Besluit van 20 april 2001, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies voor technische ontwikkelingsprojecten (Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten)
De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 2001, nr. W10.01.0036/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 12 april 2001, nr. WJZ 01020429;
Hebben goedgevonden en verstaan:
§
1
Algemene bepalingen
Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
ontwikkelingsproject: een creatieve, systematische activiteit, gericht op het omzetten van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema's of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten, dan wel wezenlijke onderdelen daarvan, die nieuw zijn voor Nederland, en waaraan substantiële technische risico's en daaruit voortvloeiende financiële risico's zijn verbonden;
b.
ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;
c.
groep: een economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:
1°.
een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:
–
meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
–
volledig aansprakelijk vennoot is van of
–
overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en
2°.
laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.
2
Bij ministeriële regeling kunnen ondernemingen worden aangewezen die van de toepassing van dit besluit zijn uitgesloten.
Artikel
2
1
Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een ondernemer die voor eigen rekening en risico een ontwikkelingsproject uitvoert, met dien verstande dat de subsidie overeenkomstig artikel 18, eerste lid, moet worden terugbetaald.
2
Geen subsidie wordt verstrekt:
a.
indien voor het ontwikkelingsproject reeds door Onze Minister subsidie is verstrekt;
b.
voor zover door verlening van de subsidie in het kalenderjaar waarin de beschikking wordt gegeven aan de aanvrager dan wel aan de tot dezelfde groep als de aanvrager behorende ondernemers meer dan €10 000 000,00 subsidie krachtens dit besluit zou worden verleend.
Artikel
3
1
De subsidie bedraagt 25 procent van de projectkosten, maar niet meer dan €5 000 000,00.
2
Het in het eerste lid genoemde percentage wordt verhoogd tot 35 procent indien subsidie verstrekt wordt aan een ondernemer die een kleine of middelgrote onderneming in stand houdt in de zin van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10).
3
Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het ingevolge het eerste of tweede lid geldende percentage van de projectkosten.
Artikel
4
1
Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a.
de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het ontwikkelingsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:
1°.
loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom «loon voor de loonbelasting» van de loonstaat van het betrokken directe personeel, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van 1750 productieve uren per jaar;
2°.
kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het ontwikkelingsproject toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de historische aanschafprijzen en de door de belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving, of lease-termijnen, met uitzondering van financieringskosten, en gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur;
3°.
kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;
4°.
andere aan derden verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten.
b.
een opslag voor algemene kosten, groot 50 procent van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.
2
Kosten van machines en apparatuur die niet uitsluitend voor het ontwikkelingsproject zijn aangeschaft, worden slechts als projectkosten op de voet van het eerste lid, onder a, onder 2°, in aanmerking genomen indien een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per machine respectievelijk van de apparatuur aanwezig is.
3
Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het ontwikkelingsproject wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een bij regeling van Onze Minister vast te stellen uurtarief.
4
Voor de toepassing van het eerste lid worden winstopslagen bij transacties binnen een groep alleen in aanmerking genomen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen.
5
De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
Artikel
5
1
Er is een adviescommissie Technische Ontwikkelingsprojecten, die tot taak heeft Onze Minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om een subsidie op grond van dit besluit.
2
De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.
3
De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste tien andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken.
4
De voorzitter en de leden worden door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Ze zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.
5
De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
6
Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op een aanvraag.
7
Onze Minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
8
In het secretariaat van de commissie wordt door Onze Minister voorzien.
9
Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van dat ministerie.
10
De commissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
11
De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van Onze Minister, maar ten minste elk vierde jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
Artikel
6
Onze Minister stelt ieder begrotingsjaar bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het in dat jaar verlenen van subsidies krachtens dit besluit. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën ontwikkelingsprojecten.
§
2
Aanvraag en beslissing op een aanvraag
Artikel
7
1
Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.
2
Een aanvraag gaat vergezeld van een projectplan en een begroting voor het ontwikkelingsproject alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
Artikel
8
1
Onze Minister geeft een beschikking binnen achttien weken na ontvangst van de aanvraag.
2
Indien de beschikking niet binnen achttien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.
Artikel
9
1
Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:
a.
de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;
b.
hij de projectkosten raamt op minder dan een bij regeling van Onze Minister vastgesteld bedrag;
c.
gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het ontwikkelingsproject niet kunnen financieren.
2
Onze Minister kan, indien vooralsnog onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische haalbaarheid van het ontwikkelingsproject, een aanvraag gedeeltelijk afwijzen, met dien verstande dat subsidie wordt verleend ter zake van de projectkosten, verbonden aan de uitvoering van een eerste fase van het ontwikkelingsproject, gedurende een in de beschikking tot subsidieverlening vermelde periode.
Artikel
10
1
Onze Minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 9, eerste lid, afwijzend is beslist, het advies in van de adviescommissie Technische Ontwikkelingsprojecten.
2
De commissie geeft aan Onze Minister in ieder geval een negatief advies indien:
a.
onvoldoende aannemelijk is, dat het ontwikkelingsproject zonder de subsidie naar verwachting niet of met belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;
b.
onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het ontwikkelingsproject, in het bijzonder de mogelijkheid om bij welslagen van het ontwikkelingsproject de commercialisatie van de resultaten ervan en de eruit voortvloeiende productie of dienstverlening alleen of in samenwerking met derden ter hand te nemen en de subsidie te betalen binnen de economische levensduur van de eruit voortvloeiende producten of diensten;
c.
onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het ontwikkelingsproject naar behoren uit te voeren;
d.
van het ontwikkelingsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.
Artikel
11
1
Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien de adviescommissie Technische Ontwikkelingsprojecten een negatief advies heeft uitgebracht.
2
Onze Minister kan afwijken van het eerste lid, indien een advies van de commissie in strijd is met dit besluit dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
3
Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad een aanvraag aan te vullen, de dag waarop een aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.
§
3
Opschorting ten behoeve van onderzoek
Artikel
12
Onze Minister schort, ingeval een ondernemer als bedoeld in artikel 3, tweede lid, een aanvraag om subsidie voor een ontwikkelingsproject heeft ingediend, de behandeling van die aanvraag op, als naar het oordeel van de adviescommissie Technische Ontwikkelingsprojecten een onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid van het ontwikkelingsproject noodzakelijk is of het bij de aanvraag behorende projectplan onvoldragen is.
Artikel
13
1
Onze Minister stelt de subsidie-aanvrager onverwijld van de opschorting in kennis en stelt hem in de gelegenheid binnen een door Onze Minister te stellen termijn van ten hoogste zes weken na de datum van inkennisstelling een aanvraag in te dienen om subsidie voor een onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid van het ontwikkelingsproject of voor het opstellen van een projectplan. Onze Minister geeft daarbij aan, aan welke eisen het onderzoek respectievelijk het projectplan moet voldoen.
2
De subsidie bedraagt 50 procent van de kosten, maar niet meer dan €25 000,00.
De in de artikelen 15 tot en met 17 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in de artikelen 18 en 19 opgenomen verplichtingen gelden totdat tien jaren na die dag zijn verstreken.
Artikel
15
1
De subsidie-ontvanger voert het ontwikkelingsproject uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van het project.
2
De subsidie-ontvanger voert het ontwikkelingsproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.
Artikel
16
1
De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.
2
De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.
3
De subsidie-ontvanger brengt steeds na afloop van een periode van zes maanden, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, aan Onze Minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het ontwikkelingsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten, en doet mededeling van de activiteiten die zijn ondernomen ten behoeve van de commercialisatie van de resultaten van het ontwikkelingsproject en van de opbrengsten en vooruitzichten ter zake van die commercialisatie.
Artikel
17
1
De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het ontwikkelingsproject ingevolge artikel 15, eerste lid, moet zijn voltooid.
2
Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.
3
Een aanvraag gaat vergezeld van een accountantsverklaring en een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het ontwikkelingsproject, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
Artikel
18
1
Van de verstrekte subsidie zal de subsidie-ontvanger terugbetalen:
a.
binnen acht weken na afloop van een kalenderjaar, tot de in de beschikking tot subsidieverlening genoemde datum, een bedrag gelijk aan het in die beschikking vermelde percentage van de in dat kalenderjaar met de uit het ontwikkelingsproject voortvloeiende of ervan afgeleide productie of dienstverlening gerealiseerde omzet;
b.
binnen vier weken na ontvangst van de beschikking tot subsidievaststelling, het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde percentage van de opbrengst verkregen door verkoop of anderszins van een nulserie, prototype, onderdelen hiervan of van andere activa die mede met de subsidie zijn gefinancierd;
c.
binnen vier weken na ontvangst van de beschikking tot subsidievaststelling, het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde percentage van de waarde van de nog bruikbare activa welke mede met de subsidie zijn gefinancierd en die niet gebruikt worden voor de uit de subsidie voortvloeiende productie of dienstverlening.
2
In afwijking van het eerste lid, is de terugbetalingsverplichting niet van toepassing op de subsidie, bedoeld in artikel 13, tweede lid.
3
De subsidie-ontvanger verstrekt binnen acht weken na afloop van elk kalenderjaar aan Onze Minister een opgave van de in het eerste lid, onder a, bedoelde gerealiseerde omzet.
4
De subsidie-ontvanger verstrekt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister een accountantsverklaring inzake de opgave, bedoeld in het derde lid.
Artikel
19
1
De subsidie-ontvanger brengt desgevraagd aan Onze Minister verslag uit omtrent de toepassing van de resultaten van het ontwikkelingsproject.
2
De subsidie-ontvanger zal, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister, niet:
a.
indien hij een rechtspersoon is, de rechtspersoon ontbinden of geheel of gedeeltelijk vervreemden noch zijn statutaire zetel verplaatsen buiten Nederland;
b.
de activa, anders dan prototypen, welke mede met de subsidie zijn gefinancierd, vervreemden.
Artikel
20
Onze Minister kan aan een ontheffing als bedoeld in de artikelen 15 en 19, tweede lid, voorschriften verbinden.
Artikel
21
Onze Minister kan bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a.
de tenaamstelling, verwerving, instandhouding, exploitatie en vervreemding van rechten van intellectuele eigendom en de instandhouding van andere voor de uitvoering van het ontwikkelingsproject van belang zijnde en door de uitvoering van het ontwikkelingsproject opgedane kennis;
b.
de zekerheidsstelling voor de terugbetaling van de verstrekte subsidie, bedoeld in artikel 18, eerste lid.
§
5
Verhogingen
Artikel
22
1
Onze Minister kan op aanvraag van de subsidie-ontvanger subsidie verlenen, zodanig dat het bedrag van een eerder ter zake van een ontwikkelingsproject verleende subsidie wordt verhoogd tot maximaal het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, indien:
a.
een eerdere aanvraag om verlening van een subsidie ter zake van het ontwikkelingsproject gedeeltelijk is afgewezen wegens overschrijding van het subsidieplafond;
b.
een eerdere aanvraag om verlening van een subsidie ter zake van het ontwikkelingsproject gedeeltelijk is afgewezen op grond van artikel 9, tweede lid;
c.
ontheffing is verleend voor het essentieel wijzigen van het ontwikkelingsproject, bedoeld in artikel 15, eerste lid.
Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kunnen op aanvraag van de subsidie-ontvanger door Onze Minister voorschotten worden verstrekt.
2
Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.
3
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt aan een ondernemer als bedoeld in artikel 3, tweede lid, het eerste voorschot ambtshalve verstrekt bij de subsidieverlening. Dit voorschot bedraagt 25 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.
4
Bij de toepassing van het tweede lid wordt de opslag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, geacht gemaakt en betaald te zijn voor zover de kosten waarover hij wordt berekend gemaakt en betaald zijn.
5
Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het bedrag aan voorschot ten minste €5 000,00 bedraagt.
Artikel
24
1
Een aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 16, derde lid.
2
Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.
Artikel
25
Onze Minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.
§
7
Subsidievaststelling
Artikel
26
1
Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.
2
Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.
Het Besluit technische ontwikkelingskredieten 1997 en het Besluit kredieten elektronische-dienstenontwikkeling worden ingetrokken, met dien verstande dat deze en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing blijven op subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt.
Artikel
29
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel
30
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies technische ontwikkelingsprojecten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken,A. Jorritsma-Lebbink