Besluit van 6 februari 2001, houdende vaststelling van de regels rond het recht op een bijzonder militair invaliditeitspensioen vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en op bijzonder militair nabestaandenpensioen (Besluit bijzondere militaire pensioenen)

Besluit bijzondere militaire pensioenen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 19 februari 1999, nr. P/99000777;
De Raad van State gehoord (advies van 27 april 1999, No. W07.99.0081/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 1 februari 2001, nr. P/2001000558;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit AO/IV: het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen;

  • b.

    militair, berekeningsgrondslag: hetgeen in het Besluit AO/IV onder die begrippen wordt verstaan;

  • c.

    pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • d.

    nabestaande, partner, wees: hetgeen in het pensioenreglement onder die begrippen wordt verstaan;

  • e.

    invaliditeit met dienstverband: invaliditeit als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit AO/IV;

  • f.

    AOW: de Algemene Ouderdomswet;

  • g.

    Anw: de Algemene nabestaandenwet;

  • h.

    AOW-pensioen: het tot een jaarbedrag herleid en met de vakantie-uitkering verhoogd pensioen ingevolge de AOW dat de rechthebbende naast zijn pensioen ingevolge dit besluit geniet, in relatie tot het invaliditeitspensioen inclusief het AOW-pensioen van zijn partner en in relatie tot het partnerpensioen tot ten hoogste het AOW-pensioen voor een ongehuwde;

  • i.

    Anw-uitkering: de tot een jaarbedrag herleide en met de vakantie-uitkering verhoogde uitkering ingevolge de Anw die een rechthebbende naast zijn pensioen ingevolge dit besluit geniet.

Paragraaf

2

Aanspraken op eigen pensioen

Artikel

2

Het invaliditeitspensioen

Artikel

3

De bijzondere invaliditeitsverhoging

Artikel

4

Garantiepensioen

Artikel

5

Uitkering bij overlijden

Paragraaf

3

De aanspraken op nabestaandenpensioen

Artikel

6

Het recht op voortdurend partner- of wezenpensioen

Artikel

7

Het recht op tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen

Artikel

8

Onderzoek naar toepasselijkheid

Artikel

9

Het bedrag van het partnerpensioen

Artikel

10

Het bedrag van het wezenpensioen

Artikel

11

Garantiepensioen voor nabestaanden

Voor de nabestaanden van de dienstplichtige of reservist bedragen de in de artikelen 9 en 10 bedoelde pensioenen niet minder dat het nabestaandenpensioen dat zou kunnen worden vastgesteld indien dat met gebruikmaking van de geldende berekeningsbreuk rechtstreeks werd afgeleid van het in artikel 4 bedoelde garantiepensioen.

Paragraaf

4

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel

12

Indexering

Artikel

13

Toekenning

Artikel

14

Einde

Artikel

15

Betaling

De betaling van de pensioenen, tijdelijke pensioenen, verhogingen en toeslagen geschiedt in maandelijkse termijnen.

Paragraaf

5

Overgangsbepalingen

Artikel

16

Artikel

17

In afwijking van dit besluit wordt:

  • 1e

    invaliditeit met dienstverband vastgesteld naar de inhoud van artikel E 11 van de Algemene militaire pensioenwet, zoals die voor 1 januari 1998 gold, indien de verwonding, ziekten of gebreken waaraan een recht op invaliditeitspensioen of een recht op nabestaandenpensioen kan worden ontleend voor 1 januari 1998 zijn ontstaan;

  • 2e

    Indien het recht op invaliditeitspensioen wordt ontleend aan een met een voor 1 januari 1986 liggend ontslag afgesloten periode van militaire dienst, de in artikel III, onderdeel B, van de Wet invoering franchisesysteem militaire pensioenen bedoelde rechten daaronder begrepen, de in artikel 2, tweede lid, bedoelde korting vastgesteld op zoveel maal 0,8 procent als de mate van invaliditeit met dienstverband beloopt, of, indien tevens recht bestaat op een aan dezelfde militaire dienstverhouding te ontlenen ouderdomspensioen ingevolge het pensioenreglement en dat in totaliteit tot een hoger percentage leidt, voor elk vol jaar van de voor de berekening van dat ouderdomspensioen in aanmerking te nemen diensttijd 2 procent en voor elke resterende maand daarvan 1/6 procent;

  • 3e

    op aanvraag van de rechthebbende bij de vaststelling van de onder 2e bedoelde korting dat deel van het AOW-pensioen buiten beschouwing gelaten waarop recht is verkregen door vrijwillige premiebetaling in de zin van die wet;

  • 4e

    op aanvraag van de rechthebbende bij de vaststelling van de onder 2e bedoelde korting eveneens dat deel van het AOW-pensioen buiten beschouwing gelaten dat in mindering wordt gebracht of geacht kan worden in mindering te worden gebracht op een ander pensioen, niet zijnde het onder 2e bedoelde ouderdomspensioen;

  • 5e

    indien het recht op een bijzondere invaliditeitsverhoging wordt ontleend aan een met een voor 1 januari 1998 liggend ontslag afgesloten periode van militaire dienst, dat recht uitsluitend getoets aan de inhoud van de artikelen E 8, E 9, F 8 en F 9 van de Algemene militaire pensioenwet of de daarmee vergelijkbare artikelen in een vroegere militaire pensioenwet, bedoeld in artikel A 1, onder j, van die wet, zoals die artikelen laatstelijk voor intrekking hebben geluid;

  • 6e

    indien het recht op partner- of wezenpensioen wordt ontleend aan invaliditeit die is ontstaan in een voor 1 januari 1986 met ontslag beëindigd dienstverband, of aan een overlijden in actieve dienst voor die datum, de in artikel 9, tweede lid, en 10, vierde lid, omschreven kortingen vastgesteld zoals hiervoor onder 2e, 3e en 4e bedoeld, met dien verstande dat daar waar het recht op pensioen wordt ontleend aan een overlijden tussen 31 december 1965 en 1 januari 1996 het aan invaliditeit met dienstverband te relateren kortingspercentage, voor de onder 2e bedoelde afweging, tot een maximum van 80 wordt vastgesteld op tien zevende gedeelten daarvan;

  • 7e

    het recht op tijdelijk nabestaandenpensioen uitsluitend verleend indien de militair na 31 december 1997 is overleden;

  • 8e

    de toepassing van de artikelen 4 en 11 uitsluitend gereserveerd voor situaties waarin de invaliditeit met dienstverband waaraan het recht op pensioen kan worden ontleend na 31 december 1997 is ontstaan, tenzij op die datum recht bestond op een pensioen als bedoeld in artikel E 3, eerste lid, onder c, van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel op dat moment luidde, dan wel een naar diensttijd berekend pensioen ter zake van ziekten of gebreken krachtens een vroegere militaire pensioenwet in de zin van artikel A 1, onder j, van die wet;

  • 9e

    indien de artikelen 4 en 11 worden toegepast op grond van de onder 8e bedoelde uitzondering, gerekend met de diensttijd die voor de vaststelling van het daar bedoelde recht in aanmerking werd genomen;

  • 10e

    indien de belanghebbende op de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt uitsluitend recht heeft op het pensioen, bedoeld in artikel 19, onder 5e, van het Besluit AO/IV, dat pensioen tot hetzelfde bedrag toegekend, waarbij het voor de korting, bedoeld in artikel 2, tweede lid, alsmede de toepassing van het onder 2e, 3e en 4e gestelde, geacht wordt te zijn berekend naar 4 voor 1 januari 1986 liggende dienstjaren en het in verband met de toepassing van artikel 12 geacht wordt te zijn berekend naar de in artikel 2, vierde lid, bedoelde minimumpensioengrondslag;

  • 11e

    bij overlijden van een onder 10e bedoelde pensioengerechtigde zijn pensioen beschouwd als het invaliditeitspensioen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en artikel 10, eerste lid, waarbij voor de vaststelling van de korting, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en artikel 10, vierde lid, wordt gehandeld overeenkomstig het onder 2e, 3e en 4e gestelde.

Artikel

18

Artikel

19

In afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt het invaliditeitspensioen dat wordt ontleend aan een periode van werkelijke dienst die voor 1 januari 1966 met een ontslag is beëindigd berekend naar de mate van invaliditeit met dienstverband die voor de betrokkene laatstelijk is vastgesteld. Op aanvraag van de belanghebbende vindt herkeuring plaats naar de in het Besluit AO/IV daaromtrent gegeven regels. De uitslag van die herkeuring leidt niet tot een lager invaliditeitspercentage dan het percentage waarnaar het pensioen op het moment van indienen van het verzoek wordt berekend. De invaliditeitspercentages worden daarbij naar boven afgerond op veelvouden van 10. Het invaliditeitspensioen en de bijzondere invaliditeitsverhoging worden met ingang van de dag waarop de aanvraag om herkeuring is ontvangen zo nodig aangepast aan de nieuwe situatie.

Artikel

20

Indien een lopend invaliditeits- of nabestaandenpensioen krachtens een vroegere regeling is omgezet naar een vergelijkbaar pensioen ingevolge dit besluit, en dat pensioen, verhoogd met het pensioen waarop in verband met dezelfde dienstverhouding ingevolge het pensioenreglement recht bestaat, een lager bruto totaalbedrag oplevert dan dat waarop voor die omzetting recht bestond, heeft de belanghebbende recht op een toeslag ten bedrage van het verschil. De betreffende toeslag behoort voor de toepassing van de artikelen 5 en 12 tot het pensioen.

Paragraaf

6

Andere voorzieningen in verband met de invaliditeit met dienstverband

Artikel

21

Voorzieningen en verstrekkingen

In aanvulling op de bij of krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gestelde regels, kan Onze Minister ten behoeve van de krachtens dit besluit gepensioneerde militair, die lijdt aan een ziekte of gebrek waarvoor in de zin van artikel 2, derde lid, van het Besluit AO/IV, verband met de uitoefening van de militaire dienst is aangenomen, nadere en zonodig afwijkende regels stellen op grond waarvan genoemde gepensioneerde militairen in aanmerking kunnen worden gebracht voor, naar het oordeel van Onze Minister, noodzakelijke voorzieningen ter verbetering van de levensomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen. De door Onze Minister krachtens dit artikel te stellen regels mogen niet afwijken ten nadele van de belanghebbenden.

Paragraaf

7

Slotbepalingen

Artikel

22

Bijzondere gevallen

Onze Minister is bevoegd om in bijzondere gevallen, waarin de toepassing van dit besluit tot een naar zijn oordeel onredelijke uitkomst leidt, ten gunste van de belanghebbende een beslissing te nemen die met de strekking van dit besluit overeenkomt.

Artikel

23

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

24

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bijzondere militaire pensioenen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting en de bijlage in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Defensie, H. A. L. van Hoof
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage

bij het Besluit bijzondere militaire pensioenen

Transponeringstabel vernieuwingsproces militaire pensioenen

voor de oude pensioenwetten

art. 2, eerste lid, Pensioenwet voor de landmacht 1922

diensttijdpensioenen:

onder 1° (langdurige dienst, direct ingaand)

pensioenreglement

onder 4° (50 jr. niet meer ten volle geschikt; ontslag

pensioenreglement

op verzoek; ontslag in belang dienst en de artt. Y 10, Y 11 en Y 12 AMPW; uitgestelde pensioenen)

onder 5° (ontslag op verzoek met overgang naar reservepersoneel, direct ingaand)

pensioenreglement

onder 6° (onbekwaam of ongeschikt om in verkregen rang te dienen, direct ingaand)

pensioenreglement

invaliditeitspensioenen:

onder 2° (invaliditeit met dienstverband)

beroeps <65jr

diensttijdpensioen

besl. AO/IV (art. 4)

invaliditeitspensioen

besl. AO/IV (artt. 7, 8)

beroeps >65jr

diensttijdpensioen

pensioenreglement

invaliditeitspensioen

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

dpl./res.< 65jr

diensttijdpensioen

besl. AO/IV (art. 19, onder 6e)

invaliditeitspensioen

besl. AO/IV (art. 11)

dpl./res. >65jr

diensttijdpensioen

besl. IP-65+ (art. 4)

invaliditeitspensioen

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

onder 3° (invaliditeit zonder dienstverband)

beroeps <65jr

diensttijdpensioen

besl. AO/IV (art. 4)

diensttijdpensioen + ao-aanvulling via art. Y 22 AMPW

besl. AO/IV (artt. 3, 4) en WAO

beroeps >65jr

diensttijdpensioen

pensioenreglement

dpl./res. <65jr

diensttijdpensioen

besl. AO/IV (art. 19, onder 6e)

>65jr

diensttijdpensioen

besl. IP-65+ (art. 4)

art. 2 van de Pensioenwet voor het reservepersoneel der landmacht 1923

onder 1° of via Y 13 AMPW (5 jaar en ander pensioen of 28 jaar etc.)

pensioenreglement

onder 2° (invaliditeit met dienstverband)

<65jr

diensttijdpensioen

besl. AO/IV (art. 19, onder 6e)

invaliditeitspensioen

besl. AO/IV (art. 11)

>65jr

diensttijdpensioen

besl. IP-65+ (art. 4)

invaliditeitspensioen

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

voor de Algemene militaire pensioenwet

art. E 1, onder a, E 2, onder a of b, diensttijdpensioenen beroepspersoneel

pensioenreglement

art. E 1, onder b of c, art. E 2, onder c, gebrekenpensioenen beroepspersoneel

<65jr

diensttijdpensioen (E 1, E 2)

besl. AO/IV (art. 4)

ao-aanvulling (E 6, E 6a)

besl. AO/IV (art.3) en WAO

invaliditeitsverhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. AO/IV (artt. 7, 8)

herplaatsingstoelagen (E 6b)

besl. AO/IV (art. 9)

>65jr

diensttijdpensioen (E 1, E 2)

pensioenreglement

invaliditeitsverhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

art. E 3, pensioenen reservepersoneel

diensttijdpensioenen (naast ander pensioen of 28 jaar etc. E 3, 1e lid, a of b)

pensioenreglement

invaliditeitspensioenen

<65jr

vast bedrag (E 3, 2e lid)

besl. AO/IV (art. 19, onder 5e)

diensttijdafrekening (E 3, 1e lid, onder c)

besl. AO/IV (art. 19, onder 6e)

ao-aanvulling

besl. AO/IV (art. 10)

invaliditeitspensioenen of -verhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. AO/IV (art. 11)

>65jr

vast bedrag (E 3, 2e lid)

besl. Ip-65+ (art. 17, onder 10e)

diensttijdafrekening (E 3, 1e lid, onder c en 5e lid)

besl. IP-65+ (art. 4)

invaliditeitspensioenen of -verhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

art. E 4, pensioenen dienstplichtig personeel

<65jr

vast bedrag (E 4, 1e lid)

besl. AO/IV (art. 19, onder 5e)

ao-aanvulling (E 4, 2e lid)

besl. AO/IV (art. 10)

invaliditeitspensioenen of -verhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. AO/IV (art. 11)

>65jr

vast bedrag (E 4)

besl. IP-65+ (art. 17, onder 10e)

diensttijdafrekening (E 4, 3e lid)

besl. IP-65+ (art. 4)

invaliditeitspensioenen of -verhogingen (E 7, E 8, E 9)

besl. IP-65+ (artt. 2, 3)

voor de nabestaandenpensioenen

vanuit het Nabestaandenreglement militairen:

afgeleid van alleen een diensttijdpensioen voor beroepspersoneel (art. 8, 1e lid, onder 1e)

pensioenreglement

(mede) afgeleid van een invaliditeitspensioen voor beroepspersoneel (art. 8, 1e lid, onder 2e of 3e; overlijden zonder dienstverband)

voor het diensttijdgedeelte pensioenreglement; voor de aanvulling besl. IP-65+ (art. 6, 2e lid, onder b)

vanuit het Besluit bijzondere voorzieningen militair nabestaandenpensioen:

afgeleid van alleen een diensttijdpensioen (art. 6, 2e lid)

pensioenreglement

bij overlijden a.g.v. invaliditeit met dienstverband (art. 6, 1e lid, onder a)

beroepspersoneel:

diensttijdgedeelte

pensioenreglement

aanvullende top

besl. IP-65+ (art. 6, 2e lid, onder a)

dienstplichtig en reservepersoneel:

diensttijdgarantie

besl. IP-65+ (art. 11)

pensioen

besl. IP-65+ (art. 6, 2e lid, onder a)

bij overlijden a.g.v. ao met dienstverband (art. 6, 1e lid, onder b):

beroepspersoneel:

diensttijdgedeelte

pensioenreglement

tijdelijke top

besl. IP-65+ (art. 7, 2e lid)

dienstplichtig en reservepersoneel:

diensttijdgarantie

besl. IP-65+ (art. 11)

tijdelijk pensioen

besl. IP-65+ (art. 7, 2e lid)

bij invaliditeit met dienstverband en overlijden op andere gronden (art. 6, 1e lid, onder c):

beroepspersoneel:

diensttijdgedeelte

pensioenreglement

aanvullende top

besl. IP-65+ (art. 6, 2e lid, onder b)

dienstplichtig en reservepersoneel:

diensttijdgarantie

besl. IP-65+ (art. 11)

pensioen

besl. IP-65+ (art. 6, 2e lid, onder b)

bij overlijden terwijl er alleen van het vaste bedrag aan invaliditeitspensioen sprake is (art. 6, 1e lid, onder d)

besl. IP-65+ (art. 17, onder 11e)

N.B.

– de artt. 2 van de Pensioenwet voor de landmacht 1922 en de Pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht 1923 geven ook voor de andere wetten een inzicht in de pensioensoorten die voor de Algemene militaire pensioenwet (AMPW) bestonden

– in het pensioenreglement wordt in verband met de toetreding van het militair personeel een hoofdstuk 18c opgenomen, inhoudende het overgangsrecht in verband met die toetreding; art. 18c.3 regelt meer in het bijzonder de omzetting van het oude naar het nieuwe recht

– besl. AO/IV: het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen

– besl. IP-65+: het Besluit bijzondere militaire pensioen