Besluit van 27 mei 2003 onder meer houdende de vaststelling van een geactualiseerde tekst van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rechtspositiebesluit WPO/WEC)

Rechtspositiebesluit WPO/WEC

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 12 februari 2002, nr. WJZ 2002/5881 (2908), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 2002, nr. WO5.02.0075/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 21 mei 2003, nr. WJZ/2003/10861 (2908);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Regelen voor het openbaar onderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging voor het bijzonder onderwijs

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b.

    tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c.

    vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d.

    instelling:

  • e.

    betrokkene:

    • 1°.

      een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°.

      een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°.

      een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f.

    bevoegd gezag:

    • 1°.

      ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a.

          het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b.

          het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c.

          de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d.

          de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°.

      ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g.

    werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h.

    inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i.

    normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j.

    bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 140, 180 en 181, 273, tweede lid, derde lid en vierde lid, en 274, tweede lid, derde lid en vierde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k.

    pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l.

    pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m.

    schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n.

    benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra dan wel artikel 154, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • o.

    akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p.

    echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Artikel

2

Tervisielegging

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een bijgewerkt exemplaar van dit besluit en de overige van toepassing zijnde rechtspositionele regelingen op een voor de betrokkene steeds toegankelijke plaats in de instelling ter inzage beschikbaar is.

Artikel

3

Aanvang termijnen

Indien de betrokkene ten genoegen van de bevoegde instantie aannemelijk maakt dat de aanvang van een in dit besluit gestelde termijn waarin een aanspraak kan worden geldend gemaakt, hem niet tijdig bekend kon zijn en hij hierdoor in zijn belangen is geschaad, wordt de termijn geacht te zijn aangevangen op het tijdstip waarop de betrokkene naar het oordeel van de bevoegde instantie redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen van het ontstaan van zijn aanspraken.

Artikel

5

Wijzigingen salarisbedragen, toelagen en tegemoetkomingen

Artikel

6

Niet-bekostigd personeel

Indien personeel is benoemd voor wie de salaris- en andere kosten niet voor vergoeding van rijkswege in aanmerking komen, is ten aanzien van dit personeel dit besluit van toepassing tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel

7

Billijkheidsbepaling

Titel

2

Akte van benoeming, verklaring omtrent het gedrag en sollicitatiecode

Artikel

8

Akte van benoeming

Artikel

10

Sollicitatiecode, vaststelling en tervisielegging

Titel

3

Vakantieverlof en buitengewoon verlof

§

1

Vakantieverlof onderwijsgevend personeel

Artikel

11

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de betrokkene voor zover het betreft:

  • b.

    vakanties: de voor de instelling van de betrokkene geldende vakanties;

  • c.

    dag: elke dag die volgens het schema van werkzaamheden dan wel het normale lesrooster een werkdag is van de instelling; een dag kan worden verdeeld in 2 halve dagen.

Artikel

12

Vakantieverlof

Artikel

13

Bijzonder vakantieverlof in verband met vakantiespreiding

Artikel

14

Vakantieverlof kort-tijdelijk personeel

Artikel

15

Intrekking vakantieverlof

§

2

Vakantieverlof onderwijsondersteunend personeel

Artikel

16

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de betrokkene, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel;

  • b.

    vakanties: de voor de instelling van de betrokkene geldende vakanties;

  • c.

    uur: klokuur.

Artikel

17

Vakantieverlof

Artikel

18

Intrekking vakantieverlof

§

3

Buitengewoon verlof

Artikel

19

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar:

    • 1°.

      ten aanzien van de betrokkene voor zover het niet betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel: een schooljaar;

    • 2°.

      ten aanzien van de betrokkene voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel: een kalenderjaar;

  • b.

    dag: elke dag die volgens het schema van werkzaamheden dan wel het lesrooster een werkdag is van de instelling; een dag kan worden verdeeld in twee halve dagen, tenzij de verlofgrond zich daartegen verzet.

Artikel

20

Kort buitengewoon verlof (imperatief)

Artikel

21

Kort buitengewoon verlof in verband met nascholing

Het bevoegd gezag verleent de betrokkene gedurende een door Onze Minister te bepalen aantal dagen of uren kort buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging indien deze met toestemming van het bevoegd gezag deelneemt aan een door Onze Minister aan te wijzen nascholingscursus en voor zover zijn werkzaamheden daarmee samenvallen.

Artikel

22

Kort buitengewoon verlof (facultatief)

In andere dan in artikel 20, eerste en tweede lid, bedoelde gevallen kan het bevoegd gezag de betrokkene bovendien kort buitengewoon verlof verlenen voor ten hoogste vier dagen per jaar, al dan niet met behoud van bezoldiging. Ten aanzien van de instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, is de bevoegdheid tot het verlenen van verlof, voor zover het betreft onderwijsondersteunend personeel, niet beperkt tot vier dagen per jaar.

Artikel

23

Lang buitengewoon verlof (facultatief)

Artikel

24

Lang buitengewoon verlof in het persoonlijk belang

Het verlof, bedoeld in artikel 23, dat uitsluitend strekt in het persoonlijk belang van de betrokkene, kan voor ten hoogste 6 maanden worden verleend en kan ten hoogste tweemaal voor ten hoogste 6 maanden worden verlengd. Dit verlof wordt verleend zonder behoud van bezoldiging.

Artikel

25

Lang buitengewoon verlof mede in het algemeen belang

Het verlof, bedoeld in artikel 23, dat:

  • a.

    is aan te merken als studieverlof, dan wel,

  • b.

    ten doel heeft de betrokkene in de gelegenheid te stellen een andere functie te vervullen, en dat naar het oordeel van Onze Minister mede het algemeen belang dient, kan, onverminderd de artikelen 26 en 27, voor ten hoogste 1 jaar worden verleend en kan ten hoogste tweemaal voor ten hoogste 1 jaar worden verlengd. Dit verlof wordt in beginsel verleend zonder behoud van bezoldiging.

Artikel

26

Lang buitengewoon verlof overwegend in het algemeen belang

Artikel

27

Lang buitengewoon verlof voor politieke functies (imperatief)

Artikel

28

Afloop lang buitengewoon verlof

Artikel

29

Borstkind

Het bevoegd gezag verleent aan de vrouwelijke betrokkene die een borstkind heeft en die hiervan aan hem kennis heeft gegeven behoorlijke gelegenheid haar kind te zogen.

Artikel

30

Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden (imperatief)

Artikel

31

Buitengewoon verlof in verband met ouderschap (algemeen)

§

4

Verlof in verband met arbeidsduurverkorting

Artikel

32

Verlof i.v.m. arbeidsduurverkorting

Artikel

33

Verlof in verband met niet genoten arbeidsduurverkorting onderwijsgevend personeel

Titel

4

Verlof wegens militaire dienst

Artikel

34

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    burgerlijke beloning: de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, onderdeel j;

  • b.

    militaire beloning: hetgeen als zodanig door Onze Ministers van Defensie en Financiën is aangemerkt.

Artikel

35

Algemeen

Artikel

36

Verlof wegens opleiding en oefening

De betrokkene die ingevolge wettelijke verplichting voor opleiding en oefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning tot een bedrag, gelijk aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage en de VUT-bijdrage ingevolge de regels van het bestuur VUT-fonds met betrekking tot financiering VUT-aanspraken.

Artikel

37

Verlof wegens herhalingsoefening

Artikel

38

Verlof wegens opkomst in bijzondere gevallen

Artikel

39

Verlof tijdens vakantieverlof

Voor zover de werkelijke dienst, niet zijnde de opleiding en oefening, wordt vervuld tijdens zijn vakantieverlof, geniet de betrokkene de volle aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning.

Artikel

40

Overeenkomstige toepassing

Titel

5

Rechten van nabestaanden bij overlijden

Artikel

41

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    overledene: hij die op de dag van zijn overlijden betrokkene was;

  • b.

    uitkeringsbasis: de tot een maandbedrag herleide bezoldiging die voor de betrokkene gold op de dag van overlijden, vermeerderd met het bedrag van de vakantie-uitkering over de desbetreffende maand.

Artikel

42

Nabestaanden

Artikel

43

Bedrag en uitbetaling

Artikel

44

Gebruik van de dienstwoning

Artikel

45

Verrekening met andere uitkeringen

Artikel

46

Vermindering wegens reeds genoten inkomsten

Op de ingevolge de voorgaande artikelen berekende uitkering bij overlijden wordt in mindering gebracht de reeds vóór zijn overlijden aan de betrokkene uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak.

Artikel

47

Geen nabestaanden

Indien de overledene geen nabestaanden als bedoeld in artikel 42 nalaat, kan het bedrag, bedoeld in artikel 43, door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover de nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

Titel

6

Afvloeiingsregeling

Artikel

48

Algemeen

Ontslag op grond van opheffing van de instelling of de betrekking dan wel wegens zodanige verandering in de inrichting of de dienst van de instelling dat de werkzaamheden van een of meer betrokkenen overbodig worden, geschiedt aan de hand van een afvloeiingsregeling.

Artikel

49

Vaststelling

Artikel

50

Tervisielegging

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de regeling steeds op een voor de betrokkenen toegankelijke plaats in de instelling ter inzage beschikbaar is.

Titel

7

Verplaatsingskosten

Artikel

51

Begripsbepalingen

Artikel

52

Standplaatsbetrekking bij vervangingswerkzaamheden

Voor het ontstaan van een standplaatsbetrekking blijven vervangingswerkzaamheden buiten beschouwing.

Artikel

53

Aanspraak op tegemoetkoming in verhuiskosten

Artikel

54

Aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten ter zake van het betrekken of verlaten van een dienstwoning

Artikel

55

De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten

Artikel

56

Samenloop verhuiskostenvergoedingen

Artikel

57

Geen aanspraak op verhuiskostenvergoeding

Artikel

58

Terugbetaling tegemoetkoming verhuiskosten

Artikel

59

Aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten

Artikel

60

Evenredige vermindering tegemoetkoming in de reiskosten

Artikel

61

Aanspraak aantal kalendermaanden per jaar tegemoetkoming in de reiskosten

Artikel

62

Maximering reiskostenvergoeding

Artikel

63

Aanspraak op tegemoetkoming in pensionkosten

Artikel

64

Aanspraak op tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten bij dienstreizen

Artikel

65

Aanvraag en toekenning tegemoetkomingen

Artikel

66

Aanspraak op vergoeding van de reis- en verblijfkosten bij geneeskundig onderzoek

Degene die een geneeskundig onderzoek ondergaat in verband met benoeming of wijziging van het dienstverband, ontvangt van het bevoegd gezag een vergoeding van reis- en verblijfkosten volgens daartoe door het bevoegd gezag te stellen regels. De kosten van een geneeskundig onderzoek komen voor rekening van het bevoegd gezag.

Titel

8

Jubileumgratificatie

Artikel

67

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    diensttijd: de tijd, doorgebracht:

    • 1°.

      in een betrekking bij een bevoegd gezag aan een instelling met dien verstande dat de tijd vóór 1 januari 1956 doorgebracht aan scholen voor kleuteronderwijs slechts meetelt indien daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding bestaat;

    • 2°.

      in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid;

    • 3°.

      in een betrekking waarbij betrokkene in dienst is van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, c, d, e en f van de Wet privatisering ABP, dan wel als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, juncto artikel 3 van die wet;

    • 4°.

      in een betrekking bij een bevoegd gezag aan een B3-lichaam voordat deze werd aangewezen als lichaam, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet privatisering ABP, dan wel, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, juncto artikel 3 van die wet;

    • 5°.

      vóór 1 januari 1966 in een betrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922;

    • 6°.

      in een burgerlijke dienstbetrekking bij de overheid van de Nederlandse Antillen, Aruba en, vóór 25 november 1975, Suriname en bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curaçao en Nieuw-Guinea;

    • 7°.

      in een dienstbetrekking bij het niet-openbaar onderwijs in de onder a6 vermelde voormalige rijksdelen, voor zover zulks de betrokkene onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling heeft gebracht of zou hebben gebracht, indien hij in vaste dienst zou zijn aangesteld;

    • 8°.

      vóór 1 januari 1955 in dienst van de Republiek Indonesië, voor zover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;

    • 9°.

      in Nederlandse militaire dienst of daarmede voor de toepassing van de desbetreffende rechtspositieregelingen gelijkgestelde dienst, waaronder mede worden begrepen het voormalige KNIL en de troepen in de Nederlandse Antillen, Aruba en, vóór 25 november 1975, Suriname;

    • 10°.

      als volontair met een volledige dagtaak in een betrekking bij de Nederlandse overheid; een en ander met uitzondering van de tijd waarin de betrokkene geen inkomsten uit de dienstbetrekking heeft genoten, tenzij zulks het gevolg was van lang buitengewoon verlof dat naar het oordeel van Onze Minister overwegend dan wel mede in het algemeen belang was verleend;

  • b.

    jubileumdatum: de datum waarop de betrokkene een diensttijd van 25, 40 dan wel 50 jaren volbrengt;

  • c.

    bezoldiging: de tot een maandbedrag herleide bezoldiging of som der bezoldigingen die voor de betrokkene op de jubileumdatum bij één of meer bevoegde gezagsorganen geldt, tot ten hoogste de bezoldiging behorende bij een normbetrekking; een en ander vermeerderd met de vakantie-uitkering over de desbetreffende maand; en waarbij een eventuele toelage wegens onregelmatige dienst wordt betrokken over één maand, berekend naar hetgeen de betrokkene in de 3 aan de jubileumdatum voorafgaande kalendermaanden gemiddeld aan zodanige toelage heeft ontvangen.

Artikel

68

Aanspraak op jubileumgratificatie

De betrokkene heeft bij het bereiken van de jubileumdatum aanspraak op een door het bevoegd gezag uit te betalen jubileumgratificatie.

Artikel

69

Bedrag jubileumgratificatie

De jubileumgratificatie bedraagt bij een 25-jarig jubileum 50% en bij een 40- of 50-jarig jubileum 100% van de bezoldiging. De bedragen worden op een veelvoud van 5 euro naar boven afgerond.

Artikel

70

Aanspraak op jubileumgratificatie bij meer dan één benoeming

Indien de betrokkene op de jubileumdatum een benoeming heeft bij meer dan een bevoegd gezag, wordt de jubileumgratificatie uitbetaald door ieder van de betrokken bevoegde gezagsorganen voor een evenredig deel.

Artikel

71

Geen dubbeltelling diensttijd

De tijd waarin de betrokkene twee of meer betrekkingen naast elkaar vervulde, komt slechts eenmaal in aanmerking voor de berekening van de diensttijd voor de jubileumgratificatie.

Artikel

72

Geen aanspraak op jubileumgratificatie

De betrokkene die ter zake van zijn dienstvervulling voor een 25-, 40- of 50-jarig jubileum reeds krachtens een andere regeling een overeenkomstige gratificatie heeft ontvangen, heeft voor datzelfde jubileum geen aanspraak op een jubileumgratificatie als bedoeld in deze titel.

Artikel

73

Opschorting aanspraak bij lang buitengewoon verlof overwegend of mede in het algemeen belang

Titel

9

Vakantie-uitkering

Artikel

74

Aanspraak op uitkering

Artikel

75

Bedrag van de vakantie-uitkering

Artikel

76

Aanspraak vakantie-uitkering in bijzondere omstandigheden

Artikel

77

Uitbetaling van de vakantie-uitkering

Titel

10

Studiefaciliteiten onderwijsondersteunend personeel

Artikel

78

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel;

  • b.

    studie: een opleiding die van belang is voor het persoonlijk welbevinden van de betrokkene in zijn arbeidssituatie en, naar het oordeel van het bevoegd gezag, tevens van belang is voor de uitoefening van zijn functie;

  • c.

    studiefaciliteiten:

    • 1°.

      verlof als bedoeld in artikel 80;

    • 2°.

      een tegemoetkoming in de studiekosten als bedoeld in artikel 81;

  • d.

    ontslag: elke beëindiging van het dienstverband.

Artikel

79

Algemene voorwaarden

Artikel

80

Studieverlof

Artikel

81

Tegemoetkoming in studiekosten

Artikel

82

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

Titel

11

Algemene bepalingen ten aanzien van formatie en salaris

§

1

Bepalingen geldend voor alle instellingen

Artikel

83

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A tot en met 1D en 1F van dit besluit;

  • b.

    schaal: een als zodanig in een der bijlagen 1A en 1B van dit besluit vermelde reeks van genummerde salarissen, behorende bij een normbetrekking;

  • c.

    maximumschaal: de hoogste schaal die behoort bij een functie;

  • d.

    aanloopschaal: een bij een functie behorende lagere schaal dan de maximumschaal;

  • e.

    salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;

  • f.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag dat in een schaal voorkomt, waarvan het salarisnummer uitsluitend uit een getal bestaat;

  • g.

    functie: het samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming als bedoeld in artikel 1 onderdeel n, door het bevoegd gezag is opgedragen; een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • h.

    normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • i.

    carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene op grond van de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal bereikt;

  • j.

    formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • k.

    tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • l.

    begintraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de aanloopschaal bij een functie als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, zoals aangegeven in bijlage 1D;

  • m.

    eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108;

  • n.

    aanlooptraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de maximumschaal bij een functie als bedoeld in artikel 173, zoals aangegeven in bijlage 1F.

Artikel

84

Functiebeloning

Artikel

85

Invulling normbetrekking

Artikel

86

Salaris bij een niet-normbetrekking

Artikel

87

Behoud van functie en betrekkingsomvang

Artikel

88

Maximumschaal, aanloopschalen, begintraject en aanlooptraject

Artikel

89

Inschaling

Behoudens de artikelen 90 tot en met 93, 125 en 174 wordt het salaris van de betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op het laagste bedrag:

  • a.

    van het begintraject of aanlooptraject dan wel;

  • b.

    indien bij de functie geen begintraject of aanlooptraject behoort, op het laagste bedrag in de laagste schaal behorend bij de functie waarin hij wordt benoemd dan wel;

  • c.

    indien bij de functie, bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, schaal 12 als maximumschaal behoort, op het bedrag behorende bij salarisnummer 1 in schaal 10.

Artikel

90

Inschaling bij benoeming na voorafgaande onderwijsfunctie

Artikel

91

Inschaling bij benoeming ingeval van aangehouden onderwijsfunctie

Artikel

92

Vaststelling salaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs

Artikel

93

Inschaling bij benoeming ingeval van onderbroken carrièrepatroon

Artikel

94

Salaris voor jeugdigen

Artikel

95

Periodieke verhoging

Artikel

96

Bevordering naar hogere functie

Artikel

97

Bezoldiging over een gedeelte van de maand

Artikel

98

Toelage minimumloon

Artikel

99

Inhoudingen wegens verstrekkingen

Artikel

100

(Vervallen.)

Artikel

101

Uitbetaling

Artikel

102

Verplichtingen

Artikel

103

Gedeeltelijke inhouding bezoldiging

Artikel

104

Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

Artikel

105

Detachering

De betrokkene kan op zijn verzoek of met zijn instemming voor bepaalde tijd worden belast met werkzaamheden bij het bevoegd gezag van een andere instelling of instellingen dan wel buiten het onderwijs.

Artikel

106

Tegemoetkoming (schoolspecifieke) knelpunten in de personeelsvoorziening

Artikel

107

Premie in het kader van een premiespaarregeling

Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen een premie toekennen in het kader van een premiespaarregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

108

Algemene eindejaarsuitkering

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat recht bestaat op een algemene eindejaarsuitkering en kan de wijze worden vastgesteld waarop deze uitkering wordt berekend.

§

2

Nadere bepalingen

Artikel

110

Vaststelling formatie

Artikel

111

Terugkeer in structurele formatie

Artikel

112

Verbruik rekeneenheden

Artikel

113

Verval van rechtswege

Artikel

114

Gratificatie en maandelijkse toelage

Artikel

115

EHBO-toelage

Artikel

116

Verplichtingen

Artikel

117

Opheffing betrekking

Artikel

118

Voorwaarden scholingsplicht

Indien het bevoegd gezag met toepassing van artikel 116, tweede lid, aan de betrokkene een scholingsplicht oplegt, gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    het bevoegd gezag stelt de betrokkene vrij van het verrichten van passende werkzaamheden, bedoeld in artikel 116, eerste lid, voor zover dit noodzakelijk is voor het volgen van de scholing;

  • b.

    het bevoegd gezag belast de betrokkene niet met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek, voor zover deze lesgebonden taken zouden samenvallen met het volgen van de scholing;

  • c.

    tussen het bevoegd gezag en de betrokkene wordt een redelijke termijn afgesproken waarbinnen de betrokkene de scholing met succes kan afronden;

  • d.

    het bevoegd gezag is verplicht de betrokkene te benoemen in een, gelet op de scholing die is of wordt gevolgd, passende vacante functie bij het bevoegd gezag. Indien voor de in de eerste volzin bedoelde benoeming ontheffing van de bevoegdheidseisen noodzakelijk is omdat de betrokkene de scholing nog niet heeft afgerond, is het bevoegd gezag verplicht die ontheffing aan te vragen. Indien de ontheffing wordt verleend, geldt de in de eerste volzin bedoelde verplichting.

Artikel

119

Anticumulatie

Artikel

120

Persoonsgebonden werkzaamheden

Artikel

121

Toekenning bindingspremie

Titel

12

Salariëring en samenstelling directie

§

1

Algemeen

Artikel

122

Begripsbepalingen

Artikel

123

Samenstelling directie

Artikel

124

Aanloopschalen

Artikel

125

Inschaling

Artikel

126

Carrièrepatroon

Artikel

127

Wijziging maximumschaal

Artikel

128

Vervanging directeur

Artikel

129

Verdeling werkzaamheden

Nadat toepassing is gegeven aan artikel 151, tweede lid, verdeelt het bevoegd gezag de werkzaamheden onder de leden van de directie na overleg met de betrokkenen zodanig dat een zo veel mogelijk evenwichtige taakbelasting plaatsvindt in verhouding tot de functie en de omvang van ieders betrekking.

§

2

Instellingen voor basisonderwijs

Artikel

130

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    directeur: de directeur van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°;

  • b.

    adjunct-directeur: degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 2 van titel 13 van dit hoofdstuk die tevens is benoemd tot adjunct-directeur;

  • c.

    directie: de directeur of directeuren, de eventuele adjunct-directeuren en de eventuele andere betrokkenen die zijn benoemd in een functie die is ingedeeld in deze titel, gezamenlijk;

  • d.

    betrokkene: degene die deel uitmaakt van de directie;

  • e.

    y: het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, welk aantal voor basisscholen wordt verhoogd met 3% van dat aantal leerlingen en naar beneden afgerond op een geheel getal;

  • f.

    instelling: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°.

Artikel

131

Directiefuncties

De normfuncties voor de directie die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn de normfunctie van directeur en van adjunct-directeur. In bijlage 12-1 bij dit besluit is voor deze functies een taakkarakteristiek gegeven voor onderscheidenlijk basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs.

Artikel

132

Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

Artikel

133

Maximumschaal normfunctie directeur

Artikel

134

Verbruik van rekeneenheden

Artikel

135

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens het onderstaande schema.

  • a.

    voor wat betreft basisscholen;

    tot en met 399

    9

    400 tot en met 899

    10

    900 en hoger

    11

  • b.

    voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

    tot en met 199

    10

    200 en hoger

    11

Artikel

136

Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 135 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 157, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel

137

Beëindiging benoeming adjunct-directeur

Artikel

138

Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur basisschool

Artikel

139

Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur speciale school voor basisonderwijs

Artikel

140

Toelage schoolleiding basisscholen

Artikel

141

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

§

3

Instellingen voor speciaal onderwijs

Artikel

142

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel

143

Directiefuncties

De normfuncties voor de directie die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn de normfunctie van directeur en van adjunct-directeur. In bijlage 12-2 bij dit besluit is voor deze functies een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel

144

Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

Artikel

145

Maximumschaal normfunctie directeur

De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

kleiner dan 24

11

gelijk aan of groter dan 24

12

Artikel

146

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

kleiner dan 24

10

gelijk aan of groter dan 24

11

Artikel

147

Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 146 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 164, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel

148

Beëindiging benoeming adjunct-directeur

Artikel

149

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

Titel

13

Salariëring onderwijsgevend personeel

§

1

Algemeen

Artikel

150

Begripsbepalingen

Artikel

151

Onderwijsgevend personeel

Artikel

152

Overgang naar maximumschaal

Artikel

153

Maximum- en aanloopschalen

Artikel

154

Overgang naar aanloopschaal of hogere aanloopschaal

De bezoldiging van de betrokkene die op 31 juli van enig schooljaar werd bezoldigd volgens het hoogste bedrag van het voor hem op die datum van toepassing zijnde begintraject, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens het laagste bedrag dat hoger is in de bij zijn functie behorende aanloopschaal.

Artikel

155

Overgang aanloopschaal naar maximumschaal

Artikel

156

Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

§

2

Instellingen voor basisonderwijs en centrale diensten

Artikel

158

Normfunctie

De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:

  • a.

    voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9;

  • b.

    voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10;

  • c.

    voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9, onderscheidenlijk de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10.

In bijlage 13-1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel

159

Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

Artikel

160

Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

Artikel

161

Salaris bij kortdurende vervanging

Artikel

162

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

Artikel

163

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

§

3

Instellingen voor speciaal onderwijs

Artikel

165

Normfunctie

De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10. In bijlage 13-2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel

166

Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

Artikel

167

Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

Artikel

168

Salaris bij kortdurende vervanging

Artikel

169

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

Artikel

170

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

Titel

14

Salariëring onderwijsondersteunend personeel

§

1

Algemeen

Artikel

171

Begripsbepalingen

Artikel

172

Formatie onderwijsondersteunend personeel, maximumschaal en aanloopschaal

Artikel

173

Vervulling functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

Artikel

174

Inschaling

Artikel

175

Vaststelling salaris bij benoeming in een functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

Artikel

176

Salarisvaststelling bij overgang van aanloopschaal naar maximumschaal

Zodra aan de betrokkene, wiens salaris wordt vastgesteld volgens de aanloopschaal, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend en deze daarmee een salaris krijgt dat gelijk is aan of hoger is dan het laagste bedrag in de maximumschaal, wordt zijn salaris bepaald op het naasthogere bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal.

Artikel

177

Salarisvaststelling bij overgang van aanlooptraject naar maximumschaal

Indien aan de betrokkene, bedoeld in artikel 173, eerste lid, wiens salaris wordt vastgesteld volgens nummer 2 van het aanlooptraject, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend, wordt zijn salaris bepaald op het bedrag dat in schaal 1 is vermeld bij salarisnummer 0.

Artikel

178

Bijzonderheden functievervulling

Artikel

179

Overwerkvergoeding

Artikel

180

Toelage onregelmatige dienst

Artikel

181

Garantietoelage onregelmatige dienst

Artikel

182

Eindejaarsuitkering

Artikel

183

Waarneming hogere functie

Artikel

184

Arbeidstijdverkorting 60-jarigen en ouder

§

2

Normfuncties instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en centrale diensten

Artikel

185

Normfuncties

In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die aan de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, kunnen voorkomen met de daarbij behorende maximumschaal.

1a.

Administratief medewerker

3

1b.

Administratief medewerker

4

2.

Psychologisch assistent

4

3.

Conciërge

3

4.

Technisch assistent

5

5a.

Klassenassistent

3

5b.

Klassenassistent

4

5c.

Onderwijsassistent

4

6.

Instructeur mobiliteit

7

7.

Speltherapeut/creatieve therapeut

8

8.

Ergotherapeut

8

9.

Fysiotherapeut

8

10.

Logopedist/akoepedist

8

11.

Maatschappelijk deskundige

8

12.

Orthopedagoog/psycholoog

11

13.

Audioloog

11

14.

Medisch specialist

13

15.

Technicus

4

In bijlage 14-1 bij dit besluit zijn voor de normfuncties taakkarakteristieken en zonodig benoemingsvereisten gegeven.

Artikel

186

Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

Artikel

187

Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

§

3

Centrale dienst

Artikel

188

Functies en maximumschalen

Titel

15

Bijzondere bepalingen voor de leraar in opleiding

Artikel

189

Van toepassing verklaring hoofdstukken

Artikel

191

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    leraar in opleiding: de laatstejaars student van een lerarenopleiding basisonderwijs of speciaal onderwijs die wordt benoemd op een leer-arbeidsplaats bij een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, welke persoon wordt aangemerkt als een lid van het onderwijsgevend personeel;

  • b.

    leer-arbeidsplaats: een functie waarin uitsluitend een leraar in opleiding kan worden benoemd;

  • c.

    leer-arbeidsovereenkomst: een overeenkomst die bestaat uit de benoeming, bedoeld in artikel 1, onderdeel n, alsmede een leerovereenkomst die wordt gesloten tussen de leraar in opleiding, de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd en de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven;

  • d.

    lioschap: de periode waarin de leraar in opleiding bij een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, is benoemd;

  • e.

    leer-werkplan: een door de leraar in opleiding opgesteld plan, waarin, in overleg met de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven en het bevoegd gezag van de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd, de leer- en werkactiviteiten zijn vastgelegd die de leraar in opleiding tijdens zijn lioschap zal verrichten.

Artikel

192

Benoeming

Artikel

193

Functiebeschrijving van de leraar in opleiding

Artikel

194

De leer-arbeidsovereenkomst

Artikel

195

Het leer-werkplan

Artikel

197

Salaris van de leraar in opleiding

Het salaris van de leraar in opleiding wordt met inachtneming van de bepalingen van dit besluit vastgesteld aan de hand van bijlage IG.

Titel

16

Regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

Artikel

198

Verlof in het kader van bevordering arbeidsparticipatie ouderen

Artikel

199

Omvang van het verlof

Artikel

200

Flexibele invulling van het verlof

Artikel

201

Bezoldiging bij verlof

Artikel

202

Toepassing andere regelingen

Artikel

203

Wijze waarop verlof wordt toegepast en vastgesteld

Artikel

204

Inkomsten uit arbeid of bedrijf

Over de verrekening van extra inkomsten uit arbeid of bedrijf met de bezoldiging van de betrokkene is artikel 9 van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verrekening van de extra inkomsten niet kan leiden tot een lager bedrag dan de bezoldiging van de betrokkene met een gelijke onvolledige werktijd.

Artikel

205

Wijziging verlofomvang

Artikel

206

Geen aanspraak op verlof bij DOP-uitkering

De betrokkene die krachtens artikel 3 van de Wetten doorstroming onderwijspersoneel gedeeltelijk is uitgetreden, kan geen aanspraak op verlof op grond van deze titel maken.

Artikel

207

Procedure

Hoofdstuk

2

Overige regelen voor het openbaar onderwijs

Titel

1

Aanstelling

Artikel

209

Algemeen

Aanstelling geschiedt in vaste of in tijdelijke dienst.

Artikel

210

Aanstelling in vaste dienst

Behoudens artikel 211 geschiedt aanstelling in vaste dienst.

Artikel

211

Aanstelling in tijdelijke dienst

Artikel

212

Proeftijd

Artikel

213

(Vervallen)

Artikel

214

Akte van aanstelling

Titel

2

Schorsing als ordemaatregel

Artikel

215

Algemeen

Artikel

216

Schorsing van rechtswege

Van rechtswege is geschorst de betrokkene:

  • a.

    die krachtens een wettelijke maatregel van zijn vrijheid is beroofd, tenzij de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel, anders dan op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, genomen in het belang van de volksgezondheid;

  • b.

    die krachtens een rechterlijke uitspraak die nog niet onherroepelijk is geworden van het geven van onderwijs is uitgesloten.

Artikel

217

Schorsing door het bevoegd gezag

Artikel

218

Formaliteiten

Artikel

219

Intrekking van de schorsing

De schorsing, bedoeld in artikel 217, kan door het bevoegd gezag te allen tijde worden ingetrokken.

Titel

3

Disciplinaire straffen of maatregelen

Artikel

220

Gronden voor disciplinaire straffen of maatregelen

De betrokkene die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of enig voorschrift overtreedt, dan wel datgene doet of nalaat dat hij bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, maakt zich schuldig aan plichtsverzuim en kan om die reden door het bevoegd gezag met inachtneming van de artikelen 221 tot en met 225 disciplinair worden gestraft.

Artikel

221

Vormen van disciplinaire straffen of maatregelen

Artikel

222

Inhouding van bezoldiging

Artikel

223

Formaliteiten

Artikel

224

Verval

Het recht tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel vervalt, indien meer dan 9 maanden zijn verlopen na het tijdstip waarop het plichtsverzuim aan het bevoegd gezag bekend is geworden.

Artikel

225

Tenuitvoerlegging

De straf of maatregel, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.

Titel

4

Beëindiging dienstverband

Artikel

226

Algemeen

Beëindiging van het dienstverband geschiedt door het bevoegd gezag al dan niet op verzoek van de betrokkene dan wel van rechtswege.

Artikel

227

Beëindiging dienstverband op verzoek

Artikel

228

Beëindiging dienstverband niet op verzoek

Artikel

229

Beëindiging dienstverband van rechtswege

Het dienstverband van de betrokkene eindigt van rechtswege:

  • a.

    door het verstrijken van de tijd waarvoor het blijkens de akte van aanstelling is aangegaan;

  • b.

    indien de betrokkene krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs is uitgesloten.

Artikel

230

De termijn van opzegging bij tussentijdse beëindiging van een tijdelijk dienstverband

Artikel

231

De termijn van opzegging bij beëindiging vast dienstverband

Artikel

232

Afwijking opzeggingstermijnen

In het geval, bedoeld in artikel 227, eerste lid, kan van de voor de beëindiging van het dienstverband in de artikelen 230, eerste lid, en 231, eerste lid, geldende opzeggingstermijnen worden afgeweken:

  • a.

    indien wordt overwogen de betrokkene een disciplinaire straf op te leggen;

  • b.

    indien het belang van het onderwijs zulks vordert, met dien verstande, dat de termijn van 3 maanden tot ten hoogste 6 maanden kan worden verlengd en met niet meer dan 2 maanden kan worden bekort en dat bij een afwijking in redelijkheid met het belang van de betrokkene rekening wordt gehouden;

  • c.

    op verzoek van de betrokkene.

Artikel

233

Bezoldiging gedurende opzeggingstermijnen

Artikel

234

Kwalificatie van ontslag

Artikel

235

Formaliteiten

Hoofdstuk

3

Overige voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs: commissies van beroep

Artikel

237

Het instellen van een commissie

Een commissie wordt ingesteld door de besturen van de bijzondere instellingen waarover zij haar werkkring zal uitstrekken. De commissie deelt Onze Minister mee, welke instellingen bij haar zijn aangesloten.

Artikel

238

Regeling verkiezing commissie

Artikel

239

Vereisten voor lidmaatschap van de commissie

Artikel

240

Kennisgeving samenstelling commissie

Artikel

241

Huishoudelijk reglement van de commissie

Artikel

242

Bekendmaking aan personeel

Artikel

243

Beroepschrift en hersteld beroepschrift

Artikel

244

Voorlopige behandeling van het beroepschrift

Artikel

245

Verweerschrift

Artikel

246

Vaststelling van de zittingsdag

Artikel

247

Schriftelijke behandeling

Met eenstemmig goedvinden van de commissie en partijen kan de behandeling van het geschil ook schriftelijk geschieden.

Artikel

248

Wraking of verschoning

Artikel

249

Horen van getuigen en deskundigen door de commissie

Indien de commissie zulks ter beslissing van de zaak nodig acht, kan zij al dan niet op grond van een daartoe strekkend verzoek van een partij getuigen en deskundigen ter zitting horen. Indien zij van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet de voorzitter hiervan vooraf mededeling aan partijen.

Artikel

250

De zitting

Artikel

251

Beslissingen

Artikel

252

Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen ten laste van de bij haar aangesloten instellingsbesturen.

Hoofdstuk

4

Georganiseerd overleg bij instellingen

Artikel

254

De organen van georganiseerd overleg

Artikel

255

Samenstelling van de overlegorganen

Artikel

256

Competentie

Artikel

257

Overleg over arbeidsvoorwaardelijke gevolgen onderwijsachterstandenplan of plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

Artikel

258

Werkwijze overlegorgaan

Over zaken die behoren tot de competentie van het overlegorgaan, wordt overleg gevoerd dat is gericht op het bereiken van overeenstemming. Indien zulks bij wet of bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van een onderwerp is bepaald, neemt het bevoegd gezag uitsluitend een besluit indien daarover overeenstemming is bereikt. Het bevoegd gezag dan wel de door de bevoegde gezagsorganen aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en de vertegenwoordigers van de tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales als bedoeld in artikel 255 anderzijds bepalen voor alle overlegorganen in onderling overleg wat wordt verstaan onder overeenstemming. Zolang zulks niet is bepaald, wordt in het desbetreffende overlegorgaan onder overeenstemming verstaan het geval waarin het bevoegd gezag dan wel de door de bevoegde gezagsorganen aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en de vertegenwoordigers in dat overlegorgaan van alle tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales anderzijds instemmen met de uitkomst van het overleg, over een bepaald onderwerp.

Artikel

259

Hernieuwd overleg

Artikel

260

Geschillenregeling

Artikel

261

Afwijking in verband met eigen aard van de bijzondere instelling

Hoofdstuk

5

Overgangsbepalingen, wijziging van andere besluiten, slotbepalingen en citeertitel

Titel

1

Algemeen overgangsrecht salarissen

Artikel

262

Aanspraak op bezoldiging overeenkomstig vastgesteld uitzicht

Artikel

262a

Overgangsregeling inschaling 65-jarigen per 1-8-2000

Voor de betrokkene die op of na 1 augustus 2000 wordt benoemd en voor wie vóór die datum een salaris is vastgesteld op grond van artikel 100, zoals dat luidde op 31 juli 2000, wordt laatstbedoeld salaris voor de toepassing van de artikelen 89 tot en met 93 buiten beschouwing gelaten.

Artikel

263

Overgangsrecht toeslag begininkomens

Artikel

264

Vaststelling salaris bij herindiensttreding in het primair onderwijs

Titel

2

Overgangsrecht directies

§

1

Algemene bepalingen overgangsrecht directies

Artikel

265

Vermindering fictieve extra taakomvang

§

2

Overgangsrecht directies basisonderwijs

Artikel

266

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

Artikel

267

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

§

3

Overgangsrecht directies speciaal onderwijs

Artikel

268

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

Artikel

269

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

§

4

Overgangsrecht directies speciale scholen voor basisonderwijs en afdelingen van speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel

270

Normfuncties directies speciale scholen voor basisonderwijs en daaraan verbonden afdelingen in het schooljaar 1998–1999, normfunctie adjunct-directeur afdelingen met ingang van schooljaar 1999–2000 en vaststelling Y van speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel

271

Wijziging maximumschaal en behoud vastgesteld salarisuitzicht directies

Titel

3

Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

§

1

Algemene bepalingen overgangsrecht

Artikel

272

Vermindering fictieve extra taakomvang

Artikel

273

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

Artikel

274

Aanspraak hogere vaststelling salaris en aanspraak toelage bij benoeming op of na 1 januari 2000

§

2

Overgangsrecht leraren basisonderwijs

Artikel

275

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

§

3

Overgangsrecht leraren aan scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en deel II van de W.V.O.

Artikel

276

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

§

4

Overgangsrecht leraren speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel

277

Behoud van vastgesteld uitzicht leraren speciale scholen voor basisonderwijs

Titel

4

Overgangsrecht formatie en salariëring onderwijsondersteunend en beheerspersoneel

§

1

Algemeen

Artikel

278

Behoud overgangsrecht 30 april 1987

Artikel

279

Salarisaanspraak per 1 januari 2000

§

2

Instellingen voor basisonderwijs

Artikel

280

Behoud van vastgesteld uitzicht

§

3

Scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en deel II van de W.V.O.

Artikel

281

Behoud van vastgesteld uitzicht

§

4

Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel

282

Speciale scholen voor basisonderwijs

Titel

5

Wijziging van andere besluiten

Artikel

294

Wijziging van het Besluit van 16 december 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Stb. 715)

Wijzigt het Besluit van 16 december 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Stb. 715).

Titel

6

Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel

296

Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Artikel

297

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit WPO/WEC.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

Bijlage

1A

Salarisschalen met salarisnummers en maandbedragen behorende bij een normbetrekking

0

1252,89

0

1279,21

0

1305,98

1

1305,98

1

1333,66

1

1333,66

2

1358,16

2

1384,03

2

1384,03

3

1384,03

3

1442,11

3

1442,11

4

1479,78

4

1523,34

u4

1412,62

5

1575,98

u5

1442,11

u5

1523,34

6

1626,80

u7

1479,78

u6

1575,98

u8

1626,80

u7

1675,81

u8

1724,82

u10

1771,10

0

1333,66

0

1384,03

0

1479,78

1

1358,16

1

1442,11

1

1523,34

2

1412,62

2

1523,34

2

1626,80

3

1479,78

3

1626,80

3

1724,82

4

1575,98

4

1675,81

4

1771,10

5

1626,80

5

1724,82

5

1818,30

6

1675,81

6

1771,10

6

1864,58

7

1724,82

7

1818,30

7

1909,96

8

1864,58

8

1958,52

u8

1771,10

9

2006,16

u9

1818,30

u9

1909,96

10

2051,99

u11

1864,58

u10

1958,52

0

1675,81

0

1909,96

0

2101,46

1

1724,82

1

2006,16

1

2204,01

2

1818,30

2

2101,46

2

2317,91

3

1909,96

3

2204,01

3

2416,38

4

1958,52

4

2263,46

4

2515,30

5

2006,16

5

2317,91

5

2609,24

6

2051,99

6

2365,10

6

2701,81

7

2101,46

7

2416,38

7

2804,36

8

2151,83

8

2469,02

8

2895,57

9

2204,01

9

2515,30

10

2263,46

10

2560,23

0

2006,16

0

2701,81

0

3282,65

1

2101,46

1

2804,36

1

3379,76

2

2204,01

2

2895,57

2

3475,05

3

2317,91

3

2986,78

3

3570,80

4

2416,38

4

3078,44

4

3662,91

5

2515,30

5

3180,55

5

3760,02

6

2609,24

6

3282,65

6

3855,77

7

2701,81

7

3379,76

7

3947,89

8

2804,36

8

3475,05

8

4043,64

9

2895,57

9

3570,80

9

4163,43

10

2986,78

10

3662,91

10

4221,97

11

3078,44

11

3712,38

12

3180,55

0

3760,02

0

3947,89

0

4282,32

1

3855,77

1

4043,64

1

4402,12

2

3947,89

2

4163,43

2

4522,37

3

4043,64

3

4282,32

3

4641,72

4

4163,43

4

4402,12

4

4767,87

5

4282,32

5

4522,37

5

4898,10

6

4402,12

6

4641,72

6

5031,52

7

4522,37

7

4767,87

7

5191,70

8

4579,55

8

4898,10

8

5357,00

9

5031,52

9

5527,95

0

4641,72

0

5031,52

0

5527,95

1

4767,87

1

5191,70

1

5704,02

2

4898,10

2

5357,00

2

5885,98

3

5031,52

3

5527,95

3

6073,85

4

5191,70

4

5704,02

4

6268,07

5

5357,33

5

5885,98

5

6468,18

6

5527,95

6

6073,85

6

6674,65

7

5704,02

7

6268,07

7

6887,93

8

5885,98

8

6468,18

8

7108,01

9

6073,85

9

6674,65

9

7335,36

Bijlage

1B

Maandsalarissen voor jeugdigen met salarisnummers behorende bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 94 van dit besluit

J15

626,67

J15

639,83

J16

626,67

J16

639,83

J16

652,99

J17

626,67

J17

639,83

J17

652,99

J17

667,06

J17

692,01

J18

751,91

J18

767,34

J18

783,68

J18

800,01

J18

830,42

J19

877,16

J19

895,31

J19

914,37

J19

933,43

J20

1002,40

J20

1023,27

J20

1044,60

J20

1066,84

J21

1127,64

J21

1151,24

J21

1175,29

J21

1200,25

Bijlage

1C

Maximumsalarisbedragen per maand bij een normbetrekking, bedoeld in de titels 1, 2 en 3 van dit besluit respectievelijk de titel Algemeen overgangsrecht salarissen, de titel Overgangsrecht directies en de titel Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

10

10

2986,78

10

11

3078,44

10

12

3180,55

11

6

3282,65

11

7

3379,76

11

8

3475,05

11

9

3570,80

11

10

3662,91

12

3

3760,02

12

4

3855,77

12

5

3947,89

12

6

4043,64

12

7

4163,43

13

5

4282,32

13

6

4402,12

13

7

4522,37

14

6

4639,90

14

7

4760,15

14

8

4887,67

15

6

5025,16

15

7

5159,48

15

8

5294,71

16

6

5453,98

16

7

5610,99

16

8

5769,36

17

6

5928,64

17

7

6087,01

17

8

6245,83

18

6

6439,14

18

7

6630,64

18

8

6822,59

B. gegarandeerde schaal

schaal

bedrag

11

3712,38

12

4221,97

13

4579,55

14

5031,52

15

5527,95

16

6073,85

17

6674,65

18

7335,36

Bijlage

1D

Begintrajecten met salarisbedragen bij normbetrekking per maand voor de salarisvaststelling van functies als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 van dit besluit

3

2006,16

2

2081,49

2

2093,74

4

2040,20

3

2115,52

3

2184,04

5

2074,68

4

2164,08

4

2295,67

6

2108,26

5

2198,11

5

2370,09

7

2142,30

6

2253,02

6

2392,33

8

2178,15

7

2288,87

7

2487,62

9

2198,11

8

2320,63

8

2523,47

10

2216,26

9

2356,48

9

2590,18

11

2235,32

10

2395,05

10

2659,15

12

2260,73

11

2416,38

11

2751,72

13

2283,88

12

2471,74

12

2842,03

14

2309,29

13

2494,43

13

2917,81

15

2331,07

14

2517,12

14

3009,02

16

2355,12

15

2540,26

17

2392,33

16

2560,23

Bijlage

1F

Bevattende aanlooptraject voor functies in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van dit besluit

1

1180,40

Minimumloon

2

1216,58

Bijlage

1G

Maandsalaris voor de salarisvaststelling van de functie leraar in opleiding (LIO)

Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een:

– basisschool bedraagt bij een normbetrekking 1003,18 euro;

– speciale school voor basisonderwijs, aan een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel aan een school of instelling voor speciaal en voortgezet onderwijs, bedraagt bij een normbetrekking 1040,75 euro.

Bijlage

1H

Tabellen waarmee het laatstgenoten salaris wordt vastgesteld voor betrokkenen die voor 1-1-00 voor het laatst in het primair onderwijs werkzaam zijn geweest. Zie voor meer informatie publicatie PO/PJ-15 363 (Salarisvaststelling herintreders) van 29 mei 1998, gepubliceerd in Gele katern van Uitleg nr. 15

Schaal 9

1479,78

6.0

3

1523,34

6.1

1

3

1626,80

6.2

2

3

1724,82

6.3

3

4

1771,10

6.4

4

5

1818,30

6.5

7.2

5

6

1864,58

6.6

6

7

1909,96

6.7

7.3

7.3

8

1958,52

6.8

7.4

7.4

9

2006,16

6.9

7.5

7.5

10

2051,99

6.10

7.6

7.6

11

2101,46

7.7

7.7

12

2151,83

7.8

7.8

13

2204,01

7.9

7.9

14

2263,46

7.10

7.10

15

2317,91

8.5

8.5

16

2365,10

8.6

8.6

17

2416,38

8.7

8.7

8.7

2469,02

8.8

8.8

8.8

2515,30

8.9

8.9

8.9

2560,23

8.10

8.10

8.10

2560,23

8.10

8.10

8.10

2560,23

8.10

8.10

8.10

2609,24

9.5

9.5

9.5

2701,81

9.6

9.6

9.6

2804,36

9.7

9.7

9.7

2895,57

9.8

9.8

9.8

Schaal 10

1675,81

7.0

2

1724,82

7.1

1

2

1818,30

7.2

2

3

1909,96

7.3

3

4

1958,52

7.4

4

5

2006,16

7.5

8.1

5

6

2051,99

7.6

6

7

2101,46

7.7

8.2

8.2

8

2151,83

7.8

8

2204,01

7.9

8.3

8.3

9

2263,46

7.10

8.4

8.4

10

2317,91

8.5

8.5

11

2365,10

8.6

8.6

12

2416,38

8.7

8.7

13

2469,02

8.8

8.8

14

2515,30

8.9

8.9

15

2560,23

8.10

8.10

16

2609,24

9.5

9.5

9.5

2701,81

9.6

9.6

9.6

2804,36

9.7

9.7

9.7

2895,57

9.8

9.8

9.8

2895,57

9.8

9.8

9.8

2895,57

9.8

9.8

9.8

2986,78

10.10

10.10

10.10

3078,44

10.11

10.11

10.11

3180,55

10.12

10.12

10.12

Schaal 11

1909,96

8.0

1

2

2006,16

8.1

2

3

2101,46

8.2

3

4

2204,01

8.3

4

5

2263,46

8.4

5

6

2317,91

8.5

9.2

9.2

7

2365,10

8.6

7

2416,38

8.7

9.3

9.3

8

2469,02

8.8

9

2515,30

8.9

9.4

9.4

9

2560,23

8.10

9

2609,24

9.5

9.5

10

2701,81

9.6

9.6

11

2804,36

9.7

9.7

12

2895,57

9.8

9.8

13

2986,78

10.10

10.10

14

3078,44

10.11

10.11

10.11

3180,55

10.12

10.12

10.12

3180,55

10.12

10.12

10.12

3180,55

10.12

10.12

10.12

3282,65

11.6

11.6

11.6

3379,76

11.7

11.7

11.7

3475,05

11.8

11.8

11.8

3570,80

11.9

11.9

11.9

3662,91

11.10

11.10

11.10

3712,38

11.11

11.11

11.11

Bijlage

2

Toelagen en kortingen

Onderdeel 1: Minimumloon per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 98 van dit besluit.

23 jaar of ouder

1180,40

22 jaar

1003,30

21 jaar

885,70

20 jaar

735,90

19 jaar

619,70

18 jaar

537,00

17 jaar

466,20

16 jaar

407,20

15 jaar

354,10

Onderdeel 2: Minimum vakantie-uitkering per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 75, derde lid, van dit besluit.

22 jaar of ouder

124,24

21 jaar

111,82

20 jaar

99,39

19 jaar

86,97

18 jaar

74,54

17 jaar

62,12

16 jaar

62,12

15 jaar

62,12

Onderdeel 3: E.H.B.O-toelage, bedoeld in artikel 115 van dit besluit: 8,26 euro per maand.

Onderdeel 4: Toelagen schoolleiding basisscholen, bedoeld in artikel 140, eerste lid, van dit besluit

Directeur

10

120,25

11

48,10

Adjunct-directeur

9

48,10

10

48,10

Onderdeel 5: toelage, bedoeld in artikel 140, tweede en derde lid, van dit besluit 96,20 euro per maand, met uitzondering van de toelage voor de adjunct directeur met een maximumschaal 9 (y ≥ 200 leerlingen) waarvoor de toelage gerekend vanaf 1 januari 2001 rekeninghoudend met loonpeil 1 maart 2001 98,47 euro per maand bedraagt.

Onderdeel 6: Uitlooptoeslag per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 273 van dit besluit.

schaal 9

25,87

schaal 10

22,69

schaal 11

41,29

schaal 12

20,42

Bijlage

3

Bevattende bedragen met betrekking tot de tegemoetkoming in de verhuiskosten en enkele andere bedragen zoals aangegeven in titel 7 van hoofdstuk 1 van dit besluit

1.

Artikel 55, eerste lid, onder a,

kosten transport

1972,13

2.

Artikel 55, eerste lid, onder b,

andere kosten voortvloeiende uit de verhuizing

1 woon/slaapvertrek 6% (minimaal 910,00)

2 woon/slaapvertrekken 9% (minimaal 1365,00)

3 of meer woon/slaapvertrekken 12% (minimaal 1820,00) van de berekeningsbasis (bruto jaarsalaris en vakantie-uitkering) met een maximum van 5460,00.

3.

Artikel 62, eerste lid,

maximale reiskostenvergoeding per schooljaar

2097,83

4.

Artikel 63, tweede lid,

maximale tegemoetkoming in pensionkosten per maand

333,98

Bijlage

4

Overzicht tegemoetkoming reiskosten per maand, bedoeld in de artikelen 59, tweede lid, en 62, tweede lid, van dit besluit

1

2

3

4 of meer

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

3

2,10

2,10

4,71

4,71

6,81

6,81

6,81

6,81

4

6,28

6,28

12,57

12,57

18,86

18,86

20,43

20,43

5

9,43

9,43

19,38

19,38

28,81

28,81

33,00

33,00

6

13,62

9,43

27,24

19,38

40,86

28,81

47,67

33,00

7

17,81

9,43

35,10

19,38

52,91

28,81

62,86

33,00

8

21,48

9,43

42,95

19,38

64,43

28,81

77,52

33,00

9

25,14

9,43

49,76

19,38

74,91

28,81

90,10

33,00

10

28,81

9,43

57,62

19,38

86,95

28,81

105,29

33,00

11

34,57

9,43

69,14

19,38

103,72

28,81

126,24

33,00

12

34,57

9,43

69,14

19,38

103,72

28,81

126,24

33,00

13

41,38

9,43

82,76

19,38

124,15

28,81

151,91

33,00

14

41,38

9,43

82,76

19,38

124,15

28,81

151,91

33,00

15

48,71

9,43

97,43

19,38

146,14

28,81

179,14

33,00

16

48,71

9,43

97,43

19,38

146,14

28,81

179,14

33,00

17

55,52

9,43

111,05

19,38

166,57

28,81

204,81

33,00

18

55,52

9,43

111,05

19,38

166,57

28,81

204,81

33,00

19

62,86

9,43

125,72

19,38

188,57

28,81

232,58

33,00

20

62,86

9,43

125,72

19,38

188,57

28,81

232,58

33,00

21

69,67

9,43

139,33

19,38

209,00

28,81

245,67

33,00

22

69,67

9,43

139,33

19,38

209,00

28,81

245,67

33,00

23

75,43

9,43

150,86

19,38

226,29

28,81

245,67

33,00

24

75,43

9,43

150,86

19,38

226,29

28,81

245,67

33,00

25

82,24

9,43

164,48

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

26

82,24

9,43

164,48

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

27

89,05

9,43

178,10

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

28

89,05

9,43

178,10

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

29

94,81

9,43

189,62

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

30

94,81

9,43

189,62

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

31

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

32

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

33

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

34

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

35

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

36

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

37

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

38

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

39

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

40

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

41

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

42

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

43

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

44

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

45

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

46

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

47

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

48

130,95

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

of meer

Richtlijnen bedoeld in artikel 59, derde lid, van dit besluit.

Indien binnen 1 betrekking:

1. in een maand per week niet hetzelfde aantal dagen wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw, wordt voor het aantal reisdagen per week uitgegaan van het gemiddelde aantal dagen waarop in die maand per week is gereisd. Het gemiddeld aantal reisdagen per week is het aantal reisdagen per maand x 3/13. Het aldus gevonden gemiddelde wordt rekenkundig afgerond op gehele dagen;

2. in een maand gemiddeld minder dan één keer per week wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw bedraagt de tegemoetkoming in reiskosten per dag waarop naar dit gebouw moet worden gereisd, het bedrag als aangegeven bij 1 reisdag, gedeeld door 4,33, onverminderd het bepaalde in artikel 59;

3. door betrokkene niet op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerdere gebouwen die zijn gelegen binnen hetzelfde zonegebied, wordt het aantal reisdagen per week bepaald op de som van de reisdagen per week naar deze gebouwen;

4. door betrokkene op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerdere gebouwen die zijn gelegen binnen hetzelfde zonegebied, wordt de in artikel 59, eerste lid, bedoelde tegemoetkoming, in afwijking van het gestelde in het tweede lid, vastgesteld op de helft van het bedrag dat op grond van het bepaalde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen de woning van de betrokkene en het eerste gebouw waar door betrokkene op deze dag moet worden gewerkt, vermeerderd met de helft van het bedrag dat overeenkomstig het gestelde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen het laatste gebouw waar door betrokkene op die dag is gewerkt en zijn woning. De som van het aantal reisdagen mag niet meer bedragen dan 4. Aan de betrokkene die voor de reizen die op bedoelde dag zijn gemaakt, wordt in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming een tegemoetkoming in die kosten verleend welke gelijk is aan het bedrag van de noodzakelijk te maken reiskosten tussen deze gebouwen;

5. het niet mogelijk is het (totaal) aantal zones vast te stellen van de reisafstand (enkele reis) tussen de woning en een gebouw en/of het gebouw niet is gelegen in een zonegebied, dient over het traject dat niet is gelegen in een zonegebied het aantal zones te worden vastgesteld door de reisafstand in kilometers (enkele reis) over dit traject te delen door vier en de uitkomst rekenkundig af te ronden. Het aldus berekende aantal zones over bedoeld traject dient, voor zover van toepassing, te worden opgeteld bij het aantal zones behorend bij de resterende reisafstand tussen de woning en het gebouw waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht.

Bijlage

5

Percentages wegens genot van verstrekkingen aangevuld met maximum inhoudingsbedragen, bedoeld in artikel 99 van dit besluit

a.

woning

12%

b.

verwarming van de woning

2,4%

44,00

c.

energie

0,9%

16,24

d.

elektrische energie; anders dan voor

verwarming van de woning en voor

kookdoeleinden

0,9%

13,62

e.

leidingwater

0,4%

10,48

f.

inwoning

8%

161,86

g.

kost

12%

173,38

h.

vermindering van het bedrag dat voor kost

verschuldigd zou zijn, bedoeld in het vierde lid: per dag

4,06

Bijlage

12-1

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

Taakkarakteristiek normfuncties directie basisonderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a.

    het geven van leiding aan de instelling;

  • b.

    het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c.

    het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de instelling;

  • d.

    het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de instelling;

  • e.

    het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f.

    het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R1 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar basisonderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g.

    al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 10 tot en met 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 133.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 9 tot en met 11 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 135.

Bijlage

12-2

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

Taakkarakteristiek normfuncties directie speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a.

    het geven van leiding aan de instelling;

  • b.

    het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c.

    het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de instelling;

  • d.

    het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid aan de instelling;

  • e.

    het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f.

    het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R2 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar speciaal en voortgezet onderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g.

    al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR:

– leidt de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 161 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

– is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 11 of 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 145.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 10 of 11 van toepassing, als is aangegeven in artikel 146.

Bijlage

13-1

bij titel 13 van hoofdstuk 1.

Taakkarakteristiek normfunctie leraar basisonderwijs

De functie van leraar omvat:

  • a.

    het geven van onderwijs alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan;

  • b.

    algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

    • 1.

      het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2.

      het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3.

      het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4.

      het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5.

      het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Voor een leraar aan een basisschool geldt maximumschaal 9 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder a.

Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt maximumschaal 10 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder b.

Bijlage

13-2

bij titel 13 van hoofdstuk 1.

Taakkarakteristiek normfunctie leraar speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (schaal 10)

De functie van leraar omvat:

  • a.

    het geven van onderwijs waaronder het geven van ambulante begeleiding, bedoeld in artikel 1 van het Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517) alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden;

  • b.

    algemene werkzaamheden die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals

    • 1.

      het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2.

      het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3.

      het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4.

      het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5.

      het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Bijlage

14-1

bij titel 14 van hoofdstuk 1.

Normfuncties, taakkarakteristieken, benoemingsvereisten en maximumschalen bij scholen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als aangegeven in paragraaf 3 van titel 14 van hoofdstuk 1.

1

Normfuncties met bijbehorende functietypering en maximumschaal, als aangegeven in artikel 185

1. a Administratief Medewerker verricht:

a. type-werkzaamheden en overige administratieve werkzaamheden;

3

b. financieel administratieve werkzaamheden;

c. werkzaamheden ten behoeve van de leerlingenadministratie.

1. b Administratief Medewerker verricht:

a. bovengenoemde werkzaamheden;

4

b. bovendien worden die werkzaamheden uitgebreid met: – secretariaatswerkzaamheden en/of – eenvoudige financieel/cijfermatige administratieve taken en/of – taken die een specifieke kennis vereisen i.v.m. de soort (v)so-school.

2. Psychologische Assistent

Verricht werkzaamheden met betrekking tot het afnemen van psychologische testen en verzorgt de administratieve (type)verwerking van de gegevens.

4

3. Conciërge

Verricht huishoudelijke diensten, kleine onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan gebouwen, terreinen en inventaris.

3

4. Technisch-assistent

Verricht onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de praktijklessen.

5

5a. Klassenassistent

Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein

3

5b. Klassenassistent

Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein, alsmede eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken

4

5c. Onderwijs-assistent

a. het ondersteunen van de leraar in de onderbouw op zijn aanwijzingen bij het verrichten van eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken;

4

b. het begeleiden van leerlingen bij verwerving van vaardigheden;

c. het leveren van een praktische organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement;

d. het verrichten van overige werkzaamheden die verband houden met de functie.

6. Instructeur mobiliteit

Verricht werkzaamheden die er op gericht zijn om de blinde leerling zich zo volwaardig en zelfstandig mogelijk te leren bewegen zowel in de school- als in de thuissituatie, als in het maatschappelijk verkeer.

7

7. Speltherapeut/creatief therapeut

Stelt aan de hand van de hulpvraag, die voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is verkregen door bestudering van de gegevens van de commissie van onderzoek, behandelingsplannen op met als doel veranderingsprocessen en/of ontwikkelingsprocessen in het gedrag en/of emotie op gang te brengen.

7

8. Ergotherapeut

Verricht werkzaamheden die tot doel hebben de Leerling in staat te stellen optimaal te functioneren in school-, leef- en woonomstandigheden.

8

9. Fysiotherapeut

Stelt een therapeutisch plan op ten behoeve van verbeteren c.q. handhaven van het motorisch functioneren van de leerlingen, verricht de op de specifieke handicap gerichte therapieën.

8

10. Logopedist/akoepedist

Stelt aan de hand van de hulpvraag en voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs door bestudering van de gegevens van de commissie van onderzoek een therapeutisch plan op en voert het plan uit.

8

11. Maatschappelijk deskundige

Maakt indien het een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft deel uit van de commissie van onderzoek en verricht werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing in de school. Verricht tevens werkzaamheden die gericht zijn op het onderzoeken van en het oplossen van problemen met betrekking tot sociale relaties van het kind thuis, in de school en in het maatschappelijk verkeer in het algemeen.

8

12. Orthopedagoog/psycholoog

Maakt indien het een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft deel uit van de commissie van onderzoek. Verricht tevens werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerlingen in de school en in die niveaugroep die de leerlingen de meest optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

11

13. Audioloog

Verricht, vanuit de specifieke deskundigheid (onder andere het interpreteren van de meetresultaten), werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerling in de school en in die niveaugroep die de leerling een optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

11

14. Medisch specialist

Verricht vanuit de medische optiek werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerling in de school en in die niveaugroep die de leerlingen een optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

13

15. Technicus

Verricht onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan apparatuur en hulpmiddelen

4

2

Benoemingsvereisten als bedoeld in artikel 185

Ergotherapeut

De bevoegdheid tot het voeren van de titel van ergotherapeut.

Fysiotherapeut

Inschrijving in het overeenkomstig artikel 3, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingestelde register van fysiotherapeuten.

Logopedist/akoepedist

De bevoegdheid tot het voeren van de titel van logopedist.

Maatschappelijk deskundige

H.b.o.-opleiding maatschappelijk werk of een door Onze minister aangewezen diploma.

Orthopedagoog

Academisch gevormd met specialisatie in de Orthopedagogische richting.

Psycholoog

Academisch gevormd met specialisatie jeugd- en Kinderpsychologische richting.

Speltherapeut/Creatief therapeut

Relevante opleiding op h.b.o.-niveau.