Regeling onderhoud luchtvaartuigen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

Paragraaf

1

Definities, wettelijke grondslag en toepassingsbereik

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • belangrijke herstelling: werkzaamheden om een defect of beschadigd luchtvaartuig of onderdeel daarvan te herstellen die, indien deze niet op de juiste wijze worden uitgevoerd, in een niet te verwaarlozen mate invloed hebben op de luchtwaardigheid of het voldoen aan de geluidseisen van het luchtvaartuig of de deugdelijkheid van het onderdeel;

  • complex onderhoud: onderhoud als genoemd in Aanhangsel VII bij Part M van Verordening (EU) nr. 1321/2014;

  • CS-STAN: door EASA geaccepteerde methoden en technieken om standaardwijzigingen en standaardreparaties uit te voeren en te documenteren (Certification Specifications Standard Changes and Standard Repairs);

  • erkenninghouder: houder van een erkenning als bedoeld in artikel 17 van het Besluit luchtvaartuigen 2008;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • niet-complex onderhoud: onderhoud anders dan genoemd in Aanhangsel VII bij Part M van Verordening (EU) nr. 1321/2014;

  • onderhoud: revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het luchtvaartuig of daarmee gelijk te stellen inspecties;

  • onderhoudsprogramma: gedetailleerd overzicht van het geplande onderhoud dat aan het luchtvaartuig moet worden uitgevoerd om het luchtwaardig te houden;

  • onderhoudstechnicus: houder van een geldig, ingevolge artikel 3.30 van de Wet luchtvaart afgegeven bewijs van bevoegdheid betreffende onderhoud van luchtvaartuigen;

  • revisie: het weer in goede staat brengen van een luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.

Artikel

1b

Deze regeling is van toepassing op:

  • a.

    Nederlandse luchtvaartuigen, als bedoeld in bijlage II bij de basisverordening die niet onder een AOC vliegen en zijn voorzien van een speciaal-BvL, met dien verstande dat paragraaf 6 niet van toepassing is op MLA’s, MLH’s, schermvliegtuigen en amateurbouwluchtvaartuigen;

  • b.

    Nederlandse luchtvaartuigen, als bedoeld in onderdeel a, b of d van bijlage II bij de basisverordening die niet onder een AOC vliegen en zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL;

  • c.

    Nederlandse luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten die zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL;

  • d.

    Nederlandse luchtvaartuigen die onder de werking van de basisverordening vallen voor zover het betreft artikel 7, eerste lid;

  • e.

    zweefvliegtechnici voor zover het betreft artikel 7, vierde lid;

  • f.

    Nederlandse luchtvaartuigen, als bedoeld in de Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen, die niet onder een AOC vliegen en zijn voorzien van een speciaal-BvL, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 4 en artikel 5, eerste lid.

Paragraaf

2

Onderhoudsprogramma

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Het onderhoudsprogramma van een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1b, onderdelen b en c, en wijzigingen daarop worden goedgekeurd door de minister of door een daartoe erkende CAMO die tevens de uitvoering van het onderhoud aanstuurt.

Artikel

5

Paragraaf

3

Uitvoering onderhoud

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Paragraaf

4

Technische administratie luchtvaartuig

Artikel

10

Artikel

11

Paragraaf

5

Onderzoek en melding van defecten en gebreken

Artikel

12

Artikel

13

De houder van een luchtvaartuig of de uitvoerder van onderhoud aan een luchtvaartuig dient de bekende en vermoede gebreken van het luchtvaartuig alsmede defecten en beschadigingen, die zijn opgetreden of ontdekt in installaties of onderdelen van het luchtvaartuig en de luchtwaardigheid of het voldoen aan de geluidseisen nadelig beïnvloeden, schriftelijk en zo snel mogelijk maar ten minste binnen 72 uur na de waarneming aan de minister te melden.

Paragraaf

6

Wijzigingen van luchtvaartuigen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Paragraaf

7

Slotbepalingen

Artikel

17

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 oktober 2001.

Artikel

18

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderhoud luchtvaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos

Bijlage

1

bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder b

Geluidscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de geluidsproductie of de toegestane geluidsproductie van het luchtvaartuig en moeten voor de uitvoering goedgekeurd zijn door de minister.

I. Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

II. Elke wijziging die een verandering in de klimprestaties van het luchtvaartuig met alle motoren werkend met zich mee brengt. De relevante klimprestaties zijn onder andere:

  • A.

    de best rate of climb,

  • B.

    de best rate of climb speed,

  • C.

    de stallspeed,

  • D.

    de never exceed speed,

  • E.

    de startrollengte en

  • F.

    de afstand tot 15 m hoogte.

III. Elke wijziging voor straalvliegtuigen en zware propellervliegtuigen, (MTOM ( 8618 kg.), die een verandering van het maximum landingsgewicht, de landingsconfiguratie of de toegelaten landingsprocedures met zich meebrengt.

IV. Elke wijziging aan de voortstuwingsinrichting. Deze bestaat uit onder andere:

  • A.

    de motor,

  • B.

    de propeller,

  • C.

    de rotor.

  • D.

    de inlaat,

  • E.

    de uitlaat,

  • F.

    de geluidsabsorberende bekleding,

  • G.

    de overbrenging,

  • H.

    de motorregeling, en

  • I.

    de motorlimitaties.

V. Elke wijziging waardoor de instroming van motor, propeller, of rotor wijzigt. Dit is bijvoorbeeld:

  • A.

    het plaatsen van probes in de motorinlaat,

  • B.

    het veranderen van de motorcowling,

  • C.

    het verlengen of verkorten van de propelleras,

  • D.

    verandering in anti-icing systemen en

  • E.

    verandering in flap-settings.

VI. Elke wijziging waardoor de eventuele geluidafschermende of -reflecterende werking van delen van het luchtvaartuig zou kunnen veranderen.

VII. Elke wijziging waardoor holtes zouden kunnen ontstaan, die door de luchtstroom in resonantie worden gebracht. Dit zijn onder andere:

  • A.

    veranderingen in/aan de landingslichten,

  • B.

    veranderingen in/aan de torque-links,

  • C.

    veranderingen in/aan de wielassen,

  • D.

    veranderingen in/aan de landingssteldeuren,

  • E.

    veranderingen in/aan de luchtinlaten,

  • F.

    veranderingen in/aan de overloopvalves en

  • G.

    veranderingen in/aan de brandstofvulpunten.

VIII. Alle veranderingen aan APU's, aan in- en uitlaten daarvan, en in het toegelaten gebruik daarvan tijdens de vlucht.

IX. Elke wijziging die een verandering van de normale operating procedures met zich mee brengt.

X. Elke wijziging waardoor de luchtwaardigheidscategorie van het luchtvaartuig verandert.

XI. Elke andere wijziging waarvan uit de documentatie blijkt dat die een verandering van het geluid teweegbrengt.

Bijlage

2

bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder c

Meldingscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de gegevens van het luchtvaartuigregister en moeten gemeld worden aan de minister.

I. Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

II. Elke wijziging die een verandering van het maximum landingsgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

III. Elke wijziging die een verandering van de modelaanduiding van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

IV. Elke wijziging die een verandering van de luchtwaardigheidscategorie van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

V. Elke wijziging van het type of model van de motor.

VI. Elke wijziging van het type of model van de propeller.

VII. Het inbouwen of wijzigen van een sproei- of verstuifinstallatie.