Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gezien het advies van de Groepsondernemingsraad;

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ministerie:

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

bewindspersoon:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

vervallen;

stuk:

een stuk dat een besluit inhoudt of een ander stuk dat wordt toegerekend aan een bewindspersoon;

diensthoofd:

de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of het hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie.

Paragraaf

2

Algemeen mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

2:1

Artikel

2:2

Het mandaat en de volmacht van het diensthoofd wordt uitgeoefend ten aanzien van aangelegenheden die naar het oordeel van het diensthoofd en te zijner verantwoording behoren tot zijn werkterrein overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK en die, onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK onderscheidenlijk dit besluit, redelijkerwijs niet behoren te worden voorgelegd aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal.

Artikel

2:3

Onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK onderscheidenlijk dit besluit, heeft het mandaat en de volmacht van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:

  • a)

    de taken van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit BZK, en het uitoefenen van integraal management dienaangaande met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b)

    het vaststellen van de formatie van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen;

  • c)

    het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

  • d)

    het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;

  • e)

    het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;

  • f)

    het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK;

  • g)

    het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;

  • h)

    het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die worden aangesteld bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;

  • i)

    het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald.

Paragraaf

3

Bijzonder mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

3:1

Het mandaat om te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten met betrekking tot een personele aangelegenheid wordt uitgeoefend door de plaatsvervangend secretaris-generaal, voor zover ten aanzien van het Korps Landelijke politiediensten en de Informatie- en communicatietechnologie Organisatie niet anders is bepaald, onverminderd het bepaalde in artikel 4:3, onder b, van het MV-besluit secretaris-generaal BZK.

Artikel

3:5

Ten aanzien van het mandaat en de volmacht van de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid met betrekking tot het beheer van het Korps Landelijke Politiediensten onderscheidenlijk de Informatie- en communicatietechnologie Organisatie, geldt het volgende:

  • a)

    artikel 5:3 van dit besluit is niet van toepassing;

  • b)

    artikel 8:2, eerste lid en artikel 8:3 zijn slechts van toepassing op voornoemde dienstonderdelen voor zover dit door de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten of de directeur Informatie- en communicatietechnologie Organisatie is bepaald.

Paragraaf 4. Ondertekening door diensthoofden

Artikel

4

Paragraaf 5. Beperkingen mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

5:1

Het mandaat en de volmacht van het diensthoofd is niet van toepassing:

  • a)

    indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

  • b)

    indien de aard van de bevoegdheid of het stuk zich daartegen verzet;

  • c)

    indien het een stuk betreft dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen;

  • d)

    op besluiten en stukken met betrekking tot politieke of maatschappelijke aangelegenheden van principiële aard;

  • e)

    indien het een bezwaarschrift betreft dat gericht is tegen een besluit dat door het diensthoofd is genomen.

Artikel

5:2

Artikel 4:2, eerste en tweede lid, en artikel 4:3 van het MV-besluit secretaris-generaal BZK, inzake aan de bewindspersonen voorbehouden aangelegenheden, zijn van toepassing.

Artikel

5:3

Aan de secretaris-generaal is, voor zover in of krachtens dit besluit niet anders is bepaald, voorbehouden het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot:

  • a)

    de onderdeelsoverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b)

    het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK;

  • c)

    aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

  • d)

    het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten van of namens een bewindspersoon met betrekking tot een personele aangelegenheid;

  • e)

    het vertegenwoordigen van de minister namens de Staat bij de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden bij het ministerie en het optreden als bestuurder in de zin van voornoemde wet in het overleg met de Groepsondernemingsraad van het ministerie;

  • f)

    het vertegenwoordigen van de minister in het overleg met het departementaal georganiseerd overleg;

  • g)

    personele beheersbeslissingen op grond van het Beheersbesluit KABGNA/KABGA 1998 ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • h)

    het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van de departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • i)

    het optreden als bevoegd gezag als bedoeld in de Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand;

  • j)

    het verlenen van ontslag aan een ambtenaar op grond van artikel 125e van de Ambtenarenwet;

  • k)

    het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

  • l)

    het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van het Besluit representatiekosten rijkspersoneel.

Artikel

5:4

Artikel

5:5

Het buiteninvorderingstellen of kwijtschelden van een privaatrechtelijke vordering geschiedt met medeparaaf van of namens de directeur Financieel-Economische Zaken bij een bedrag van tenminste € 5.000,- en met inachtneming van de door de Minister van Financiën gestelde voorschriften.

Paragraaf

6

Afwezigheid en verhindering van diensthoofden

Artikel

6

Paragraaf

7

Ondermandaat en doorverlening volmacht diensthoofden

Artikel

7:1

Artikel

7:2

Artikel 7:1 is niet van toepassing op:

  • a)

    het nemen van besluiten met betrekking tot personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

  • b)

    het aanstellen van een ambtenaar in tijdelijke dienst met toepassing van artikel 6a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • c)

    het aanwijzen van een rijksambtenaar als herplaatsingskandidaat;

  • d)

    het verlenen van ontslag op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement onderscheidenlijk artikel 95 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

  • e)

    het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;

  • f)

    het besluiten tot een reorganisatie;

  • g)

    het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,- dan wel van immateriële schadevergoeding;

  • h)

    het vaststellen van de formatie van onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen;

  • j)

    het beslissen op bezwaarschriften.

Artikel

7:3

Paragraaf

8

Overige bepalingen inzake mandaat en volmacht

Artikel

8:1

De uitoefening door het diensthoofd onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van:

Artikel

8:2

Artikel

8:3

De uitoefening door het diensthoofd onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen met betrekking tot onder meer:

  • administratieve organisatiebeschrijvingen;

  • documentaire informatievoorziening;

  • financiële verplichtingen, informatie en administratie;

  • totstandbrenging van wet- en regelgeving;

  • personele besluiten;

  • behandeling van topstukken;

  • behandeling van en het beslissen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, met inbegrip van bezwaarschriften dienaangaande;

  • ontslagverlening op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement onderscheidenlijk artikel 95 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

  • aanleg en bijhouding van persoonsregistraties;

  • inkoop, verwerving en Europese aanbesteding;

  • het aangaan en het gebruik van (mantel)contracten;

  • werving, selectie, aanstelling en herplaatsing in het kader van reorganisatie;

  • aanpassing van de organisatie of formatie.

Artikel

8:4

Het diensthoofd, onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde, legt op verzoek van een bewindspersoon of de secretaris-generaal mondeling of schriftelijk verantwoording af over de uitoefening van zijn mandaat en volmacht.

Artikel

8:5

Artikel

8:6

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon die het aangaat of de secretaris-generaal over de verlening van mandaat of een volmacht.

Paragraaf

9

Beheer

Artikel

9:1

Verlening en doorverlening van (onder)mandaat en volmacht op grond van of krachtens dit besluit wordt geregistreerd overeenkomstig de artikelen 8:1 en 8:2 van het MV-besluit secretaris-generaal BZK.

Artikel

9:2

Artikel

9:3

Paragraaf

10

Slotbepalingen

Artikel

10:1

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Artikel

10:2

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK).

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Voor deze,
De secretaris-generaal,
J.W. Holtslag