Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder «bestuur van een gerecht»: de Hoge Raad, het bestuur van een rechtbank dan wel het bestuur van een gerechtshof.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder «bestuur van een gerecht»: de Hoge Raad, het bestuur van een rechtbank dan wel het bestuur van een gerechtshof.
De dagen waarop de gewone zittingen worden gehouden en de tijdstippen waarop de zittingen aanvangen, worden door het bestuur van een gerecht vastgesteld bij reglement. Voor burgerlijke zaken die met een dagvaarding worden ingeleid, worden in dat reglement de dag en het uur van de rolbehandeling opgenomen.
De voorzitter van de meervoudige kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer kan bepalen dat in verband met de omstandigheden in een bepaalde zaak voor de behandeling van die zaak op andere dagen, tijdstippen of plaatsen zittingen worden gehouden dan is vastgesteld in het reglement, bedoeld in artikel 2.
Het bestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad stelt vast hoe de voorzitter van een meervoudige kamer, bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 75, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt aangewezen.
De leden van een kamer kunnen zich met instemming van het bestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad laten vervangen door een andere rechterlijke ambtenaar met rechtspraak belast, tenzij de goede gang van zaken binnen het gerecht zich daartegen verzet.
Een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast heeft, indien hij dit wenst, niet langer dan vier achtereenvolgende jaren zitting in dezelfde kamer.
Het derde lid is niet van toepassing, indien een rechterlijk ambtenaar wordt herplaatst in het kader van een reorganisatie als bedoeld in hoofdstuk 4A van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
De ambtenaren van het openbaar ministerie kunnen de uitspraken in strafzaken gewezen op hun parket ontvangen, met uitzondering van de stukken, bedoeld in artikel 8, ten behoeve van de betekening.
De griffie is in de zittingsplaatsen, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de wet op de dagen waarop terechtzittingen worden gehouden ten behoeve van de bij die zittingen betrokken procespartijen en hun advocaten en gemachtigden tenminste een kwartier voor de aanvang van een zitting en een kwartier na afloop daarvan geopend.
Bij de behandeling van zaken in een zittingsplaats buiten het rechtsgebied, treedt de griffie van het gerecht binnen wiens rechtsgebied de zittingsplaats is gelegen op als griffie van het gerecht. De besturen van de betrokken gerechten dragen er zorg voor dat de griffie, de griffierwerkzaamheden en de administratie van zaken van het gerecht op de betreffende zittingsplaats gescheiden en als zodanig herkenbaar worden uitgevoerd van de griffie, de griffierwerkzaamheden en administratie van zaken van het gerecht binnen wiens rechtsgebied de zittingsplaats is gelegen.
Naast de bij of krachtens de wet aan de griffier opgedragen taken bestaan griffierswerkzaamheden in ieder geval uit:
het bijwonen van terechtzittingen en verhoren;
het maken van aantekeningen, en
het bieden van ondersteuning aan een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast in al diens ambtsverrichtingen.
Vervallen
Het bestuur van een gerecht draagt zorg voor een deugdelijke administratie van de bij het gerecht aanhangige zaken, met dien verstande dat deze administratie tenminste voldoet aan de volgende eisen:
de rol maakt deel uit van de administratie en inschrijving ter rolle gebeurt door inschrijving in de administratie;
zaken worden ingeschreven in de volgorde waarin zij worden aangebracht;
aan elke zaak wordt een afzonderlijk nummer toegekend;
bij elke zaak worden tenminste de namen van de partijen vermeld en, indien van toepassing, van de advocaten of gemachtigden; en
bij elke zaak wordt aantekening gehouden van het verloop van de procedure en van hetgeen verder dienstig wordt geacht.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte zaken ingeschreven in het digitale systeem voor gegevensverwerking, bedoeld in artikel 2 van het Besluit elektronisch procederen, dat deel uit maakt van de administratie van de Hoge Raad.
Het bestuur van een rechtbank of gerechtshof geeft voor burgerlijke zaken die met een dagvaarding worden ingeleid in het bestuursreglement, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aan in welke zittingsplaats de rolbehandeling plaatsvindt.
Het bestuur van een rechtbank of een gerechtshof draagt er zorg voor dat tijdig voor elke openbare zitting een overzicht van de te behandelen zaken beschikbaar is, onder vermelding van:
de zaken die ter zitting zullen worden behandeld; en
de namen van de behandelende rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast.
In afwijking van het eerste lid kan het bestuur ter bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, geen of een beperkt overzicht ter beschikking stellen.
Het bestuur van de Hoge Raad draagt er zorg voor dat steeds een overzicht van de bij de Hoge Raad te behandelen zaken elektronisch beschikbaar is, onder vermelding van:
het zaaknummer; en
de stand waarin de procedure zich bevindt.
Het bestuur van de Hoge Raad draagt er tevens zorg voor dat tijdig voor elke openbare zitting een overzicht van de te behandelen zaken beschikbaar is waarop de namen staan vermeld van de behandelende rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast. Dit overzicht kan elektronisch beschikbaar worden gesteld.
Een vonnis, arrest of beschikking in burgerlijke zaken wordt uitgesproken door:
de voorzitter of een lid van de meervoudige kamer die dit vonnis of arrest heeft gewezen of de beschikking heeft gegeven;
het lid van de enkelvoudige kamer dat dit vonnis of arrest heeft gewezen of de beschikking heeft gegeven; of
een andere daartoe aangewezen rechter onderscheidenlijk raadsheer.
Een vonnis, arrest of beschikking in strafzaken wordt zo mogelijk uitgesproken door de voorzitter of één der rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast die over de zaak hebben geoordeeld.
In strafzaken waarin de stukken ingevolge de wet aan de griffie moeten worden toegezonden of ter griffie ter inzage moeten worden neergelegd, worden door het bestuur van een gerecht bij reglement de tijden vastgesteld waarop inzage in de stukken kan worden verkregen door de ambtenaren van het openbaar ministerie of van het parket bij de Hoge Raad, de verdachten, de raadslieden van de verdachten, de benadeelde partijen in strafzaken en hun advocaten en gemachtigden.
Voor andere zaken dan strafzaken waarin recht op inzage van stukken bestaat, worden door het bestuur van een gerecht de tijden en de wijze waarop inzage kan plaatsvinden, vastgesteld bij reglement.
Indien een verdachte of een raadsman van een verdachte ingevolge de wet bevoegd is kennis te nemen van de processtukken wordt hem daartoe de gelegenheid geboden hetzij ter griffie hetzij, indien de verdachte rechtens van zijn vrijheid is beroofd, daar waar hij zich bevindt hetzij elders.
Indien door feitelijke omstandigheden van tijdelijke aard het niet mogelijk is dat aan – al dan niet rechtens van hun vrijheid beroofde – verdachten of hun raadslieden als bedoeld in het eerste lid, ter griffie gelegenheid wordt geboden kennis te nemen van processtukken kan het bestuur van een gerecht bepalen dat voor de duur van die omstandigheden elders gelegenheid wordt geboden tot kennisneming van processtukken.
Ingeval van het eerste en het tweede lid kan de verdachte voorts kennisneming worden geboden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering.
Vervallen
Indien dat noodzakelijk geacht wordt door:
de voorzitter van de kamer door wie de zaak wordt behandeld, of
degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer door wie de zaak wordt behandeld,
wordt vanaf het tijdstip, bedoeld in artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering, de kennisneming onder toezicht gehouden, tenzij uitsluitend de raadsman kennis neemt van de stukken.
De mogelijkheid tot kennisneming wordt aldus geboden:
van de stukken wordt het origineel dan wel een afschrift voorgelegd;
de betrokkene kan uit de stukken aantekeningen maken;
aan de verdachte die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, worden desgewenst de voor het maken van de aantekeningen vereiste middelen ter beschikking gesteld.
Aan de raadslieden van verdachten in strafzaken worden zo spoedig als mogelijk is afschriften verstrekt van processtukken waarvan de kennisneming wettelijk is toegestaan.
Op verzoek van de verdachte of diens raadslieden worden zo spoedig als mogelijk is afschriften van processtukken waarvan de kennisneming wettelijk is toegestaan, aan hen verstrekt. Voor meer dan eenmalige verstrekking als bedoeld in dit lid kan van de verzoeker een vergoeding worden gevraagd met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur.
De voorgaande leden vinden geen toepassing indien op grond van artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat geen afschrift wordt verstrekt. De verstrekking van afschrift aan de verdachte kan voorts geschieden met behulp van een elektronische voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit digitale stukken Strafvordering.
De ambtenaren van het openbaar ministerie werkzaam bij de arrondissementsparketten en bij het ressortsparket zenden een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van een rechtbank of gerechtshof in burgerlijke zaken en belastingzaken naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad, indien deze uitspraak naar hun mening in aanmerking komt voor cassatie in het belang der wet.
De ambtenaren van het openbaar ministerie zenden een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak in strafzaken van een rechtbank of gerechtshof van de plaats van vestiging van hun arrondissementsparket onderscheidenlijk ressortsparket, naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad, indien deze uitspraak naar hun mening onder zijn aandacht moet worden gebracht wegens het algemeen belang of een andere reden.
De leden van het openbaar ministerie en van het parket bij de Hoge Raad nemen geen deel aan de beraadslagingen in de raadkamer over het opmaken van een beschikking, vonnis of arrest.
Met uitzondering van de raadsheren in buitengewone dienst, bedoeld in artikel 5a, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, vormen de in artikel 72, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie genoemde rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en de griffier tezamen de gerechtsvergadering van de Hoge Raad.
Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.
De raadsheren in buitengewone dienst, bedoeld in artikel 5a, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de bij de Hoge Raad werkzame gerechtsauditeurs, substituut-griffier en gerechtsambtenaren en de bij het parket van de Hoge Raad werkzame rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren kunnen op uitnodiging deelnemen aan de gerechtsvergadering.
In de gedingen, bedoeld in artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie, zal een lid van de bij het reglement van inwendige dienst, bedoeld in artikel 75, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangewezen kamer tot commissaris worden benoemd, en wordt tevens de behandeling aan die kamer opgedragen, met uitzondering van de behandeling op de openbare terechtzitting.
De reglementen, genoemd in de artikelen 2, 17 en 18, worden door het gerechtsbestuur vastgesteld nadat de vertegenwoordigers van het openbaar ministerie, de Nederlandse orde van advocaten en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders in het arrondissement onderscheidenlijk in het ressort zijn gehoord.
Het Reglement I wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit orde van dienst gerechten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.