Wet van 23 januari 2003, houdende regels met betrekking tot het LSOP Politie onderwijs- en kenniscentrum, de landelijke werving, de selectie, het onderwijs voor de politie, alsmede het overdragen van kennis aan de politie (Wet op het LSOP en het politieonderwijs)

Wet op het LSOP en het politieonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een Wet op het LSOP en het politieonderwijs vast te stellen ter vervanging van de LSOP-wet in verband met de evaluatie van de LSOP-wet, de aanpassing aan de Aanwijzingen voor de regelgeving inzake de zelfstandige bestuursorganen, de concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau met betrekking tot de regionale politiekorpsen bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de wijziging van de bestuursstructuur en het financieringsstelsel van het LSOP, alsmede de vernieuwing van het politieonderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    LSOP: het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum;

  • b.

    Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • c.

    initiële opleidingen: de door Onze Minister aangewezen opleidingen voor ambtenaren van politie, gericht op de voorbereiding van de uitoefening van algemene politietaken, waarvoor in het kader van de landelijke kwalificatiestructuur, bedoeld in artikel 14, competentiegerichte eindtermen zijn vastgesteld;

  • d.

    postinitiële opleidingen: de door Onze Minister aangewezen opleidingen voor ambtenaren van politie of andere door Onze Minister aan te wijzen categorieën van personen, gericht op de voorbereiding van de uitoefening van specialistische en leidinggevende politietaken, waarvoor in het kader van de landelijke kwalificatiestructuur, bedoeld in artikel 14, competentiegerichte eindtermen zijn vastgesteld;

  • e.

    college van bestuur: het college van bestuur, bedoeld in artikel 5;

  • f.

    raad van toezicht: de raad van toezicht, bedoeld in artikel 7;

  • g.

    praktisch opleidingsdeel: de periode of perioden waarin de studenten de politietaak bij de politie uitoefenen in het kader van de initiële en postinitiële opleidingen;

  • h.

    politieonderwijsraad: het advies- en afstemmingsorgaan, bedoeld in artikel 19;

  • i.

    competentiegerichte eindtermen: als zodanig omschreven kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden, houding en ervaring waarover degene die de opleiding voltooit, met het oog op het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren dient te beschikken, en die in voorkomende gevallen betekenis hebben voor de doorstroming naar vervolgonderwijs;

  • j.

    deelkwalificatie: een combinatie van competentiegerichte eindtermen, vastgesteld voor een initiële of postinitiële opleiding, die in het licht van de uitoefening van de politietaak waarop de opleiding is gericht een zelfstandige betekenis heeft.

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Taken van het LSOP

Artikel

3

Hoofdstuk

III

De organen van het LSOP

Artikel

4

De organen van het LSOP zijn het college van bestuur en de raad van toezicht.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

IV

Het personeel

Artikel

10

Hoofdstuk

V

Onderwijs

Artikel

11

Het politieonderwijs is gericht op de verwerving van kennis, inzicht, vaardigheden, houding en ervaring, nodig voor de uitoefening van de politietaak. Het politieonderwijs bevordert tevens de algemene vorming en de persoonlijke ontplooiing van de studenten en draagt bij tot hun maatschappelijk functioneren.

Artikel

12

Het politieonderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de studenten met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Elke opleiding wordt afgesloten met een examen dat door het LSOP wordt afgenomen. Het examen omvat een onafhankelijk onderzoek naar de competenties waarover de student bij voltooiing van de opleiding dient te beschikken.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de organisatie, de werkwijze en de bekostiging van de politieonderwijsraad.

Hoofdstuk

VI

Beheer, planning en bekostiging

Artikel

22

Artikel

23

Bij ministeriële regeling worden criteria vastgesteld aan de hand waarvan het college van bestuur na overleg met de politiekorpsen de studenten verdeelt over de instellingen en de vestigingen van het LSOP.

Artikel

24

In het beleidsplan, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Politiewet 2012, worden door Onze Minister tevens de hoofdzaken van het beleid op rijksniveau met betrekking tot de werving, selectie en opleiding van ambtenaren van politie en van andere door Onze Minister aan te wijzen categorieën van personen aangegeven.

Artikel

25

Onze Minister voert jaarlijks overleg met het college van bestuur over de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Onze Minister stelt jaarlijks, nadat de regioburgemeesters, de korpschef en de hoofdofficieren van justitie in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken, en gelet op het advies terzake van de politieonderwijsraad, de voor de taakuitvoering van het LSOP benodigde bijdragen, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, vast.

Artikel

29

Artikel

30

Hoofdstuk

VII

Inspectiefunctie en kwaliteitszorg

Artikel

31

Onze Minister heeft de bevoegdheid tot het toetsen van de wijze waarop het college van bestuur voorziet in de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van het LSOP. Onze Minister kan aan het college van bestuur aanwijzingen van algemene aard geven met het oog op de goede uitoefening van zijn taak. De werkzaamheden die in het kader van het toetsen bedoeld in de eerste volzin worden uitgevoerd, worden jaarlijks door Onze Minister vastgesteld.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Het college van bestuur verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan Onze Minister de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

35

Indien de taken van het LSOP, voortvloeiend uit artikel 3, naar het oordeel van Onze Minister worden verwaarloosd, kan deze al die maatregelen nemen die hij met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden of beperking van de schade noodzakelijk acht. Onze Minister doet hiervan terstond mededeling aan de Staten-Generaal.

Hoofdstuk

VIII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

36

Wijzigt de Politiewet 1993.

Artikel

37

Degenen die op het tijdstip voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet de leden zijn van de bestuursraad en de directie van het LSOP, bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, en 6, tweede lid, van de LSOP-wet, zijn voor de resterende duur van hun benoeming als zodanig met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de leden van de raad van toezicht onderscheidenlijk het college van bestuur.

Artikel

38

De LSOP-wet wordt ingetrokken.

Artikel

39

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

40

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het LSOP en het politieonderwijs.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner