Mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal BZK

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
in overeenstemming met de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
Gelet op de Compatibiliteitswet en het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal;
Gezien het advies van de Groepsondernemingsraad;

Besluit

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ministerie:

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

bewindspersoon:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onderscheidenlijk de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

vervallen;

stuk:

een stuk dat een besluit inhoudt of een ander stuk dat wordt toegerekend aan een bewindspersoon;

diensthoofd:

de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal of, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of het hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.

Paragraaf

2

Mandaat en volmacht secretaris-generaal

Artikel

2:1

Artikel

2:2

Het mandaat en de volmacht van de secretaris-generaal wordt uitgeoefend ten aanzien van aangelegenheden die, gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal, naar het oordeel van de secretaris-generaal en te zijner verantwoording behoren tot zijn werkterrein overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK en die onverminderd het bepaalde in dit besluit, redelijkerwijs niet behoren te worden voorgelegd aan een bewindspersoon.

Artikel

2:3

Onverminderd het bepaalde in paragraaf 4 van dit besluit heeft het mandaat en de volmacht van de secretaris-generaal in ieder geval betrekking op:

  • a)

    de taken van de functionarissen en organisatie-onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit BZK, met uitzondering van de taken, genoemd in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met c van dat besluit;

  • b)

    het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • c)

    het vaststellen van de formatie van het ministerie;

  • d)

    het rechtstreeks leiding geven aan de diensthoofden en overige rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen, voor zover ten aanzien van de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst niet anders is bepaald;

  • e)

    het nader vaststellen van de inrichting van de onder de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en het hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid ressorterende dienstonderdelen op grond van het Organisatiebesluit BZK;

  • f)

    aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

  • g)

    het beslissen op bezwaarschriften;

  • h)

    het vertegenwoordigen van een bewindspersoon namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het ministerie is betrokken;

  • i)

    het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht, waarover door een commissie wordt gerapporteerd of geadviseerd;

  • j)

    het vertegenwoordigen van de minister namens de Staat bij de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden bij het ministerie en het optreden als bestuurder in de zin van voornoemde wet in het overleg met de Groepsondernemingsraad van het ministerie;

  • k)

    het vertegenwoordigen van de minister in het overleg met het departementaal georganiseerd overleg;

  • l)

    personele beheersbeslissingen op grond van het Beheersbesluit KABGNA/KABGA 1998 ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • m)

    de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archiefbescheiden bij het ministerie op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;

  • n)

    het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van de departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • o)

    het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

  • p)

    het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten van of namens het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst met betrekking tot aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Paragraaf

3

Ondertekening door de secretaris-generaal

Artikel

3

Paragraaf

4

Beperkingen mandaat en volmacht secretaris-generaal

Artikel

4:1

Het mandaat en de volmacht van de secretaris-generaal is niet van toepassing:

  • a)

    indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

  • b)

    indien de aard van de bevoegdheid of het stuk zich daartegen verzet;

  • c)

    indien het een stuk betreft dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door een bewindspersoon behoort te worden genomen;

  • d)

    op besluiten en stukken met betrekking tot politieke of maatschappelijke aangelegenheden van principiële aard.

Artikel

4:2

Artikel

4:3

Aan de bewindspersonen is voorbehouden het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot:

  • a)

    het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift;

  • b)

    het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door een bewindspersoon onderscheidenlijk de secretaris-generaal is genomen;

  • c)

    het beslissen op een beroepschrift;

  • d)

    het instellen van een agentschap bij het ministerie;

  • e)

    het oprichten van een rechtspersoon;

  • f)

    het geven van aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift;

  • g)

    het toepassen van aanwijzing 3 van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren;

  • h)

    het vaststellen van het besluit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst, houdende de vaststelling van de organisatie van het ministerie;

  • i)

    het uitoefenen van het houderschap van de departementale persoonsregistraties;

  • j)

    het uitoefenen van de op grond van departementale regelgeving aan de minister voorbehouden bevoegdheden met betrekking tot vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken;

  • k)

    het instellen van een adviescommissie of klachtencommissie en het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangend) voorzitter en (plaatsvervangend) leden van die commissie;

  • l)

    het benoemen en ontslaan van departementale vertrouwenspersonen;

  • m)

    het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan;

  • n)

    het definitief buiteninvorderingstellen onderscheidenlijk kwijtschelden van vorderingen op derden vanaf door de Minister van Financiën vastgestelde grensbedragen;

  • o)

    het definitief vaststellen van een sectorale arbeidsvoorwaardenovereenkomst waarvoor de bewindspersoon verantwoordelijk is.

Paragraaf

5

Afwezigheid en verhindering secretaris-generaal

Artikel

5

Paragraaf

6

Ondermandaat en doorverlening volmacht secretaris-generaal

Artikel

6:1

Artikel

6:2

De secretaris-generaal kan bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6:1, tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van de volmacht aan een rechtstreeks onder het desbetreffende diensthoofd of de desbetreffende functionaris ressorterende functionaris of in bijzondere gevallen aan een andere functionaris, ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK.

Artikel

6:3

De secretaris-generaal is bevoegd om de plaatsvervangend secretaris-generaal, ten aanzien van door de secretaris-generaal met inachtneming van dit besluit en het Organisatiebesluit BZK vast te stellen aangelegenheden, in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de secretaris-generaal te laten treden.

Artikel

6:4

De secretaris-generaal is bevoegd om de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, ten aanzien van aangelegenheden betreffende het Korps Landelijke Politiediensten onderscheidenlijk het agentschap Informatie- en communicatietechnologie Organisatie, in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de secretaris-generaal te laten treden.

Artikel

6:5

De uitoefening door de secretaris-generaal van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 6:1 tot en met 6:4, geschiedt bij schriftelijk besluit en in overeenstemming met de bewindspersonen, en na advies van de directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving, de directeur Financieel-Economische Zaken en de directeur Personeel en Organisatie.

Artikel

6:6

De secretaris-generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen, naast of in plaats van het bepaalde in deze paragraaf, mondeling of schriftelijk ondermandaat te verlenen onderscheidenlijk zijn volmacht door te verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris voor een bepaald geval, met inachtneming van artikel 1, derde lid, van het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996.

Paragraaf

7

Overige bepalingen inzake mandaat en volmacht

Artikel

7:1

De uitoefening door de secretaris-generaal onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van:

Artikel

7:2

De secretaris-generaal legt op verzoek van een bewindspersoon mondeling of schriftelijk verantwoording af over de uitoefening van zijn mandaat en volmacht.

Artikel

7:3

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de bewindspersoon die het aangaat over de verlening van mandaat of een volmacht.

Paragraaf

8

Mandaat- en volmachtregisters

Artikel

8:1

Artikel

8:2

Paragraaf

9

Beheer

Artikel

9:1

Artikel

9:2

Paragraaf

10

Slotbepalingen

Artikel

10:1

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Artikel

10:2

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal BZK (MV-besluit secretaris-generaal BZK).

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.G. de Vries