Wet van 23 april 2003, houdende nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet)

Spoorwegwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op richtlijnen 91/440/EEG, 95/18/EG, 96/48/EG, 2001/12/EG, 2001/13/EG, 2001/14/EG en 2001/16/EG en mede gelet op het belang van de bescherming van het milieu noodzakelijk is wettelijke bepalingen vast te stellen inzake de aanleg, het beheer en het gebruik van spoorwegen en dat het ter bevordering van een maatschappelijk gewenste benutting van spoorwegen wenselijk is, de verantwoordelijkheid van de overheid voor de aanleg van spoorweginfrastructuur vast te leggen, de verantwoordelijkheid voor vervoer en spoorweginfrastructuur te scheiden en de publieke belangen die gemoeid zijn met het beheer van spoorweginfrastructuur te verzekeren door de invoering van een concessiestelsel voor het beheer, het gebruik van spoorwegen te bevorderen door het stellen van transparante en niet-discriminerende voorschriften en dat het voorts wenselijk is de wetgeving inzake de spoorwegen overigens te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de spoorweg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de spoorweg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.

Artikel

3a

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de spoorwegveiligheidsrichtlijn bepaalde regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    maatregelen op het gebied van veiligheid en risicobeheersing die spoorwegondernemingen, beheerders, houders van spoorvoertuigen, met het onderhoud van spoorvoertuigen belaste entiteiten en andere actoren met een potentiële invloed op de veiligheid van, op en rond de spoorwegen moeten nemen,

  • b.

    het uitwisselen van informatie met betrekking tot het uitwisselen of overdragen van spoorvoertuigen tussen spoorwegondernemingen.

Artikel

4

Hoofdstuk

2

Hoofdspoorweginfrastructuur

§

1

Algemeen

Artikel

5

Onze Minister draagt zorg voor de aanleg en het beheer van hoofdspoorweginfrastructuur.

§

2

De eigenschappen van hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

§

3

De interoperabiliteit van de hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

§

4

Beheer van hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

16

Artikel

16a

Artikel

16b

Artikel

16c

Artikel

16d

Artikel

16e

Ten aanzien van een verticaal geïntegreerde onderneming als bedoeld in artikel 3, onderdeel 31, van richtlijn 2012/34/EU kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter uitvoering van de artikelen 7, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, derde lid, onderdeel d, vierde en vijfde lid, 7 bis, tweede lid, onderdeel b, 7 quater, eerste lid, onderdeel a, en 7 quinquies, eerste lid, en vierde tot en met tiende lid, van richtlijn 2012/34/EU.

Artikel

16f

Artikel

16g

Een beheerder legt een activaregister aan dat voldoet aan artikel 30, zevende lid, van richtlijn 2012/34/EU.

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

17b

Artikel

18

Artikel

18a

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

§

5

Bepalingen inzake stations en laad- en losplaatsen

Artikel

26

Hoofdstuk

2a

Interoperabiliteit van het hoofdspoorwegsysteem

§

1

Interoperabiliteitsonderdelen

Artikel

26a

Artikel

26b

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    interoperabiliteitsonderdelen die kunnen worden vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdelen b en c,

  • b.

    eisen waaraan interoperabiliteitsonderdelen voldoen,

  • c.

    het keuren van interoperabiliteitsonderdelen,

  • d.

    het opstellen van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik en andere documentatieverplichtingen met betrekking tot interoperabiliteitsonderdelen,

  • e.

    het gebruik, de installatie en het onderhoud van interoperabiliteitsonderdelen,

  • f.

    de door Onze Minister te nemen maatregelen, bedoeld in artikel 26a, vijfde lid.

§

2

Subsystemen

Artikel

26c

Het is verboden een subsysteem te construeren, in dienst te stellen of te exploiteren binnen het hoofdspoorwegsysteem dat niet voldoet aan de voor dat subsysteem geldende essentiële eisen.

Artikel

26ca

Artikel

26d

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    de uitvoering van essentiële eisen voor subsystemen die niet volledig door de TSI’s worden bestreken,

  • b.

    eisen die gelden bij het buiten toepassing laten van een TSI of een gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 26f, eerste lid,

  • c.

    technische eisen die toegepast worden in specifieke gevallen waarin de TSI’s niet voorzien,

  • d.

    de verzekering van de technische compatibiliteit van een spoorvoertuig met de hoofdspoorweginfrastructuur,

  • e.

    hoofdspoorweginfrastructuur en spoorvoertuigen die daarvan gebruik maken die niet onder de werkingssfeer van de TSI’s vallen,

  • f.

    dringende, tijdelijke en preventieve maatregelen, te nemen ten aanzien van hoofdspoorweginfrastructuur of spoorvoertuigen die daarvan gebruik maken, in het bijzonder na een ongeval.

Artikel

26e

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    subsystemen die kunnen worden vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 26c,

  • b.

    eisen die van toepassing zijn op subsystemen,

  • c.

    het keuren van subsystemen,

  • d.

    het opstellen van EG-keuringsverklaringen en andere documentatieverplichtingen met betrekking tot subsystemen,

  • e.

    het verzoeken om verificaties, bedoeld in artikel 26c, zesde lid.

§

3

Ontheffing van toepassen TSI’s of nationale voorschriften

Artikel

26f

Artikel

26g

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in artikel 26f, regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over de aanvraag en verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 26f, eerste lid.

§

4

Vergunning voor het in dienst stellen van subsystemen die deel uitmaken van hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

26h

Artikel

26i

Artikel

26j

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    de eisen voor subsystemen als bedoeld in artikel 26h, tweede lid,

  • b.

    de aanvraag van een vergunning voor indienststelling en het dossier, bedoeld in artikel 26h, derde lid,

  • c.

    het dossier waarin het project tot vernieuwing of verbetering wordt beschreven, bedoeld in artikel 26i, tweede lid, onderdeel a,

  • d.

    beoordelingscriteria voor vernieuwingen en verbeteringen van de hoofdspoorweginfrastructuur.

§

5

Voertuigvergunning

Artikel

26k

Artikel

26l

Voor de vernieuwing of verbetering van een spoorvoertuig waarvoor reeds een voertuigvergunning is verleend als bedoeld in artikel 26k, eerste lid, is een nieuwe voertuigvergunning vereist indien:

  • a.

    de vernieuwing of verbetering leidt tot een substantiële verandering van de waarden van de parameters voor het controleren van de technische compatibiliteit van het spoorvoertuig met het gebruiksgebied op grond waarvan de voertuigvergunning is verleend,

  • b.

    de vernieuwing of verbetering het algehele veiligheidsniveau van het spoorvoertuig aantast of aan kan tasten, of

  • c.

    een TSI dat vereist.

Artikel

26m

Artikel

26n

Onze Minister verleent, op aanvraag, zonder verdere controles, een voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, tweede lid, voor een spoorvoertuig dat in overeenstemming is met een spoorvoertuig waarvoor reeds een typegoedkeuring voor een spoorvoertuig is verleend. De overeenstemming blijkt uit een door de aanvrager overgelegde geldige verklaring van conformiteit met het type.

Artikel

26o

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    de eisen voor spoorvoertuigen, bedoeld in artikel 26k, tweede lid,

  • b.

    de aanvraag van een voertuigvergunning of typegoedkeuring van een spoorvoertuig en het dossier, bedoeld in artikel 26k, derde lid,

  • c.

    uitbreiding van het gebruiksgebied als bedoeld in artikel 26k, vierde lid,

  • d.

    de gevallen waarin en voorwaarden waaronder een voertuigvergunning ook geldt voor dicht bij de grens gelegen spoorweginfrastructuur in aangrenzende lidstaten of dicht bij de grens gelegen hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in artikel 26k, zevende en achtste lid, alsmede de daarvoor toe te passen procedure,

  • e.

    vernieuwing en verbetering van spoorvoertuigen als bedoeld in artikel 26l,

  • f.

    verlening, wijziging, intrekking en geldigheid van een voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, tweede lid, of typegoedkeuring van een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 26m, eerste lid,

  • g.

    de beoordeling van de conformiteit van een spoorvoertuig met een type en het opstellen van de verklaring van conformiteit met het type, bedoeld in artikel 26n.

§

6

Gebruik van een spoorvoertuig op de hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel

26p

Voordat een spoorwegonderneming een spoorvoertuig gebruikt op de in de voertuigvergunning vermelde hoofdspoorweginfrastructuur in het gebruiksgebied, controleert de spoorwegonderneming met inachtneming van de krachtens artikel 26t, onderdeel a, gestelde regels in ieder geval of:

  • a.

    voor het spoorvoertuig een voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, eerste lid, is verleend,

  • b.

    het spoorvoertuig in een van de registers, bedoeld in artikel 26aa, eerste lid, is ingeschreven,

  • c.

    het spoorvoertuig compatibel is met de te berijden hoofdspoorweginfrastructuur, en

  • d.

    het spoorvoertuig correct is geïntegreerd in de samenstelling waarin het bedoeld is te functioneren.

Artikel

26q

Artikel

26r

Artikel

26s

Artikel

26t

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    de controles, bedoeld in artikel 26p,

  • b.

    de verlening en weigering van een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 26q, vierde lid,

  • c.

    het testen van spoorvoertuigen op de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in artikel 26r,

  • d.

    de maatregelen die Onze Minister op grond van artikel 26s kan nemen.

§

7

Conformiteitsbeoordelingsinstanties

Artikel

26u

Artikel

26v

Artikel

26w

Artikel

26x

Artikel

26y

Conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door een geaccrediteerde interne instantie als bedoeld in artikel 35 van de interoperabiliteitsrichtlijn, indien wordt voldaan aan de krachtens artikel 26z, onderdeel g, gestelde regels.

Artikel

26z

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    eisen om te worden aangemeld als bedoeld in artikel 26u, eerste lid, of aangewezen als bedoeld in artikel 26v, eerste lid,

  • b.

    de aanvraag, de procedure en de beoordeling van een aanvraag om aanmelding als bedoeld in artikel 26u, eerste lid, of aanwijzing als bedoeld in artikel 26v, eerste lid,

  • c.

    de uitvoering van conformiteitsbeoordelingen en andere operationele verplichtingen van aangemelde of aangewezen instanties, bedoeld in artikel 26w, eerste lid,

  • d.

    de verstrekking van documenten, gegevens en andere informatie door aangemelde of aangewezen instanties, bedoeld in artikel 26w, tweede lid,

  • e.

    de voorwaarden waaronder en wijze waarop een aangemelde of aangewezen instantie haar taken kan uitbesteden of kan laten uitvoeren door een dochteronderneming, bedoeld in artikel 26w, derde lid,

  • f.

    de overdracht van dossiers, bedoeld in artikel 26x, tweede lid,

  • g.

    de activiteiten waarvoor, voorwaarden waaronder en wijze waarop een geaccrediteerde interne instantie als bedoeld in artikel 26y conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kan uitvoeren.

§

8

Registers

Artikel

26aa

Artikel

26bb

Een beheerder houdt en publiceert met inachtneming van de krachtens artikel 26cc, onderdeel d, gestelde regels een register van de hoofdspoorweginfrastructuur die hij beheert.

Artikel

26cc

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de interoperabiliteitsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    informatie die wordt opgenomen in het door Onze Minister gehouden voertuigregister,

  • b.

    de aanvraag, wijziging en schrapping van een inschrijving in het door Onze Minister gehouden voertuigregister,

  • c.

    het Europees voertuignummer, bedoeld in artikel 26aa, derde lid,

  • d.

    het register, bedoeld in artikel 26bb.

§

9

Termijnen

Artikel

26dd

Hoofdstuk

3

Het spoorwegbedrijf

§

1

Algemeen

Artikel

27

Artikel

27a

§

2

De bedrijfsvergunning voor spoorwegondernemingen

Artikel

28

Artikel

29

Onze Minister schorst de bedrijfsvergunning of trekt deze in, indien:

  • a.

    de vergunninghouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens artikel 28 toepasselijke eisen of voorschriften;

  • b.

    de veiligheid van het spoorverkeer door wijziging van de rechtspositie van de vergunninghouder ingeval van fusie of bedrijfsovername naar het oordeel van Onze Minister niet langer is gewaarborgd of

  • c.

    bij herhaling bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is vastgesteld dat de vergunninghouder of zijn bestuurders het bepaalde bij of krachtens deze wet dan wel de toepasselijke voorschriften inzake arbeidsomstandigheden of arbeidstijden hebben overtreden, dan wel bij onherroepelijk vonnis is vastgesteld dat deze het bepaalde bij of krachtens deze wet dan wel de toepasselijke voorschriften inzake arbeidsomstandigheden of arbeidstijden in ernstige mate hebben overtreden.

Artikel

30

Artikel

31

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven over de uitvoering van deze paragraaf, waaronder regels over:

  • a.

    de toepassing van de in artikel 28, eerste lid, bedoelde eisen;

  • b.

    de verlening, weigering, wijziging, schorsing of intrekking van een bedrijfsvergunning;

  • c.

    de aan de bedrijfsvergunning te verbinden voorschriften en beperkingen.

§

3

Het veiligheidscertificaat

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

Artikel

34

Artikel

35

Bij ministeriële regeling kunnen in het belang van een goede uitvoering van het bij of krachtens de spoorwegveiligheidsrichtlijn bepaalde met betrekking tot de onderwerpen in deze paragraaf regels worden gesteld, waaronder in elk geval regels over:

  • a.

    het veiligheidsbeheersysteem, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a,

  • b.

    de aanvraag en het bijbehorende dossier, bedoeld in artikel 32, tweede lid,

  • c.

    de verlening, weigering, wijziging, uitbreiding, geldigheid, schorsing of intrekking van een veiligheidscertificaat,

  • d.

    de gevallen waarin en voorwaarden waaronder een veiligheidscertificaat ook geldt voor dicht bij de grens gelegen spoorweginfrastructuur in aangrenzende lidstaten, bedoeld in artikel 32, vijfde lid, alsmede de daarvoor toe te passen procedure,

  • e.

    door Onze Minister te stellen voorschriften en beperkingen, alsmede het nemen van maatregelen als bedoeld in de artikelen 33 en 34,

  • f.

    de eisen die gesteld worden aan een beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 33a.

§

4

Onderhoud van spoorvoertuigen

Artikel

36

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

§

5

Personeel

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

51a

Artikel

51b

Artikel

51c

Artikel

52

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, met het oog op de veiligheid, regels worden gesteld over de bedrijfsvoering en de organisatiestructuur van degene die personen met een veiligheidsfunctie binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem beschikbaar stelt.

Artikel

53

Artikel

54

Degene onder wiens gezag een persoon die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem een functie, niet zijnde een veiligheidsfunctie, uitoefent die van invloed kan zijn op de veiligheid van het verkeer over hoofdspoorwegen, draagt er zorg voor dat die persoon daartoe geschikt is en de nodige kennis en bekwaamheid bezit.

Artikel

54a

Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 2, derde lid, van richtlijn 2007/59/EG, ontheffing of vrijstelling verlenen van bepalingen van paragraaf 5 van dit hoofdstuk. De ontheffing of vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing of vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over op welke hoofdspoorwegen en voor welke spoorvoertuigen deze ontheffing of vrijstelling mogelijk is.

§

6

De verzekeringsplicht

Artikel

55

Hoofdstuk

4

Het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

56

Artikel

57

§

2

Netverklaring

Artikel

58

§

3

Toegangsovereenkomst

Artikel

59

§

4

Kaderovereenkomst

Artikel

60

§

5

Algemene regels over de verdeling van capaciteit

Artikel

61

§

6

Vergoeding voor het aan spoorwegondernemingen aangeboden minimumtoegangspakket alsmede aanvullende heffingen, bijtellingen, kortingen en aftrek

Artikel

62

Artikel

63

§

7

Nadere bepalingen inzake het gebruik van hoofdspoorwegen

Artikel

64

Artikel

65

§

8

Onderzoek van ongevallen, incidenten en onregelmatigheden op hoofdspoorwegen

Artikel

66

Hoofdstuk

5

Dienstvoorzieningen en diensten

§

1

Algemeen. Toegang tot dienstvoorzieningen en levering diensten

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

68a

§

2

Bijzondere verplichtingen

Artikel

68b

Artikel

68c

Hoofdstuk

6

Toezicht, handhaving en overige bepalingen

§

1

Toezicht

Artikel

69

§

2

De Autoriteit Consument en Markt

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

71a

Artikel

72

Artikel

72a

In afwijking van artikel 8 van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt stellen Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt een gemeenschappelijk kader op voor informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van de spoorveiligheid en de concurrentie op de spoorwegmarkt als bedoeld in artikel 56, derde lid, tweede alinea, van richtlijn 2012/34/EU.

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Indien door Onze Minister vast te stellen beleidsregels betrekking hebben op de interpretatie van mededingingsbegrippen stelt Onze Minister die beleidsregels vast in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

§

2a

Vrijstelling, ontheffing of vergunning

Artikel

74a

Het is verboden te handelen in strijd met de aan een op grond van deze wet verleende vrijstelling, ontheffing, vergunning, erkenning, certificaat of andere beschikking verbonden voorschriften.

§

3

Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

§

3a

Toezicht en handhaving Europese regelgeving

Artikel

81

Artikel

82

Onze Minister is bevoegd om audits te verrichten bij, dan wel relevante informatie te verlangen van, een actor als bedoeld in artikel 3a, onderdeel a.

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

§

4

Strafrechtelijke handhaving

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

§

5

Beroep

Artikel

90

Vervallen

§

6

Heffingen

Artikel

91

§

7

Toepasselijkheid nieuwe Europese regelgeving

Artikel

92

Een wijziging of aanvulling van richtlijn 2012/34/EU, de spoorwegveiligheidsrichtlijn, richtlijn 2007/59/EG en van de interoperabiliteitsrichtlijn gaat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

§

8

Erkenning van keuringsinstanties

Artikel

93

Vervallen

§

9

Bepalingen inzake bijzondere spoorwegen

Artikel

94

Artikel

95

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2015/9.

De rechthebbende ten aanzien van een bijzondere of lokale spoorweg die onder de werking van de richtlijnen 91/440/EEG, 95/18/EG of 2001/14/EG valt, verleent aan spoorwegondernemingen recht op toegang of gebruik overeenkomstig de in die richtlijnen opgenomen voorschriften en overigens tegen eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing. De vergunning, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 95/18/EG, wordt verleend door Onze Minister met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk 3, paragraaf 2.

§

10

Informatieplicht

Artikel

96

Artikel

96a

§

11

De verwerking van persoonsgegevens

Artikel

97

Voorzover dit noodzakelijk is ter beoordeling van het voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften kunnen gegevens betreffende het gedrag van bestuurders, het gedrag van een vergunninghouder en de gezondheid van personeel worden verwerkt. Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens.

Hoofdstuk

7

Buitengewone omstandigheden

Artikel

98

Vervallen

Artikel

99

Vervallen

Artikel

100

Vervallen

Artikel

101

Vervallen

Artikel

102

Vervallen

Hoofdstuk

8

Aanpassing en intrekking van andere wetten

Artikel

103

De volgende wetten worden ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld:

Artikel

104

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

105

Wijzigt de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden.

Artikel

106

Wijzigt de Vervoersnoodwet.

Artikel

107

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

108

Wijzigt de Tracéwet.

Artikel

109

Wijzigt de Wet geluidhinder.

Artikel

110

Wijzigt de Wet Infrastructuurfonds.

Artikel

111

Wijzigt de Vestigingswet Bedrijven 1954.

Artikel

112

Wijzigt de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel

113

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

114

Wijzigt de Wegenwet.

Artikel

115

Wijzigt de Wet Raad voor de Transportveiligheid.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsbepalingen gedelegeerde regelgeving

Artikel

116

Vervallen

§

2

Overige overgangsbepalingen

Artikel

118

Artikel

119

Artikel

120

Vervallen

Artikel

121

Hoofdspoorweginfrastructuur die in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften die gelden op de dag voorafgaande aan de dag waarop artikel 6 in werking treedt, wordt gebruikt, wordt met ingang van de dag waarop dat artikel in werking treedt, aangemerkt als in overeenstemming met dat artikel.

Artikel

122a

Artikel 26q, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op een spoorvoertuig dat:

  • a.

    op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a in overeenstemming met de op 31 december 2004 geldende voorschriften kon worden gebruikt op een hoofdspoorweg;

  • b.

    waarvoor Onze Minister voor 19 juli 2008 een inzetcertificaat heeft verleend als bedoeld in artikel 36a, vierde lid, van de Spoorwegwet, zoals dat luidde op 19 juli 2008;

  • c.

    dat voldoet aan de technische voorschriften van de Overeenkomst inzake het wederzijdse gebruik van personenrijtuigen en bagagewagens in het internationale verkeer (RIC) in haar laatst geldende redactie, en waarmee voor 19 juli 2008 van de hoofdspoorweginfrastructuur gebruik werd gemaakt, of

  • d.

    dat voldoet aan de technische voorschriften van de Overeenkomst inzake het wederzijdse gebruik van goederenwagens in het internationale verkeer (RIV) in haar laatst geldende redactie, en waarmee voor 19 juli 2008 van de hoofdspoorweginfrastructuur gebruik werd gemaakt.

Artikel

123

Aanvragen voor een erkenning als conformiteitsbeoordelingsinstantie, die voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 2a zijn ingediend en waarop op de dag dat hoofdstuk 2a in werking treedt nog niet is beslist, worden aangemerkt als volgt:

Artikel

123a

Artikel

123a*

In de artikelen 123c, 123f en 123g wordt verstaan onder «Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket»: de Wet tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), richtlijn (EU) 2016/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (PbEU 2016, L 352/1) en tevens ter goede uitvoering van verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016 L 138/1) en van verordening (EU) 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22).

Artikel

123b

Artikel

123c

Een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 32 respectievelijk een proefcertificaat als bedoeld in artikel 34 van de Spoorwegwet, zoals die artikelen luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket, blijft na de inwerkingtreding van die wet geldig voor de duur waarvoor het betreffende certificaat is verleend. Op een tussentijdse wijziging, schorsing of intrekking van het betreffende veiligheidscertificaat zijn met ingang van de dag waarop de Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket in werking treedt, artikel 33, tweede en derde lid, en de krachtens artikel 35, onderdeel c, gestelde regels, van toepassing.

Artikel

123d

Artikel

123e

Artikel

123f

Een onderhoudscertificaat als bedoeld in artikel 46 respectievelijk een erkenning als bedoeld in artikel 48 van de Spoorwegwet, zoals die artikelen luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket, berust met ingang van de dag waarop die wet in werking treedt op artikel 36 respectievelijk artikel 37.

Artikel

123g

Bijlagen IV, V, VII en IX bij richtlijn 2008/57/EG blijven na de inwerkingtreding van de Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket van toepassing in de bij ministeriële regeling op grond van de artikelen 26b, 26d, 26e, 26g, 26j en 26o van die wet bepaalde gevallen.

Artikel

124

Artikel

125

§

3

Slotbepalingen

Artikel

126

Onze Minister zendt in het jaar 2006 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

127

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

128

Deze wet wordt aangehaald als: Spoorwegwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, R. H. de Boer
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner