Besluit van 5 juli 2001, houdende vaststelling van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijziging van enkele besluiten (Reglement justitiële jeugdinrichtingen)

Reglement justitiële jeugdinrichtingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 26 februari 2001, 5082413/01/6, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;
De Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2001, No. W03.01.0116/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Justitie van 3 juli 2001, 5102134/01/6, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Scholings- en trainingsprogramma

Artikel

2

Artikel

3

Een voorlopig gehechte jeugdige komt, onverminderd de artikelen 8 en 9, slechts voor deelname aan een scholings- en trainingsprogramma in aanmerking indien er ten aanzien van hem geen onherroepelijke rechterlijke beslissingen waarbij een vrijheidsstraf, niet zijnde vervangende jeugddetentie, of een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd, openstaan.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Voor deelname aan een scholings- en trainingsprogramma komen niet in aanmerking jeugdigen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel Nederland zullen dienen te verlaten of uitgezet of uitgeleverd zullen worden.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De noodzakelijke kosten van bestaan tijdens deelname aan een scholings- en trainingsprogramma komen niet ten laste van Onze Minister, tenzij het gaat om de kosten van een pleegkind in het kader van een uithuisplaatsing en de Regeling vergoeding pleeggezinnen van toepassing is.

Artikel

12

Hoofdstuk

3

Commissie van toezicht en beklagcommissie

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Voor benoeming als lid, secretaris of plaatsvervangend secretaris komen niet in aanmerking:

  • a.

    ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde officieren van justitie of advocaten-generaal;

  • b.

    personeelsleden of medewerkers, werkzaam bij een inrichting, dan wel leden van het bestuur of de Raad van Toezicht van de rechtspersoon die een inrichting beheert;

  • c.

    personen, werkzaam bij een door Onze Minister gesubsidieerde instelling die werkzaam is op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen, indien zij in het kader van de uitoefening van hun functie te maken hebben met de personen, ingesloten in de inrichting waarbij de commissie van toezicht is ingesteld;

  • d.

    personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister, indien hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen komen;

  • e.

    personen tegen wie bezwaren bestaan tegen de vervulling van de functie die blijken uit de algemene documentatieregisters als bedoeld in het Besluit inlichtingen justitiële documentatie of de politieregisters, bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet politieregisters. De bezwaren hebben betrekking op het vertrouwelijk karakter van de functie alsmede de aan de functie verbonden bevoegdheden;

  • f.

    personen werkzaam bij de Raad of de Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

4

Opvang en behandeling

Artikel

24

Hoofdstuk

5

Verblijfsplan en behandelplan

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Kort voor het einde van het verblijf van de jeugdige in de inrichting wordt ter afsluiting van het verblijfsplan en het behandelplan met de jeugdige nagegaan in hoeverre de doelstellingen van het plan zijn gerealiseerd. Hiervan wordt een verslag gemaakt.

Hoofdstuk

6

Verlof

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

De directeur kan de jeugdige een bijdrage in de reis- en verblijfkosten verstrekken.

Artikel

39

Op grond van gewijzigde omstandigheden kan de directeur een reeds verleend verlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een andere tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden.

Artikel

40

Onze Minister kan nadere regels stellen over de procedure voor het aanvragen en het verlenen van verlof.

Hoofdstuk

7

Proefverlof

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Indien Onze Minister de machtiging tot het verlenen van proefverlof intrekt, geeft hij daarvan terstond kennis aan de directeur, die daarop het proefverlof intrekt. De kennisgeving wordt, onder vermelding van de datum van ingang van de beslissing, schriftelijk bevestigd. De artikelen 44, vijfde lid, en 46, zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

8

Gedwongen geneeskundige handelingen

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Hoofdstuk

9

Geestelijke verzorging

Artikel

51

Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval een geestelijk verzorger van protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond.

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Hoofdstuk

10

Beroep tegen medisch handelen

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Hoofdstuk

11

Onderwijs en pedagogische activiteiten

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Hoofdstuk

12

Dossiers van jeugdigen

Artikel

66

Het dossier van de jeugdige wordt op zorgvuldige wijze, volgens een vaste indeling, opgebouwd. In ieder geval worden hierin onderscheiden:

  • a.

    persoons- en identificatiegegevens;

  • b.

    justitiële gegevens;

  • c.

    opvang- of behandelgegevens;

  • d.

    gegevens omtrent het verblijf.

Artikel

67

Naast de in artikel 63, eerste lid, van de wet genoemde gegevens worden in het dossier opgenomen de jeugdige betreffende:

  • a.

    afschriften van mededelingen, bedoeld in artikel 62, eerste en tweede lid, van de wet;

  • b.

    uitspraken van de beklagcommissie en de beroepscommissie alsmede mededelingen, bedoeld in artikel 64, vijfde lid, van de wet;

  • c.

    ontvangen afschriften van rechterlijke beslissingen betreffende de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;

  • d.

    kopieën van correspondentie van de inrichting over de jeugdige;

  • e.

    formulieren betreffende verlof en daarop genomen beslissingen alsmede machtigingen van Onze Minister, bedoeld in de artikelen 30, eerste lid, en 31, eerste lid, van de wet;

  • f.

    verzoeken om strafonderbreking en daarop genomen beslissingen;

  • g.

    gratieverzoeken en daarop genomen beslissingen;

  • h.

    mededelingen omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling;

  • i.

    gegevens omtrent de gezondheid van de jeugdige en te zijnen aanzien uitgevoerde verrichtingen, een en ander voor zover de opname van deze gegevens voor een goede opvang of behandeling van hem noodzakelijk is.

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Hoofdstuk

13

Aanwijzing van particuliere inrichtingen

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

De particuliere inrichting beschikt over een calamiteitenplan, waarin is geregeld welke acties dienen te worden ondernomen, en door wie, in het geval van een calamiteit.

Hoofdstuk

14

Opperbeheer rijksinrichtingen

Artikel

75

Artikel

76

De rijksinrichting beschikt over een calamiteitenplan, waarin is geregeld welke acties dienen te worden ondernomen, en door wie, in het geval van een calamiteit.

Hoofdstuk

15

Kwaliteit

Artikel

77

De inrichting biedt passende opvang of behandeling aan. Onder passende opvang of behandeling wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en gericht op de jeugdige wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de jeugdige.

Artikel

78

De inrichting organiseert de opvang of behandeling op zodanige wijze, voorziet de instelling zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidsverdeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot een verantwoorde opvang of behandeling.

Artikel

79

Artikel

80

Hoofdstuk

16

Vergoedingen beklag- en beroepsprocedures

Artikel

81

Hoofdstuk

17

Aansprakelijkheid directeur

Artikel

82

Buiten geval van opzet of bewuste roekeloosheid is de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen die een jeugdige ingevolge artikel 50, tweede lid, van de wet onder zich heeft, beperkt tot vijfhonderd euro per voorwerp, inclusief eventuele gevolgschade.

Hoofdstuk

18

Wijziging andere regelgeving

Artikel

83

Wijzigt het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994.

Artikel

84

Wijzigt het Subsidiebesluit justitiële jeugdinrichtingen.

Artikel

85

Wijzigt de Gratieregeling 1976.

Artikel

86

Wijzigt het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid.

Hoofdstuk

19

Slotbepalingen

Artikel

87

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de wet en dit reglement en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit reglement de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel

88

Wijzigt deze wet.

Artikel

89

Het Besluit regels inrichtingen voor justitiële kinderbescherming wordt ingetrokken.

Artikel

90

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

91

Dit besluit wordt aangehaald als: Reglement justitiële jeugdinrichtingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Staatssecretaris van Justitie, N. A. Kalsbeek
De Minister van Justitie, A. H. Korthals