Besluit van 8 februari 2003, houdende regels met betrekking tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van vergunningvoorschriften en voor aansprakelijkheid krachtens de Wet milieubeheer (Besluit financiële zekerheid milieubeheer)

Besluit financiële zekerheid milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 maart 2002, nr. MJZ2002027619, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2002, no. W08.02.0158/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 februari 2003, nr. MJZ2003007843, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Definities en reikwijdte

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

wet: Wet milieubeheer;

vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet;

bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning voor de betrokken inrichting te verlenen;

schade aan de bodem: schade die voortvloeit uit door een inrichting veroorzaakte verontreiniging van de bodem;

bijlage: bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel

2

§

2

Nakoming van de vergunningverplichtingen

Artikel

3

Artikel

4

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, is het bedrag waarvoor de financiële zekerheid in stand wordt gehouden niet hoger dan redelijkerwijs nodig is ter dekking van de kosten voor nakoming van de in artikel 3 bedoelde verplichtingen voor degene die de inrichting drijft.

Artikel

5

Artikel

6

§

3

Aansprakelijkheid voor schade aan de bodem

Artikel

7

Artikel

8

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, is het bedrag waarvoor de financiële zekerheid in stand wordt gehouden niet hoger dan redelijkerwijs nodig is ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem van degene die de inrichting drijft, met als maximum het in bijlage 2 met betrekking tot de betrokken categorie van gevallen aangegeven bedrag.

Artikel

9

Artikel

10

§

4

Bewijsvoering, wijziging en overdracht

Artikel

11

Artikel

12

Indien het bevoegd gezag de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid oplegt, verbindt het het voorschrift aan de vergunning dat van iedere wijziging met betrekking tot de uitvoering van de betrokken voorschriften uiterlijk vier weken na die wijziging schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het bevoegd gezag.

Artikel

13

Artikel

14

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

15

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit financiële zekerheid milieubeheer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. L. B. A. van Geel
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

Bijlage

1

behorende bij artikel 3 van het Besluit financiële zekerheid milieubeheer (artikel 8.15, eerste lid, onder a, van de wet)

Categorieën van gevallen waarin inrichtingen als aangewezen in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, en ten aanzien waarvan het bevoegd gezag in de vergunning het stellen van financiële zekerheid kan voorschrijven voor het nakomen van krachtens de vergunning voor degene die de inrichting drijft, geldende verplichtingen ten aanzien van het opslaan van in de vergunning aangegeven afvalstoffen en ten aanzien van het beheer van afvalstoffen na het beëindigen van de activiteiten in die inrichting:

  • a.

    categorie 28,

  • b.

    de overige categorieën van inrichtingen met een opslag van meer dan 10 m3 gevaarlijke afvalstoffen,

voor zover de kosten van het beheer van de betreffende afvalstoffen meer bedragen dan € 10 000,–

Bijlage

2

behorende bij artikel 7 van het Besluit financiële zekerheid milieubeheer (artikel 8.15, eerste lid, onder b, van de wet)

Categorieën van gevallen waarin inrichtingen ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken en ten aanzien waarvan het bevoegd gezag in de vergunning het stellen van financiële zekerheid kan voorschrijven ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade aan de bodem, die voortvloeit uit door die inrichting veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu.

1. Inrichtingen, aangewezen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer waarbij sprake is van een aanvaardbaar risico dan wel een tijdelijk verhoogd of hoog risico op verontreiniging van de bodem als bedoeld in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (informatiecentrum Milieuvergunningen, uitgave 2001)

€ 225 000,–

2. Inrichtingen waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

3. Inrichtingen waarin chemicaliën zijn opgeslagen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton, voor zover deze chemicaliën vallen onder de werking van de CPR (Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke stoffen) – richtlijn 15–2, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

4. Inrichtingen waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn opgeslagen met een opslagcapaciteit van meer dan 400 kg, voor zover deze gewasbeschermingsmiddelen of biociden vallen onder de werking van de CPR (Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke stoffen) – richtlijn 15–3, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

5. Stuwadoorinrichtingen, waar stoffen die bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de wet uit zeeschepen worden op- of overgeslagen, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

6. Inrichtingen waarin vloeibare aardolieproducten met een vlampunt kleiner dan 100 °C zijn opgeslagen, met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton, indien de schade voortvloeit uit brand of ontploffing.

€ 6 800 000,–

1 Indien een inrichting in meer dan één categorie valt, wordt voor ten hoogste een bedrag van € 6 800 000,– zekerheid gesteld.