Regeling houdende nadere regels omtrent de bouw, verbouwing, inrichting en verandering van inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen alsmede omtrent de ingebruikneming van gebouwen als archiefruimte of archiefbewaarplaats

Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Archiefruimten

§

1

Algemeen

Artikel

2

§

2

Bouwkundige voorzieningen

Artikel

3

§

3

Brandpreventie

Artikel

4

§

4

Klimaat

Artikel

5

§

5

Inrichting

Artikel

6

Hoofdstuk

III

Archiefbewaarplaatsen

§

1

Constructieve eisen

Artikel

7

De vloeren, wanden en plafonds worden uitgevoerd in gewapend beton in kwaliteiten als omschreven in NEN 6720 of gelijkwaardig materiaal als volgt:

  • a.

    Het beton in de buitenwanden en vloeren van een in de kelder gesitueerde archiefbewaarplaats is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B25 of 270 mm in betonkwaliteit B35 of 250 mm in betonkwaliteit B45 of hoger. Indien de algemene rijksarchivaris dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten dat nodig oordelen, toont de bouwer onderscheidenlijk de zorgdrager aan dat de waterindringing gemeten volgens ISO-DIS 7031 een waarde heeft die onschadelijk is voor de bewaring van archiefbescheiden.

  • b.

    Het beton van de wanden van de archiefbewaarplaats die tevens buitenmuren zijn, is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B45 of hoger, indien zij aan een open terrein liggen; de wanden van de archiefbewaarplaats worden tevens als buitenmuur beschouwd als er slechts een glas- of andere lichte constructie voor staat.

  • c.

    Het plafond van een op de bovenste verdieping of slechts onder een lichte kapconstructie gelegen archiefbewaarplaats is tenminste 300 mm dik in betonkwaliteit B25 of 270 mm in betonkwaliteit B35 of 250 mm in betonkwaliteit B45 of hoger.

  • d.

    De overige wanden, vloeren en plafonds zijn uitgevoerd in beton van tenminste 250 mm dik in betonkwaliteit B25 dan wel in beton van tenminste 200 mm dik aangevuld met ander steenachtig bouwmateriaal tot een gezamenlijke massa van tenminste 625 kg/m2.

  • e.

    De onder b en d bedoelde wanden, vloeren en plafonds worden berekend op een bijzondere belasting van tenminste 10 kN/m2 of indien deze hoger is, de statisch equivalente belasting ten gevolge van een explosie op een afstand van 1,5 m met explosieven overeenkomend met de kracht van een 155 mm granaat. De in rekening te brengen statisch equivalente belasting is: qu = (72 : l) kN/m2 waarbij l de overspanning is, en uitgaande van een overspanning groter dan 5 en kleiner dan 10 m. Bij vierzijdig opgelegde vloeren, al of niet ingeklemd, is l de kleinste overspanning. De belasting wordt aanwezig geacht over een oppervlakte van l x l.

  • f.

    Onderdeel e is niet van toepassing op het plafond indien het tevens een vrij liggend dak is zonder obstakels met een hoogte van 1,5 meter of meer; de buitenmuur, voorzover deze tenminste 3 meter boven het straatniveau is gelegen en tevens deel uitmaakt van een gesloten gevelwand in een aan weerszijden bebouwde straat; daaraan parallel lopende binnenwanden en overige binnenwanden die niet gekeerd zijn in de richting van een open terrein.

  • g.

    In wanden waarop de sterkte-eis, bedoeld in onderdeel e, van toepassing is, zijn de deuren tenminste 90 mm dik en van dubbel plaatstaal met een dikte van tenminste 1,5 mm en met een verstevigingsconstructie of vulling tussen de twee lagen; de kozijnen zijn vervaardigd van plaatstaal met een dikte van tenminste 2 mm; in wanden waarop deze sterkte-eis niet van toepassing is, zijn zij van staal, met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als omschreven in artikel 9.

  • h.

    De vloer is berekend op een nuttige belasting groot 10 kN/m2 bij een gebruik van vaste of verrolbare stellingen met 7 legborden op onderlinge afstanden van 35 cm. Het plafond wordt berekend voor de daarop rustende nuttige belasting vermeerderd met de bijzondere belasting, bedoeld in onderdeel e, indien het onder e gestelde van toepassing is.

  • i.

    Technische berekeningen en geldige TNO-rapporten aangaande het gestelde onder e, g en h worden desgevraagd overgelegd aan de algemene rijksarchivaris, dan wel, indien het een andere dan een rijksarchiefbewaarplaats betreft, gedeputeerde staten.

Artikel

8

De vloeren, wanden en plafonds en alle daarin aangebrachte voorzieningen zijn waterdicht uitgevoerd en zijn bestand tegen de druk bij de maximaal optredende waterstand, ook bij calamiteiten.

Artikel

9

§

2

Afwerking, diverse bouwkundige voorzieningen

Artikel

10

Ramen zijn in de archiefbewaarplaats niet toegestaan.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Er zijn geen bouw- en afwerkmaterialen toegepast uit welke schadelijke gassen kunnen vrijkomen of die op andere wijze schade aan de archiefbescheiden kunnen veroorzaken of waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in de toekomst schade kunnen gaan veroorzaken.

Artikel

14

Door de archiefbewaarplaats zijn geen kabels, leidingen en kanalen gevoerd die dienst doen als voedings- of afvoerleiding voor andere ruimten dan de archiefbewaarplaats, of voor een op een andere verdieping gelegen compartiment van de archiefbewaarplaats, ongeacht de aard van die kabels, leidingen en kanalen.

Artikel

15

Alle kabels en leidingen zijn uitgevoerd als opbouw; voeding naar apparatuur vindt plaats van bovenaf door de wand.

Artikel

16

Binnen de archiefbewaarplaats mag op geen onderdeel van het gebouw en de meubilering condensvorming kunnen optreden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de normaal te verwachten externe klimaatomstandigheden en met de klimaateisen, genoemd in artikel 32.

Artikel

17

Artikel

18

§

3

Bouwkundige maatregelen tegen overstroming

Artikel

19

Artikel

20

§

4

Ontvangst- en quarantaineruimte

Artikel

21

Een archiefbewaarplaats waarin regelmatig archiefbescheiden van buiten het gebouw worden opgenomen, beschikt over een ontvangst- en quarantaineruimte die voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    In de onmiddellijke nabijheid is een laadperron aanwezig, alwaar materialen onder bescherming van een luifel naar binnen kunnen worden gebracht.

  • b.

    De ruimte is dusdanig afgewerkt dat een natte ontsmetting van de ruimte goed mogelijk is. Bij voorkeur dienen de wanden en de vloeren betegeld te zijn.

  • c.

    Bij voorkeur wordt de ruimte ingericht met vrij van de muur hangende legborden, uitgevoerd in roestvrij staal.

  • d.

    De werktafels in de ruimte zijn vervaardigd van materiaal dat waterbestendig is.

  • e.

    De ruimte is voorzien van een onafhankelijke luchtbehandeling. De installatie haalt de lucht rechtstreeks van buiten en voert de afzuiglucht ook rechtstreeks af naar buiten; er is geen recirculatie.

  • f.

    Mobiele apparatuur is toegelaten.

  • g.

    In de ruimte is plaatselijke afzuiging beschikbaar voor het droog reinigen van het archiefmateriaal.

§

5

Brandbestrijding met eigen middelen, preventie en melding

Artikel

22

Artikel

23

De archiefbewaarplaats is voorzien van een automatische brandmeldinstallatie, welke voldoet aan NEN 2535; het systeem is in ieder geval voorzien van rookdetectoren.

Artikel

24

Aanduidingen met een rookverbod en een verbod om brandbare zaken binnen 50 cm van de uitmondingen van de ventilatie- en luchtbehandelingskanalen en van de deursponningen te plaatsen, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de deur, zijn op relevante en duidelijk zichtbare plaatsen aangebracht.

§

6

Overige beveiligingsaspecten

Artikel

25

De toegang tot de archiefbewaarplaats is zodanig gesitueerd, dat bezoekers en niet met de verzorging van archieven belaste personeelsleden er niet ongecontroleerd kunnen binnen gaan.

Artikel

26

§

7

Meubilering archiefbewaarplaats

Artikel

27

Artikel

28

Er is geen meubilering toegepast, waaruit schadelijke gassen vrij kunnen komen of die op andere wijze schade aan de archiefbescheiden kan veroorzaken of ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat, dat zij in de toekomst schade aan de archiefbescheiden zal veroorzaken.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

In de archiefbewaarplaats en in elk compartiment is telefoon aanwezig.

§

8

Klimaat, milieu en verlichting

Artikel

32

De temperatuur onderscheidenlijk de relatieve luchtvochtigheid bedraagt voor:

  • a.

    papier, perkament, was, leer, textiel en hout 17°C -2/+1°C, onderscheidenlijk 52% ±3%

  • b.

    zwart-wit fotomateriaal op papier, ook wanneer polyethyleen is toegepast: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 17°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%

  • c.

    zwart-wit fotomateriaal op glas en polyester film, positief en negatief: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 17°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%

  • d.

    zwart-wit fotomateriaal op bi- of tri-acetaatfilm: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 5°C ± 1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ±3%

  • e.

    zwart-wit fotomateriaal op nitraatfilm: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot 5°C ± 1°C, onderscheidenlijk 33% tot 38% ± 3%

  • f.

    fotomateriaal in kleur, positief en negatief: een vast in te stellen waarde tussen -20 tot -2°C ±1°C, onderscheidenlijk 33% ±3%

  • g.

    elektromagnetische dragers 18°C ±1°C, onderscheidenlijk 40% ±2%

  • h.

    optische schijven: een vast in te stellen waarde tussen 2 tot 18°C -2/+1°C, onderscheidenlijk 40 tot 55% ±3%

Artikel

33

De klimaatbeheersinginstallatie is zodanig ingericht dat deze voor de archiefbewaarplaats afzonderlijk en per compartiment afzonderlijk kan worden in- en nageregeld.

Artikel

34

Wanneer een archiefbewaarplaats of een compartiment een temperatuur heeft lager dan 15°C, wordt voor het gebruik van de archiefbescheiden voorzien in een mogelijkheid tot acclimatisering, waarbij de temperatuur niet meer dan 1°C per uur oploopt bij een gelijkblijvende relatieve luchtvochtigheid.

Artikel

35

In afwijking van artikel 32, onder a, is een constante, seizoensonafhankelijke relatieve luchtvochtigheid toegestaan van iedere vast in te stellen waarde tussen 43% en 52% ±3% voor papier en boekbanden, waarin geen leer, perkament of hout is toegepast.

Artikel

36

In afwijking van artikel 32, onder a, b en h, is een temperatuur van 18°C ±2°C en een variatie in de relatieve luchtvochtigheid van ±5% ten opzichte van de aangegeven waarde toegestaan, indien de chemische kwaliteit van de lucht een maximale corrosieve waarde heeft van 40 Ångström per 30 dagen.

Artikel

37

Toetredende lucht is gezuiverd van SO2, NOx, NH3 en O3 op plaatsen met een hoge intensiteit van het wegverkeer en in die gebieden waar gedurende een van de laatste drie jaren een gemiddelde concentratie is gemeten van meer dan 15 µg/m3 SO2 onderscheidenlijk 25 ppb (gerekend als 1:10-9) aan NOx. Het is toegestaan de toetreding van verse lucht tijdens de spitsuren af te sluiten, mits een ventilatievoud van 2 per etmaal wordt bereikt. De toevoeropeningen worden op de meest gunstige wijze geplaatst, maar tenminste 5 m boven het maaiveld.

Artikel

38

In afwijking van artikel 32, onder g, is iedere afwijking toegestaan, indien de elektromagnetische gegevens worden gekopieerd op een nieuwe drager in een frequentie, gerelateerd aan de afwijking van de onder g voorgeschreven temperatuur en relatieve luchtvochtigheid en een kopie van de gegevens elders wordt bewaard onder overeenkomstige voorwaarden.

Artikel

39

Artikel

40

De tot de archiefbewaarplaats toetredende, verse en gerecirculeerde lucht wordt gefilterd tot verwijdering van 60-80% van stofdeeltjes met een diameter van 0,5 µ of meer, gemeten ten opzichte van de buitenlucht. De maximale hoeveelheid stof is 75 µg/m3.

De installatie is zodanig ingericht dat de eventuele compartimenten van de archiefbewaarplaats elkaar niet kunnen besmetten met schimmels en andere micro-organismen.

Artikel

41

In de archiefbewaarplaats zijn een thermometer en een elektronische hygrometer dan wel een thermohygrograaf aanwezig.

Artikel

42

Indien archiefbescheiden niet in dozen worden bewaard, is het maximale niveau van continue belichting 50 lux bij een aandeel UV-licht van 75 µW/lumen.

Hoofdstuk

IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

46

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van derPloeg