Wet van 16 mei 2002, houdende regels inzake stankemissie in ontwikkelingsgebieden (Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden)

Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot beslissingen inzake vergunningen krachtens de Wet milieubeheer voor veehouderijen, voorzover het betreft de stankemissies van veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Met inachtneming van de artikelen 3, eerste lid, en 4, bedraagt de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf of een mestverwerkingsinstallatie tot de buitenzijde van een voor stank gevoelig object:

  • a.

    categorie I of II: ten minste 50 meter;

  • b.

    categorie III of IV: ten minste 25 meter.

Artikel

6

Voor de toepassing van de artikelen 3 tot en met 5 wordt:

  • a.

    een woning die op of na 19 maart 2000 tot een veehouderij behoorde en daartoe niet meer behoort, gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij die veehouderij behorende woning;

  • b.

    een woning, die op of na 19 maart 2000, in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen na die datum van een veehouderij en de sloop van bij die veehouderij behorende bedrijfsgebouwen, is gebouwd op een kavel die op die datum behoorde tot die veehouderij, gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij die veehouderij behorende woning;

  • c.

    een kleinschalige nevenactiviteit en een zodanige activiteit die na het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 is voortgezet of opgestart, gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij een veehouderij behorende woning.

Artikel

7

Een ministeriële regeling krachtens deze wet wordt vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel

8

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

9

Deze wet wordt aangehaald als: Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad wordt geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L. J. Brinkhorst
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage

Berekeningsmethode voor de minimaal vereiste afstand tot een voor stank gevoelig object bij de aangegeven hoeveelheid mestvarkeneenheden

1

I

0–150

100

2

I

151–1000

9,157 x (aantal mve's0,4804)

3

I

1001 en meer

7,387 x (aantal mve's0,5104)

4

II

0–240

100

5

II

241 en meer

6,995 x (aantal mve's0,489)

6

III

0–115

50

7

III

116–1000

5,929 x (aantal mve's0,4539)

8

III

1001 en meer

7,556 x (aantal mve's0,4189)

9

IV

0–500

50

10

IV

501–1000

0,439 x (aantal mve's0,7655)

11

IV

1001 en meer

3,013 x (aantal mve's0,4863)

Bijlage

2

Vervallen