Rijkswet van 18 april 2002, houdende bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverlening

Rijkswet op de consulaire tarieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen betreffende de heffing van kanselarijrechten die zijn neergelegd in de Wet op de Kanselarijrechten 1948 te vervangen door een vereenvoudigd tariefstelsel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • 1°.

    Onze Minister: Onze Minister van Buitenlandse Zaken,

  • 2°.

    de Gevolmachtigde Minister: de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten in Nederland.

Artikel

2

Artikel

3

De vergoeding op grond van artikel 2 wordt verhoogd met een vergoeding voor:

  • a.

    reis- en verblijfskosten indien de dienst is verricht buiten de daartoe door Onze Minister dan wel de Gevolmachtigde Minister bestemde gebouwen en plaatsen,

  • b.

    kosten die niet zijn begrepen in de gebruikelijke dienstverrichting en

  • c.

    kosten die voortvloeien uit de inschakeling van derden bij het verrichten van de dienst.

Artikel

4

De vergoeding op grond van de artikelen 2 en 3 is verschuldigd, ook als de dienst door omstandigheden die niet aan Onze Minister dan wel de Gevolmachtigde Minister kunnen worden toegerekend niet is voltooid of de dienst niet tot het beoogde resultaat heeft geleid.

Artikel

5

Onze Minister dan wel de Gevolmachtigde Minister kan bepalen dat de vergoeding op grond van de artikelen 2 en 3 niet of niet geheel verschuldigd is, op verzoek van de belanghebbende die voor aanvang van de dienstverrichting zijn onvermogen aannemelijk maakt.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Nadere voorschriften voor de vaststelling en de betaling van de vergoeding kunnen worden vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur dan wel, indien toepassing is gegeven aan artikel 2, derde lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

9

Onze Minister zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid, doelmatigheid en de effecten van de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

Artikel

11

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

12

Deze wet wordt aangehaald als: Rijkswet op de consulaire tarieven.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Buitenlandse Zaken, J. J. van Aartsen
De Minister van Justitie, A. H. Korthals