Besluit van 13 juli 2002, houdende voorschriften omtrent het bouwen waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt, en omtrent het bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning vereist is (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken)

Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 december 2001, nr. MJZ2001143595, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2002, nr. W08.02.0016/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2002, nr. MJZ2002056919, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Bouwvergunningsvrij bouwen

Artikel

2

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

3

Hoofdstuk

III

Licht-bouwvergunningplichtig bouwen

Artikel

4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

IV

Welstandscriteria

Artikel

7

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

V

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

8

Bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de wet is voorts:

  • a.

    het op een zij- of achtererf van een woning of een ander gebouw dan wel op een standplaats bouwen van een bouwwerk waarvan de hoogte niet meer is dan 1 m en de bruto-oppervlakte niet meer is dan 2 m2, mits de toevoeging van het bouwwerk niet tot gevolg heeft dat het bij die woning of dat andere gebouw aansluitende zij- of achtererf dan wel die standplaats voor meer dan 50% is bebouwd;

  • b.

    het op een erf van een gebouw of standplaats plaatsen van een overkapping, die strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, met dien verstande dat:

    • 1°.

      de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2,7 m;

    • 2°.

      de bruto-oppervlakte, horizontaal gemeten, niet meer is dan 20 m2;

    • 3°.

      door de plaatsing het bij het gebouw aansluitende erf voor niet meer dan 50% is bebouwd;

    • 4°.

      bij plaatsing voor de voorgevelrooilijn, de overkapping geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft;

    • 5°.

      bij plaatsing achter de voorgevelrooilijn, de overkapping maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

  • c.

    het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende aard aan een bouwwerk, met dien verstande dat die veranderingen geen betrekking hebben op de draagconstructie van het bouwwerk, geen uitbreiding van het bebouwde oppervlak plaatsvindt en het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd;

  • d.

    het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang op of over een al dan niet openbare weg, een spoorweg of in een al dan niet openbaar vaarwater en in de daarbij behorende bermen ten dienste van het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede het plaatsen van straatmeubilair;

  • e.

    het bouwen van een gebouw met een inhoud van ten hoogste 3 m3 ten behoeve van het telecommunicatieverkeer;

  • f.

    het plaatsen van tuinmeubilair waarvan de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2 m;

  • g.

    het achter de voorgevelrooilijn plaatsen van een antenne, waaronder begrepen een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 1 m, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, niet meer is dan 5 m;

  • h.

    het plaatsen van een elektronische sirene waarmee bij calamiteiten of dreigende calamiteiten de bevolking kan worden gewaarschuwd, of

  • i.

    het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding, waarvan de hoogte, van de voet af gemeten, niet meer is dan 1 m. Indien de afscheiding wordt geplaatst op of rondom een erf of terrein waarop een gebouw staat, mag de afscheiding die achter de voorgevelrooilijn staat, ten hoogste 2 m zijn.

Artikel

10

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

11

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

12

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

13

Artikel

14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes
De Minister van Justitie a.i., J. P. Balkenende