht leden van de raad daarom verzoeken. De leden van het bestuur van de KBvG, de directeur van het bureau van de KBvG en de secretarissen kunnen de besloten vergaderingen bijwonen, tenzij de ledenraad anders beslist. Over de toelating van andere personen beslist de ledenraad. Van de besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de ledenraad anders beslist.

Artikel

73

Paragraaf

4

De algemene ledenvergadering

Artikel

74

Het bestuur van de KBvG roept jaarlijks een algemene ledenvergadering bijeen. Buitengewone ledenvergaderingen worden bijeengeroepen zo dikwijls het bestuur zulks nodig acht en voorts indien de ledenraad of tenminste vijfentwintig leden van de KBvG het bestuur schriftelijk daarom verzoeken met opgave van de te behandelen onderwerpen.

Artikel

75

De vergadering van de algemene ledenvergadering is openbaar. Er wordt met gesloten deuren vergaderd indien de voorzitter, de aard van het te behandelen onderwerp in aanmerking genomen, zulks nodig oordeelt of indien tenminste twintig aanwezige leden daarom verzoeken. De leden van het bestuur, de directeur van het bureau van de KBvG en de secretarissen wonen de besloten vergadering bij, tenzij de vergadering anders beslist. Over de toelating van andere personen beslist de vergadering. Van de besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de vergadering anders beslist.

Artikel

76

De algemene ledenvergadering beraadslaagt en beslist zonodig over het verslag van de werkzaamheden van het bestuur van de KBvG, alsmede over de financiële verantwoording, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 79, tweede lid, de ontwerp-begroting voor het komende jaar en de daarbij behorende toelichtingen alsmede de over deze stukken door de ledenraad uitgebrachte adviezen.

Artikel

77

Op voorstel van het bestuur van de KBvG stelt de algemene ledenvergadering nadere regels vast betreffende haar werkwijze, de wijze van vergaderen, de besluitvorming en de wijze waarop in de vergaderingen wordt gestemd, de wijze waarop te behandelen stukken of onderwerpen ter kennis worden gebracht van de leden, alsmede de wijze waarop haar besluiten aan de leden van de KBvG ter kennis worden gebracht.

Paragraaf

5

De geldmiddelen van de KBvG

Artikel

78

Artikel

79

Paragraaf

6

De verordeningen en andere besluiten van de KBvG

Artikel

80

Artikel

81

Het voorstel van een verordening, wordt met een toelichting ten minste twee maanden vóór de dag waarop de ledenraad daarover beraadslaagt ter kennis gebracht van de leden van de KBvG. De algemene ledenvergadering brengt haar advies omtrent het voorstel ten minste drie weken vóór de dag waarop daarover wordt beraadslaagd ter kennis van de ledenraad.

Artikel

82

Artikel

83

Besluiten van de ledenraad, van het bestuur of van andere organen van de KBvG, niet zijnde een verordening die op grond van artikel 82 rechtsgeldig tot stand is gekomen, kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd. Onverminderd artikel 10:39 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit niet worden vernietigd, indien zes maanden zijn verstreken nadat het is bekend gemaakt.

Paragraaf

7

Overige bepalingen

Artikel

84

De KBvG verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

85

Onze Minister zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaren aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de KBvG.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel

89

Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel

90

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

91

Wijzigt de Ambtenarenwet.

Artikel

92

Onverminderd de mogelijkheid van ontslag om andere redenen worden gerechtsdeurwaarders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn benoemd, in afwijking van artikel 52, eerste lid, zoals dat luidde op het moment waarop het in werking trad, gedurende tien jaren na inwerkingtreding van deze wet van rechtswege ontslag verleend op de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van 70 jaren hebben bereikt.

Artikel

93

Artikel

94

Onze Minister kan de verordeningen als bedoeld in de artikelen 17, vijfde lid, 57, tweede lid, en 73, voor de eerste maal als ministeriële regeling vaststellen, voor zover deze, naar het oordeel van Onze Minister, op de datum van inwerkingtreding van deze artikelen, in werking dienen te treden. Zij blijven, behoudens eerdere intrekking door Onze Minister, van kracht totdat zij bij verordening zijn ingetrokken en vervangen.

Artikel

95

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen en artikelen verschillend kan zijn.

Artikel

96

Deze wet wordt aangehaald als: Gerechtsdeurwaarderswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Staatssecretaris van Justitie, N. A. Kalsbeek
De Minister van Justitie, A. H. Korthals