Wet van 15 oktober 1964, houdende regelen met betrekking tot de geneeskundige verzorging door middel van ziekenfondsverzekering
Ziekenfondswet
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen met betrekking tot de geneeskundige verzorging door middel van ziekenfondsverzekering;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan, bij deze:
Hoofdstuk
I
Algemene bepalingen
Artikel
1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
b.
het College zorgverzekeringen: het college, genoemd in artikel 1a,
c.
het College toezicht: het college, genoemd in artikel 1u,
d.
ziekenfonds: een rechtspersoon, toegelaten overeenkomstig artikel 34,
particuliere ziektekostenverzekering: een overeenkomst van directe verzekering die strekt tot vergoeding van kosten van geneeskundige hulp, met uitzondering van overeenkomsten van arbeidsongeschiktheidsverzekering, overeenkomsten van ongevallenverzekering, overeenkomsten van reisverzekering en andere overeenkomsten van verzekering waarbij kosten van geneeskundige hulp uitsluitend aanvullend worden gedekt,
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
a.
echtgenoot: geregistreerde partner;
b.
echtgenoten: geregistreerde partners;
c.
gehuwd: als partner geregistreerd;
d.
gehuwde: als partner geregistreerde.
3
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
4
Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5
Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a.
zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b.
uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c.
zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d.
zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
6
Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
7
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.
Hoofdstuk
IA
Het College voor zorgverzekeringen
Artikel
1a
1
Er is een College voor zorgverzekeringen, dat rechtspersoonlijkheid bezit. Het College zorgverzekeringen is gevestigd in een door Onze Minister te bepalen plaats.
Het College zorgverzekeringen wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.
Artikel
1b
1
Het College zorgverzekeringen bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste negen leden, onder wie de voorzitter.
2
Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de overige leden. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van het College zorgverzekeringen alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Van een besluit tot benoeming, schorsing of ontslag wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
3
Het lidmaatschap van het College zorgverzekeringen is onverenigbaar met het lidmaatschap van het College toezicht. Bij ministeriële regeling kunnen andere functies of werkzaamheden worden aangewezen, die niet verenigbaar zijn met het lidmaatschap van het College zorgverzekeringen.
4
Bij de samenstelling van het College zorgverzekeringen wordt gestreefd naar evenredige deelneming van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen.
5
De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar.
Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
6
Het lidmaatschap eindigt tussentijds door overlijden, ontslag op eigen verzoek of ontslag om zwaarwichtige redenen door Onze Minister.
7
Bij ministeriële regeling worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van het College zorgverzekeringen en leden van commissies vastgesteld en kunnen nadere regels over hun rechtspositie worden vastgesteld.
Artikel
1c
1
Het College zorgverzekeringen stelt een bestuursreglement vast. Daarin worden in ieder geval regels gesteld omtrent de wijze waarop besluiten worden voorbereid, genomen en uitgevoerd, alsmede omtrent de wijze waarop afspraken over samenwerking met het College toezicht tot stand komen ten aanzien van aangelegenheden die het College zorgverzekeringen en het College toezicht beide aangaan.
2
In het bestuursreglement kan het College zorgverzekeringen voorzien in de instelling van commissies. In commissies kunnen personen deelnemen die geen lid van het College zorgverzekeringen zijn. In het reglement worden regels gesteld over de samenstelling en taken van de ingestelde commissies.
3
Vergaderingen van het College zorgverzekeringen en van commissies zijn openbaar, behoudens voor zover in het bestuursreglement anders is bepaald.
4
Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel
1d
1
Het College zorgverzekeringen benoemt, schorst en ontslaat het personeel.
2
Het College zorgverzekeringen stelt met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van het personeel regels vast.
Artikel
1e
Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister een werkprogramma voor het volgende kalenderjaar. Het werkprogramma behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister zendt het werkprogramma aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het werkprogramma algemeen verkrijgbaar.
Artikel
1f
Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister een begroting van zijn beheerskosten voor het volgende kalenderjaar, alsmede een meerjarenraming. De begroting en de meerjarenraming behoeven de instemming van Onze Minister.
Artikel
1g
Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister een verslag van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder, alsmede gegevens omtrent de uitvoering van het werkprogramma in het afgelopen kalenderjaar. Onze Minister zendt het verslag aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het verslag algemeen verkrijgbaar.
Artikel
1h
1
Het College zorgverzekeringen brengt jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister een financieel verslag over zijn beheerskosten over het afgelopen kalenderjaar uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van de ontvangsten en uitgaven, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede van een rapport van de accountant over de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer.
2
Het financieel verslag behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister zendt het financieel verslag aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het financieel verslag algemeen verkrijgbaar.
Artikel
1i
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inrichting van de begroting, het financieel verslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.
Artikel
1j
De beheerskosten van het College zorgverzekeringen worden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels tot ten hoogste de in de begroting aangegeven bedragen gedekt uit de Algemene Kas en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
Artikel
1k
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de werkwijze en de uitoefening van de taken van het College zorgverzekeringen.
Artikel
1l
1
Een besluit van het College zorgverzekeringen kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2
Van een besluit tot vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Het College zorgverzekeringen geeft aan de uitvoeringsorganen en aan de rechtspersonen, bedoeld in artikel 14 van deze wet en artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, aan personen en instellingen die vormen van hulp of zorg verlenen, alsmede op verzoek van Onze Minister aan verzekerden voorlichting over het beleid op het terrein van de ziektekostenverzekeringen.
Artikel
1n
1
Het College zorgverzekeringen rapporteert desgevraagd aan Onze Minister omtrent de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid op het terrein van de ziekenfondsverzekering of de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
2
Het College zorgverzekeringen signaleert gevraagd en ongevraagd aan Onze Minister feitelijke ontwikkelingen op het terrein van de ziekenfondsverzekering of de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
Artikel
1o
1
Het College zorgverzekeringen bevordert de afstemming van de uitvoering van:
a.
de ziekenfondsverzekering en de algemene verzekering bijzondere ziektekosten,
b.
de ziekenfondszekering met de uitvoering van de algemene verzekering bijzondere ziektekosten,
c.
de ziekenfondsverzekering en de algemene verzekering bijzondere ziektekosten met de uitvoering van het beleid op andere terreinen van de volksgezondheid, en
d.
de ziekenfondsverzekering en de algemene verzekering bijzondere ziektekosten met de uitvoering van het beleid op andere terreinen van sociale zekerheid.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het College zorgverzekeringen ten laste van de Algemene Kas dan wel ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt:
a.
voor voorzieningen, ten aanzien waarvan het voornemen bestaat deze te doen opnemen in de aanspraken ingevolge deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b.
voor voorzieningen die aan verzekerden ingevolge deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden geboden in plaats van een voorziening waarop ingevolge die wetten aanspraak bestaat;
c.
voor activiteiten welke ten doel hebben verbetering van de zorgverlening te bevorderen;
d.
ten behoeve van verzekerden ingevolge deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten om hen de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak ingevolge die wetten zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven;
voor andere bij die regeling aan te wijzen doeleinden, verband houdende met de verzekering ingevolge deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de volksgezondheid in het algemeen.
2
In een regeling als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat daarbij aan te wijzen bevoegdheden met betrekking tot de verstrekking van subsidies worden uitgeoefend door een of meer door het College zorgverzekeringen aan te wijzen rechtspersonen als bedoeld in artikel 14 van deze wet of artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
3
In een regeling als bedoeld in het eerste lid kan aan het College zorgverzekeringen worden opgedragen nadere regels te stellen. De nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het belang van de volksgezondheid.
4
Onze Minister kan jaarlijks voor een categorie van subsidies het subsidieplafond voor het komende jaar bekendmaken.
Het College zorgverzekeringen is belast met het beheer van de Algemene Kas.
3
De middelen van de Algemene Kas worden aangewend:
a.
ten behoeve van gehele of gedeeltelijke dekking van de kosten van de ziekenfondsverzekering;
b.
ten behoeve van uitgaven voor de ziekenfondsverzekering, voortvloeiende uit enige andere wettelijke regeling of uit overeenkomsten;
c.
ten behoeve van het verstrekken van subsidies als bedoeld in artikel 1p;
d.
ten behoeve van het vormen van een reserve, overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
4
Indien personen onder de werking van deze wet vallen, op wie de regeling van artikel 415 van het Wetboek van Koophandel van toepassing is, en krachtens artikel 5, eerste lid, een ziekenfonds wordt aangewezen, waarbij bedoelde personen zich bij uitsluiting aanmelden, wordt bij algemene maatregel van bestuur een afzonderlijke kas ingesteld, waarin de gelden worden gestort, welke zijn opgebracht voor bij dit ziekenfonds verzekerde personen. Bij of krachtens die algemene maatregel worden regelen gesteld omtrent het beheer, de verantwoording, de verslaglegging en de rekenplichtigheid aan Onze Minister alsmede omtrent de aanwending van de middelen van de in de eerste volzin bedoelde kas.
Artikel
1r
1
Het College zorgverzekeringen houdt de financiële middelen die deel uitmaken van de Algemene Kas, in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën.
2
Het College zorgverzekeringen kan, voor de uitvoering van zijn wettelijke taken, beschikken over de financiële middelen die hij in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën houdt.
3
In afwijking van het eerste lid kan het College zorgverzekeringen een deel van de in het eerste lid bedoelde financiële middelen buiten de in het eerste lid bedoelde rekening-courant houden.
4
Onze Minister van Financiën stelt in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met het College zorgverzekeringen, de omvang van het in het derde lid bedoelde deel van de financiële middelen vast.
5
Bij een tekort aan financiële middelen maakt het College zorgverzekeringen gebruik van de kredietfaciliteiten die door Onze Minister van Financiën worden verleend.
6
Onze Minister van Financiën informeert dagelijks het College zorgverzekeringen ten aanzien van de rekening-courant, in elk geval met betrekking tot:
a.
de slotstanden per dag;
b.
alle dagelijks geboekte mutaties of transacties in de rekening-courant.
7
Het College zorgverzekeringen informeert Onze Minister van Financiën ten aanzien van de rekening-courant in elk geval met betrekking tot de prognoses van de saldi van de rekening-courant.
8
Onze Minister van Financiën brengt voor het beheer van de rekening-courant geen kosten in rekening.
9
Onze Minister van Financiën stelt in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met het College zorgverzekeringen, regels omtrent de rente die over de saldi van de in het eerste lid bedoelde rekening-courant wordt vergoed onderscheidenlijk in rekening wordt gebracht.
10
Onze Minister van Financiën kan in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met het College zorgverzekeringen, regels stellen omtrent het eerste, zesde en zevende lid.
Artikel
1s
1
Het College zorgverzekeringen zendt met betrekking tot de Algemene Kas en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten jaarlijks voor 31 december aan Onze Minister een financieel verslag over de uitgaven en ontvangsten in het voorafgaande kalenderjaar en de toestand van die kas en dat fonds per 31 december van dat jaar. Artikel 1i is van overeenkomstige toepassing.
een verklaring van de accountant over de rechtmatigheid van het beheer met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten van de Algemene Kas en van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten;
c.
een rapport van de accountant over de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financieel beheer;
d.
een rapport over de mate waarin de uitgaven en ontvangsten van de Algemene Kas en van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten zijn gedekt door rechtmatigheidsverklaringen of rechtmatigheidsrapportages van derden.
3
Het financieel verslag behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister zendt het financieel verslag aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het financieel verslag algemeen verkrijgbaar.
4
Het College zorgverzekeringen rapporteert Onze Minister gevraagd en ongevraagd omtrent:
a.
de benodigde omvang van de ten laste van de Algemene Kas en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten besteedbare middelen voor de ziekenfondsverzekering onderscheidenlijk de algemene verzekering bijzondere ziektekosten;
Het College zorgverzekeringen is tegenover personen of instellingen, die terzake van aan verzekerden verleende verstrekkingen op grond van deze wet vorderingen hebben op een ziekenfonds, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer dat ziekenfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
2
Het Rijk is tegenover het College zorgverzekeringen aansprakelijk voor de betalingen, bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk
IB
Het College van toezicht op de zorgverzekeringen
Artikel
1u
1
Er is een College van toezicht op de zorgverzekeringen, dat rechtspersoonlijkheid bezit. Het College toezicht is gevestigd in een door Onze Minister te bepalen plaats.
2
Het College toezicht is belast met het toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen. Het College toezicht kan bij algemene maatregel van bestuur tevens worden belast met het toezicht op andere organen voor zover deze taken vervullen die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de ziekenfondsverzekering of de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
3
In een krachtens deze wet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet financiering volksverzekeringen of een andere wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan het nemen van een voor de toepassing van die wetten te nemen besluit, voor zover dat voor de goede uitoefening van taken door het College toezicht wenselijk is, worden opgedragen aan het College toezicht.
4
Het College toezicht wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.
Artikel
1v
1
Het College toezicht bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste vijf leden, onder wie de voorzitter.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel
1x1
1
Het College toezicht rapporteert voor 1 november aan Onze Minister en aan het College zorgverzekeringen per uitvoeringsorgaan over de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in het voorafgaande kalenderjaar. Daarbij wordt per uitvoeringsorgaan een verklaring gegeven over de rechtmatigheid van de in de financiële verantwoording over het voorafgaande kalenderjaar door het uitvoeringsorgaan opgenomen posten. Indien het College toezicht uitgaven of besparingen op beheerskosten van een uitvoeringsorgaan als niet verantwoord heeft aangemerkt, vermeldt het dat in zijn verklaring.
2
Het College toezicht zendt voor 1 november aan Onze Minister en aan het College zorgverzekeringen een samenvattend rapport over de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen in het voorafgaande kalenderjaar.
3
Onze Minister zendt het rapport, bedoeld in het tweede lid, tegelijk met het financieel verslag, bedoeld in artikel 1s, aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College toezicht stelt het rapport, bedoeld in het tweede lid, algemeen verkrijgbaar.
4
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inhoud en inrichting van de rapportages, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel
1x2
1
Het College toezicht zendt jaarlijks aan Onze Minister en aan het College zorgverzekeringen rapportages over de resultaten van de door hem uitgevoerde onderzoeken naar de doelmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen.
2
Onze Minister zendt de rapportages, bedoeld in het eerste lid, aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College toezicht stelt de rapportages, bedoeld in het eerste lid, algemeen verkrijgbaar.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inhoud en inrichting van de rapportages, bedoeld in het eerste lid.
Artikel
1x3
1
Het College toezicht maakt, onverminderd zijn bevoegdheid tot eigen onderzoek, zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van door anderen verrichte controles.
2
De uitvoeringsorganen verstrekken desgevraagd aan het College toezicht de informatie over de uitgevoerde werkzaamheden van hen die met de controle zijn belast en lichten hem volledig in over de resultaten van de controle door overlegging van rapporten of op andere door het College toezicht aan te geven wijze.
Artikel
1x4
Het College toezicht stelt naast het in het werkprogramma opgenomen onderzoek, op verzoek van Onze Minister onderzoek in bij uitvoeringsorganen. Het College toezicht kan tevens op verzoek van het College zorgverzekeringen onderzoek bij de uitvoeringsorganen instellen.
Artikel
1x5
1
Het College toezicht adviseert desgevraagd of uit eigen beweging het College zorgverzekeringen over de intrekking van:
Het College toezicht brengt een advies als bedoeld in het eerste lid onverwijld ter kennis van Onze Minister.
Artikel
1x6
Het College toezicht rapporteert desgevraagd aan Onze Minister over de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid in verband met de uitoefening van zijn toezichthoudende taak.
Artikel
1x7
Het College toezicht, onderscheidenlijk het College zorgverzekeringen kan in overeenstemming met het College zorgverzekeringen, onderscheidenlijk het College toezicht regels stellen met betrekking tot:
a.
de administratie en controle door de uitvoeringsorganen,
b.
de inhoud en inrichting van het verslag, bedoeld in artikel 43e en het financieel verslag, bedoeld in artikel 43f,
c.
de aandachtspunten voor de accountantscontrole en de inhoud en inrichting van het rapport, bedoeld in artikel 43f.
Artikel
1x8
1
Het College toezicht kan uit hoofde van zijn toezichthoudende taak een aanwijzing geven aan een uitvoeringsorgaan.
2
Een aanwijzing kan geen betrekking hebben op de besluitvorming betreffende de toekenning van een verstrekking, vergoeding of uitkering aan een verzekerde.
3
Bij de aanwijzing stelt het College toezicht een termijn waarbinnen het uitvoeringsorgaan aan de aanwijzing moet voldoen.
4
Indien het uitvoeringsorgaan niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de aanwijzing voldoet, is het College toezicht bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Artikel
1x9
1
Het College toezicht kan een ziekenfonds geheel of gedeeltelijk onder bewind stellen indien het van oordeel is dat bij het ziekenfonds sprake is van wanbeheer of dat een toestand dreigt te ontstaan waarin het ziekenfonds zijn taak niet naar behoren vervult. De onderbewindstelling beslaat ten hoogste twee jaar en kan telkens met ten hoogste een jaar worden verlengd.
2
Onder onderbewindstelling wordt verstaan het slechts mogen uitoefenen van bevoegdheden met toestemming van een of meer door het College toezicht aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen.
3
Een besluit tot onderbewindstelling of tot verlenging daarvan bevat ten minste:
a.
de tijdstippen waarop het bewind ingaat en eindigt,
b.
de naam van de persoon of personen die het bewind voeren,
c.
een beschrijving van de taken en bevoegdheden van de bewindvoerders,
d.
voor zover het niet betreft alle activiteiten of onderdelen van een ziekenfonds, een aanduiding van de activiteiten of onderdelen van het ziekenfonds waarop de onderbewindstelling betrekking heeft.
4
Het College toezicht brengt een besluit tot onderbewindstelling onverwijld ter kennis van het ziekenfonds, het College zorgverzekeringen en Onze Minister.
5
Het ziekenfonds is verplicht te handelen overeenkomstig de opdrachten van de bewindvoerders.
6
Het College toezicht kan een bewindvoerder tussentijds vervangen.
7
Voor schade ten gevolge van een handeling die is verricht in strijd met het besluit tot onderbewindstelling, is degene die deze handeling als orgaan van het ziekenfonds heeft verricht, persoonlijk aansprakelijk tegenover het ziekenfonds. De vernietigbaarheid van de handeling kan worden ingeroepen door het ziekenfonds, indien de wederpartij wist of daarvan niet onkundig kon zijn, dat deze handeling in strijd was met het besluit tot onderbewindstelling.
8
De kosten die de bewindvoerders maken ter uitvoering van de aan hen opgedragen taken, alsmede het honorarium van de bewindvoerders komen ten laste van het ziekenfonds.
Artikel
1x10
Het College toezicht kan, optredende voor een uitvoeringsorgaan een schadevergoeding vorderen van een bestuurder of gewezen bestuurder voor schade, veroorzaakt door diens nalatigheid of wanbeheer. De voorgaande volzin is ten aanzien van ziekenfondsen eveneens van toepassing ten aanzien van degenen, bedoeld in artikel 1x9, zevende lid, eerste volzin, voor schade als in dat lid bedoeld.
Hoofdstuk
IC
Het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan Onze Minister en aan andere organen
Artikel
1x11
1
Een uitvoeringsorgaan verstrekt op verzoek van het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht, overeenkomstig de daarbij door het desbetreffende college gestelde eisen en binnen de daarbij gestelde termijn, kosteloos alle gegevens en inlichtingen die het desbetreffende college nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.
2
Een uitvoeringsorgaan verleent op verzoek van het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht aan door het desbetreffende college aangewezen personen toegang tot en inzage in alle gegevens die het desbetreffende college nodig acht voor de uitoefening van zijn taak. De aangewezen persoon is bevoegd van de gegevens kopieën te maken.
3
Het eerste en tweede lid zijn tevens van toepassing op een rechtspersoon waaraan een uitvoeringsorgaan een deel van zijn werkzaamheden heeft opgedragen of overgedragen, voor zover het die werkzaamheden betreft.
Artikel
1x12
1
Het College toezicht, onderscheidenlijk het College zorgverzekeringen kan na overleg met het College zorgverzekeringen, onderscheidenlijk het College toezicht regels stellen welke gegevens en inlichtingen regelmatig door de uitvoeringsorganen moeten worden verstrekt. De regels kunnen mede omvatten het tijdstip en de wijze waarop de gegevens en inlichtingen moeten worden verstrekt, alsmede dat een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de juistheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen bevestigt.
2
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke statistische gegevens de uitvoeringsorganen verzamelen betreffende verstrekkingen dan wel vormen van zorg.
Artikel
1x13
1
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wie een uitvoeringsorgaan werkzaamheden verricht of heeft verricht, verstrekt op verzoek van het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht, overeenkomstig de door het desbetreffende college gestelde eisen en binnen de daarbij gestelde termijn, kosteloos alle gegevens en inlichtingen voor zover dat voor de vervulling van de taak van het desbetreffende college strikt noodzakelijk is.
2
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wie een uitvoeringsorgaan werkzaamheden verricht of heeft verricht, verleent op verzoek van het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht aan door het desbetreffende college aangewezen personen toegang tot en inzage in alle gegevens voor zover dat voor de vervulling van de taak van het desbetreffende college strikt noodzakelijk is. De aangewezen persoon is bevoegd van de gegevens kopieën te maken.
Artikel
1x14
1
Indien een uitvoeringsorgaan behoort tot een groep, verstrekt het aan het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht, voor zover dat voor de vervulling van de taak van het desbetreffende college redelijkerwijs noodzakelijk is, op verzoek overeenkomstig de door het desbetreffende college gestelde eisen en binnen de daarbij gestelde termijn, kosteloos alle gegevens en inlichtingen over:
a.
de zeggenschapsstructuur van de groep,
b.
de financiële structuur van de groep,
c.
de inrichting van de administratieve organisatie en interne controle van de groep,
d.
de activiteiten van de leden van de groep,
e.
de personen die het beleid van de groep, of van leden van de groep bepalen of medebepalen en wier beleid uit dien hoofde van belang is voor het uitvoeringsorgaan.
2
Onder de overeenkomstig het eerste lid gestelde voorwaarden verleent het daar bedoelde uitvoeringsorgaan op verzoek van het desbetreffende college aan door dat college aangewezen personen toegang tot en inzage in alle in dat lid bedoelde gegevens. Het uitvoeringsorgaan biedt voorts gelegenheid tot het kopiëren van die gegevens.
3
Gegevens en inlichtingen die ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn verstrekt of verkregen over de groep of de andere leden van de groep worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
4
Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van het eerste of tweede lid enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge het eerste of tweede lid verstrekt of verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitvoering van deze wet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet financiering volksverzekeringen wordt vereist.
5
Het derde en vierde lid laten, ten aanzien van degene op wie het derde lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op het als getuige of deskundige in strafzaken afleggen van een verklaring over gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak.
6
Het derde en vierde lid laten evenzo, ten aanzien van degene op wie het vierde lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van artikel 66 van de Faillissementswet die betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring over gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om gegevens of inlichtingen over een lid van een groep als bedoeld in het eerste lid, die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. Het in de voorgaande volzin bepaalde geldt niet voor gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op leden van een groep, die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging het desbetreffende lid van de groep in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.
7
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht zijn, in afwijking van het derde en vierde lid, bevoegd met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hen ingevolge deze wet opgedragen taak, mededelingen te doen mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke leden van de groep niet zijnde uitvoeringsorganen.
8
Het derde en vierde lid laten onverlet de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ingevolge artikel 59 van de Comptabiliteitswet. De Rekenkamer is bij het doen van mededelingen als bedoeld in artikel 59, elfde tot en met veertiende lid, van de Comptabiliteitswet, verplicht tot geheimhouding voor zover het betreft gegevens en inlichtingen die haar ingevolge de eerste volzin bekend zijn geworden.
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht verstrekken elkaar wederzijds die inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de uit deze wet voortvloeiende taken. Artikel 1x14, derde lid, is daarbij niet van toepassing.
Artikel
1y
1
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen en gegevens.
2
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht verlenen aan door Onze Minister aangewezen personen toegang tot en inzage in alle gegevens die Onze Minister nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.
Artikel
1z
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht verstrekken desgevraagd aan het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg, en aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen en het College sanering ziekenhuisvoorzieningen, bedoeld in de Wet ziekenhuisvoorzieningen, de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De bedoelde colleges kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
de werknemer in de zin van de Ziektewet, wiens loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen in de zin van de Ziektewet, niet meer bedraagt dan f 62 200 per 1 januari 2002: € 30.700,-.per jaar, met dien verstande dat:
1e.
ten aanzien van degene die ingevolge artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, gedurende het eerste jaar voor zover hij recht heeft op een werkloosheidsuitkering berekend naar 70% van het dagloon, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
2e.
ten aanzien van degene die ingevolge artikel 8 of 8c van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
b.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:
–
een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet, tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel
vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en op de laatste dag van de voorafgaande maand verzekerde was;
d.
degene, die behoort tot de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen.
2
Indien bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid, onder d, een groep van personen als verzekerd wordt aangewezen, geldt deze aanwijzing niet voor tot die groep behorende personen, wier loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen, meer bedraagt dan het in het eerste lid, onder a, genoemde bedrag per jaar, herzien overeenkomstig artikel 3a van deze wet. Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid, onder b, bedoelde personen.
3
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden bepaald:
a.
dat daarbij aan te wijzen andere inkomsten voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid als overeengekomen vast loon in geld, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen, zullen gelden;
b.
uit welken hoofde een verzekerde voor de toepassing van deze paragraaf als verzekerde geldt, indien hij op grond van meer dan één bepaling verzekerd is.
4
Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens het tweede lid, wordt:
a.
onder loon verstaan:
-
elke overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde uitkering, welke de verzekerde als vergoeding voor zijn arbeid of gedurende staking van de arbeid van zijn werkgever ontvangt, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen uitkeringen of bestanddelen van zodanige uitkeringen;
een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Ziektewet dan wel een uitkering of bijdrage als bedoeld in artikel 59 van die wet, voor zover die laatstbedoelde uitkering of bijdrage door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als zodanig loon is aangewezen.
het over een of meer gedeelten van een jaar verdiende loon tot jaarloon herleid;
c.
tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van de dienstbetrekking onderscheidenlijk van de uitkering, bijdrage, toeslag of loonsuppletie na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden,
d.
geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, die tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van het genieten van onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet dan wel een publiekrechtelijke regeling inzake onbetaald verlof of ouderschapsverlof;.
e.
geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van een verhindering de arbeid te verrichten wegens ziekte, tenzij de betrokkene ter zake van de verhindering inmiddels een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geniet.
5
Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens het tweede lid wordt het loon, verdiend in een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Ziektewet dan wel artikel 8b van die wet geacht te zijn verdiend in een dienstbetrekking in de zin van die wet.
6
Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, sub 2e, wordt, wanneer uitkering wordt ontvangen op grond van:
Het eerste lid, onder c, is slechts van toepassing indien betrokkene in het tijdvak van vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, tenminste drie jaar verzekerde is geweest. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van personen als bedoeld in het eerste lid, onder c, niet van toepassing is de in de eerste volzin genoemde voorwaarde of de voorwaarde dat zij op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken, verzekerde waren.
8
De voorwaarde dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder b of c, naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is, is niet van toepassing op degene die naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is op het grondgebied van een andere lid-staat van de Europese Gemeenschappen, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten, indien betrokkene met toepassing van de desbetreffende verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk met toepassing van het desbetreffende verdrag recht op verstrekkingen kan doen gelden, welke in beginsel worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering.
9
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van personen, bedoeld in het eerste lid, van de verzekering worden uitgezonderd.
10
Bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid, onder d, kunnen in afwijking van artikel 2 vreemdelingen als verzekerden worden aangewezen, voor zover het betreft:
a.
vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten dan wel hebben verricht;
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, categorieën van personen, behorende tot de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde personen aanwijzen, die, indien zij de wens daartoe te kennen geven, niet verzekerd zijn ingevolge deze wet. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de eerste volzin.
12
Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op degene die uitsluitend vanwege de hoogte van zijn inkomen niet verzekerd is ingevolge artikel 3d. Op degene die in de loop van een kalenderjaar voor het eerst verzekerd is geworden ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is de eerste volzin van toepassing met ingang van 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.
13
Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, sub 1e, worden perioden waarin recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat samengeteld indien het recht op uitkering na gehele eindiging van dat recht herleeft op grond van artikel 21 van die wet. Voor de toepassing van de eerste volzin worden met perioden waarin recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat gelijkgesteld, perioden waarin geen recht bestaat op die uitkering op grond van het feit dat betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt.
Artikel
3a
1
Het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari. Bij die herziening wordt, met inachtneming van het bij en krachtens het tweede lid bepaalde, dit bedrag verhoogd of verlaagd overeenkomstig het procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 juli daaraan voorafgaande en het indexcijfer, dat bij de laatste herziening is gehanteerd.
2
Onder indexcijfer der lonen wordt verstaan het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere uitkeringen, sector particuliere bedrijven, zoals dat op basis van het jaar 1990 wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op de laatste werkdag van elke kalendermaand en voor de eerste maal, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd in het «Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek».
Het in de eerste volzin genoemde jaartal kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd. Bij de eerstvolgende herziening nadat een dergelijke regeling is getroffen, wordt, in afwijking van het eerste lid, het procentuele verschil gehanteerd tussen het indexcijfer der lonen op 31 juli daaraan voorafgaande en het indexcijfer, dat bij de laatste herziening zou zijn gehanteerd, ware de indexcijferreeks reeds op het gewijzigde jaartal gebaseerd.
3
Het op grond van de vorige leden berekende bedrag wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 50.
4
Het overeenkomstig de vorige leden herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, met dien verstande, dat de afronding, bedoeld in het vorige lid, bij de eerstvolgende toepassing van het eerste lid buiten beschouwing blijft.
5
Indien daartoe naar Ons oordeel een bijzondere aanleiding bestaat, kan het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, bij algemene maatregel van bestuur worden herzien. Het ingevolge de vorige volzin herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, met dien verstande, dat de herziening voor de eerstvolgende toepassing van het eerste lid geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden.
6
Indien een herziening als in het vorige lid bedoeld zou samenvallen met een herziening als bedoeld in het eerste lid, blijft laatstbedoelde herziening achterwege.
7
Wanneer een herziening van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, overeenkomstig het bepaalde in de vorige leden er naar Ons oordeel toe zou leiden, dat het aantal verzekerde werknemers in de zin van deze wet beduidend zou toenemen dan wel afnemen, kan:
a.
bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, dat herziening achterwege blijft, of
b.
bij algemene maatregel van bestuur die herziening op zodanige wijze plaatsvinden, dat het bedoelde toenemen dan wel afnemen niet of niet ten volle zal optreden.
degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, indien hij deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de dag waarop zijn recht op die uitkering ingaat, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b;
b.
degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt, wegens het overlijden van een persoon die op de dag van zijn overlijden deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, indien die uitkering met ingang van de eerste dag van de maand van dat overlijden wordt ontvangen;
c.
degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt, indien hij deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de eerste dag van de maand met ingang waarvan de uitkering wordt ontvangen, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b.
2
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, andere categorieën van personen worden aangewezen, op wie artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is.
3
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, categorieën van personen worden aangewezen op wie, indien zij de wens daartoe te kennen geven, artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is. Bij die regeling wordt voorzien in hetgeen verder terzake regeling behoeft.
Artikel
3c
1
Verzekerde is voorts degene van 65 jaar of ouder, die zich daartoe heeft aangemeld bij een ziekenfonds indien hij naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is, en het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan f 39 550 per 1 januari 2002: € 19.550,-.. Bij de aanmelding bij een ziekenfonds overlegt de verzekerde een verklaring van de Sociale verzekeringsbank waaruit blijkt dat het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan het bedrag genoemd in de eerste volzin.
2
De verzekering ingevolge het eerste lid gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag van aanmelding.
3
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan het gecorrigeerde verzamelinkomen, onderscheidenlijk het gecorrigeerde belastbare loon. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welk tijdvak voor de bepaling van het inkomen in aanmerking wordt genomen en worden regels gesteld ter uitvoering van de tweede volzin van het eerste lid.
4
Artikel 3a is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in het eerste lid.
5
Het eerste lid geldt niet voor degene die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, of als gezinslid in de zin van die regeling werd aangemerkt.
indien in het tijdvak loon wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
1°.
bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119 en niet meer dan € 1 605;
2°.
bij loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487;
c.
het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan € 939;
d.
indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan € 119 en met niet meer dan € 1 605;
e.
het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;
f.
het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan € 2 804, verminderd met € 1 036, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van € 2 804 en € 1 036 verhoogd tot € 5 608 respectievelijk € 2 072;
g.
het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Het gecorrigeerde belastbare loon is het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met:
a.
het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
1°.
bij loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119 en niet meer dan € 1 605;
2°.
bij loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487;
b.
de bedragen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen c tot en met g.
9
Voor de toepassing van het eerste lid wordt het inkomen voorts verminderd met € 315.
10
De in het zesde lid, onderdelen c tot en met g, en achtste lid, onderdeel b, bedoelde correctieposten, worden over het tijdvak 2001 voor het geheel in aanmerking genomen, over het tijdvak 2002 voor 2/3 deel en over het tijdvak 2003 voor 1/3 deel.
11
Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:
loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.
12
Onverminderd het bepaalde in het negende lid wordt over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken, in afwijking van het derde lid, onder inkomen verstaan het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met € 487.
13
De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de verzekerde of zijn eventuele echtgenoot, bepaalt op verzoek van de Sociale Verzekeringsbank het inkomen, bedoeld in het derde lid, over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 van de desbetreffende verzekerde of zijn eventuele echtgenoot.
14
De in het dertiende lid bedoelde inspecteur verstrekt de gegevens inzake het inkomen bedoeld in het derde lid over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 aan de Sociale verzekeringsbank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen hiervoor nadere regels worden gesteld.
15
Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand tijdvak, wordt in afwijking van het derde lid uitgegaan van alle inkomsten waarover ingevolge de artikelen 3 en 48 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 inkomstenbelasting verschuldigd is.
De inspecteur van de rijksbelastingdienst verstrekt bij voor bezwaar vatbare beschikking aan de persoon, bedoeld in of krachtens het eerste lid, een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
3
Voor de toepassing van het eerste lid blijven buiten beschouwing wijzigingen in het inkomen die door de inspecteur van de rijksbelastingdienst na 1 oktober worden vastgesteld.
4
Voor de toepassing van het eerste en het derde lid wordt onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in de Hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met de correctieposten bedoeld in artikel 3c, zesde lid, onderdelen a tot en met g, met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt bepaald over welk tijdvak het inkomen in aanmerking wordt genomen en kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.
5
Artikel 3a is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in het eerste lid.
6
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan uitbreiding of beperking worden gegeven aan de in het eerste lid bedoelde verzekering.
Over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in de Hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd voor de tijdvakken 2004 en 2005 met € 1 355; met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
9
Indien het inkomen moet worden bepaald over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan: voor binnenlands belastingplichtigen, het inkomen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de inkomensbelasting 1964 en voor buitenlands belastingplichtigen het binnenlandse inkomen bedoeld in artikel 48, eerste lid, van die wet met dien verstande dat indien de berekening van het inkomen tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
Artikel
3e
1
Verzekerd is degene jonger dan 65 jaar die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en die:
a.
een periodieke uitkering of verstrekking op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting ontvangt, tenzij deze uitkering of verstrekking wordt ontvangen van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, en
b.
medeverzekerd is ingevolge artikel 4, eerste lid, op de dag voorafgaande aan de dag waarop hij niet langer behoort tot het huishouden van de in die bepaling bedoelde verzekerde.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op:
a.
degene die verzekerd is ingevolge het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 of 3d, dan wel die uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de ziekenfondsverzekering geldende loon- of inkomensgrens niet verzekerd is;
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Artikel
4
1
Medeverzekerde is de echtgenote of echtgenoot van de verzekerde, indien deze jonger is dan 65 jaar en behoort tot het huishouden van de verzekerde en de verzekerde als haar of zijn kostwinner is aan te merken.
2
Medeverzekerden zijn voorts de eigen en aangehuwde kinderen en de pleegkinderen van de verzekerde, voor wie de verzekerde als kostwinner is aan te merken en die:
a.
jonger dan 16 jaar zijn en tot zijn huishouden behoren;
b.
jonger dan 16 jaar zijn, niet tot zijn huishouden behoren, en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden;
c.
16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn, wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding, en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden, tenzij het kind studiefinanciering geniet ingevolge de Wet studiefinanciering 2000;
d.
16 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar zijn, ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat zijn om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar buiten staat zijn geweest hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zullen zijn, en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden, tenzij bedoelde kinderen recht hebben op toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
e.
16 jaar of ouder doch jonger dan 18 jaar zijn, werkloos zijn en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden;
f.
18 jaar of ouder, doch jonger dan 21 jaar zijn, na beëindiging van de studie of de beroepsopleiding werkloos zijn, dan wel na vestiging in of terugkeer naar het Rijk werkloos zijn en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden.
3
Medeverzekerd is voorts één eigen of aangehuwd kind dan wel pleegkind van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar van de verzekerde, indien dat tot het huishouden van de verzekerde behoort, de verzekerde als zijn kostwinner is aan te merken en zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van dat huishouden of, mits tot dat huishouden ten minste drie andere kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het medeverzorgen van dat huishouden en dat in belangrijke mate op kosten van de verzekerde wordt onderhouden. De vorige volzin is niet van toepassing ten aanzien van een kind dat ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen.
4
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens dit artikel wordt, indien het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding tijdens de loop van een kalenderkwartaal wordt beëindigd, het kind geacht het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding eerst aan het einde van dat kalenderkwartaal te hebben beëindigd. Indien het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding wordt beëindigd tijdens of bij het begin van een door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie dan wel het onderwijs of de beroepsopleiding wordt afgesloten met een eindexamen dat kort voor het begin van de laatste door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie van het desbetreffende studiejaar wordt afgelegd, wordt het kind geacht het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding eerst te hebben beëindigd aan het einde van het kalenderkwartaal waarin de vakantie eindigt.
5
Voor de toepassing van het tweede lid, onder e, wordt een kind dat de leeftijd van 18 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag van een kalenderkwartaal, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.
6
Voor de toepassing van het tweede lid, onder f, wordt een kind dat de leeftijd van 21 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag van een kalendermaand, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op de eerste dag van de volgende kalendermaand.
7
Een kind als bedoeld in het tweede lid, onder e of f wordt slechts als werkloos aangemerkt, indien en zolang het bij de Centrale organisatie werk en inkomen als werkzoekende is ingeschreven en indien deze inschrijving binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
8
Een kind als bedoeld in het tweede lid, onder f is slechts medeverzekerd zolang het werkloos is, doch ten hoogste gedurende de twee kalenderkwartalen volgende op dat waarin de beëindiging van het onderwijs of de beroepsopleiding heeft plaatsgevonden dan wel volgende op dat waarin de vestiging in of de terugkeer naar het Rijk heeft plaatsgevonden. In afwijking van de vorige volzin is een kind dat het onderwijs of de beroepsopleiding kort voor of met ingang van de zomervakantie heeft beëindigd, slechts medeverzekerd zolang het werkloos is, doch uiterlijk tot 1 januari volgende op die beëindiging.
9
Medeverzekerden zijn bovendien de door Onze Minister aan te wijzen personen als wier kostwinner de verzekerde is aan te merken.
10
Een kind wordt als pleegkind beschouwd, indien het als een eigen kind wordt onderhouden en opgevoed.
11
Onze Minister kan bepalen in welke gevallen:
a.
een kind te wiens aanzien niet wordt voldaan aan het bepaalde in het tiende lid, nochtans met een pleegkind wordt gelijkgesteld;
b.
de echtgenote of echtgenoot van een verzekerde met wie de verzekerde nog niet samenwoont, geacht wordt tot het huishouden van de verzekerde te behoren;
c.
een eigen of aangehuwd kind of pleegkind of een met een pleegkind gelijkgesteld kind geacht wordt tot het huishouden van de verzekerde te behoren.
12
Onze Minister kan regelen stellen, naar welke wordt beoordeeld:
a.
of een kind in belangrijke mate op kosten van de verzekerde wordt onderhouden;
b.
of een kind buiten staat zal zijn om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
c.
of een verzekerde als kostwinner wordt aangemerkt.
13
Voor het vaststellen van de mate, waarin een eigen kind, een aangehuwd kind, een pleegkind dan wel een met een pleegkind gelijkgesteld kind door de verzekerde wordt onderhouden, wordt het inkomen van het kind geacht te zijn aangewend voor het onderhoud van dat kind.
14
Onze Minister kan voorschriften geven ter bepaling van het inkomen van het kind als bedoeld in het dertiende lid. Tevens kan Onze Minister, in afwijking van het dertiende lid, bepalen dat uitkeringen welke aan de verzekerde ten behoeve van het kind worden verstrekt, voor de toepassing van dat lid als inkomen van het kind worden aangemerkt.
15
Onze Minister kan nadere regelen stellen met betrekking tot de toepassing van de voorafgaande leden.
16
In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede, derde en negende lid worden niet als medeverzekerden aangemerkt:
a.
de verzekerde ingevolge het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, eerste lid, of 3d dan wel degene die uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de ziekenfondsverzekering geldende loon- of inkomensgrens niet verzekerd is ingevolge genoemde artikelen dan wel bij of krachtens de artikelen 3, eerste of negende lid, dan wel 3b van de ziekenfondsverzekering is uitgezonderd, tenzij bij of krachtens algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald.
b.
degene, die krachtens zijn arbeidsverhouding deelnemer is in een door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, aan te wijzen publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren.
17
Onze Minister kan bepalen uit welken hoofde een medeverzekerde voor de toepassing van dit hoofdstuk als medeverzekerde geldt, indien hij uit verschillenden hoofde verzekerd is.
De verzekerde, die de aanspraken, welke hem en zijn medeverzekerden ingevolge dit hoofdstuk toekomen, geldend wil maken, meldt zich daartoe aan bij een ziekenfonds, werkende in de gemeente of in het deel van de gemeente waar hij woont, welk ziekenfonds verplicht is hem als zodanig in te schrijven. De verzekerde ingevolge artikel 3d, eerste lid, legt daartoe de verklaring, bedoeld in artikel 3d, tweede lid, over.
Waar iemand woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Het College zorgverzekeringen kan nadere en zonodig afwijkende regelen vaststellen; Onze Minister kan ten aanzien van bepaalde groepen van verzekerden een of meer ziekenfondsen aanwijzen, waarbij deze zich bij uitsluiting aanmelden.
2
Al hetgeen verder de inschrijving als verzekerde betreft wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Daarbij kunnen verplichtingen worden opgelegd aan verzekerden, gewezen verzekerden, alsmede aan hun werkgevers of vroegere werkgevers.
Van degene, die de regelen, bedoeld in het tweede lid, niet naleeft, kan het ziekenfonds een vergoeding vorderen van de deswege geleden schade. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig regelen, te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
5
Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op degene die niet verzekerd is, dan wel anderszins niet voor inschrijving als verzekerde in aanmerking komt en zich niettemin als zodanig heeft doen inschrijven.
6
Tot inschrijving van een persoon, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt door het ziekenfonds slechts overgegaan indien deze persoon op hetzelfde woonadres als de verzekerde aan wiens verzekering de medeverzekering wordt ontleend, is ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie, met uitzondering van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.
Artikel
5a
1
De verzekerde is verplicht desgevraagd aan het ziekenfonds waarbij hij zich aanmeldt onderscheidenlijk waarbij hij is ingeschreven, een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de medeverzekerde die door de verzekerde bij het ziekenfonds wordt aangemeld, onderscheidenlijk waarbij de medeverzekerde is ingeschreven.
3
Het ziekenfonds stelt voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet de identiteit vast van de personen bedoeld in het eerste en tweede lid aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en neemt daarvan aard en nummer op in de administratie.
Het beding, waarbij een verzekerde zich tegenover zijn werkgever verbindt zich te doen inschrijven bij een door die werkgever aangewezen ziekenfonds, is nietig.
Artikel
7
1
Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige verzorging of de kosten daarvan, gesloten door degene, die als verzekerde bij een ziekenfonds wordt ingeschreven, vervalt met ingang van de dag, waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van de inschrijving ontvangt, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke uit de verzekering voortvloeien.
2
De premie, welke degene, wiens verzekering krachtens het bepaalde in het eerste lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25 pct. van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.
b
De verstrekkingen
Artikel
8
1
De verzekerden hebben, voor zover daarop geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter voorziening in hun geneeskundige verzorging aanspraak op de navolgende verstrekkingen:
a.
medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een ziekenhuis, al dan niet gepaard gaande met opneming gedurende het etmaal of een deel daarvan, verpleging, verzorging, paramedische hulp of farmaceutische hulp.
b.
revalidatiezorg van medisch-specialistische, paramedische, gedragswetenschappelijke en revalidatie-technische aard;
c.
medisch-specialistische zorg, anders dan bedoeld onder a;
d.
huisartsenzorg;
e.
verloskundige zorg;
f.
kraamzorg;
g.
tandheelkundige zorg;
h.
paramedische zorg;
i.
hulpmiddelen;
j.
farmaceutische zorg.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat op verstrekking van andere zorg dan de zorg, bedoeld in het eerste lid, aanspraak bestaat.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de inhoud en omvang van de aanspraken nader worden geregeld en kunnen voor het tot gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kan als voorwaarde voor het tot gelding brengen van aanspraken worden bepaald dat de verzekerde een bijdrage in de kosten betaalt. Daarbij kan worden bepaald dat het vaststellen van de hoogte van de bijdrage en een maximum van bijdragen bij ministeriële regeling geschiedt. De bijdrage hoeft niet voor alle verzekerden gelijk te zijn.
5
Ziekenfondsen dragen er zorg voor dat de bij hen ingeschreven verzekerden hun aanspraken tot gelding kunnen brengen.
6
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld in welke omvang, in welke mate en onder welke voorwaarden een verstrekking wordt voortgezet na het tijdstip waarop de verzekering is geëindigd.
Artikel
8a
1
Een instelling die verstrekkingen als bedoeld in artikel 8 verleent, moet als zodanig zijn toegelaten.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een instelling, behorende tot een bij de maatregel aan te wijzen categorie van instellingen, voor de toepassing van deze wet als toegelaten wordt aangemerkt.
3
Het College zorgverzekeringen beslist op aanvragen om toelating.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald de aard van de te verstrekken gegevens, alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt.
Artikel
8b
Vervallen
Artikel
8c
Een toelating wordt geweigerd:
a.
met betrekking tot instellingen die een ziekenhuisvoorziening in de zin van de Wet ziekenhuisvoorzieningen in stand houden: voor zover de instelling niet voldoet aan de ingevolge die wet geldende voorschriften inzake spreiding en behoefte;
b.
met betrekking tot de overige instellingen: voor zover de instelling niet voldoet aan de door Onze Minister vast te stellen voorschriften inzake spreiding en behoefte.
Artikel
8d
Vervallen
Artikel
8e
Vervallen
Artikel
8f
Behoudens voor zover bij de toelating anders is aangegeven, worden de werkzaamheden van de instelling ter zake van de verlening van verstrekkingen verricht op de wijze en in de omvang overeenkomstig de gegevens, verstrekt bij de aanvraag om toelating.
Artikel
8g
Een toelating wordt ingetrokken:
a.
voor zover de instelling niet meer voldoet aan de voorschriften, bedoeld in artikel 8c, onder a en b;
b.
indien de instelling in strijd handelt met artikel 8f.
Artikel
8h
Een toegelaten instelling is verplicht, voor zover het College zorgverzekeringen zulks voor de toepassing van dit hoofdstuk behoeft, deze alle gevraagde mondelinge en schriftelijke inlichtingen en gegevens te verstrekken en inzage te geven van boeken en bescheiden, welke betrekking hebben op het gevoerde beheer en de verrichte werkzaamheden.
Artikel
8i
Indien een maatregel als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, eerste volzin, aanhef en onder a, of tweede volzin, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen is getroffen, wordt de toelating geacht dienovereenkomstig te zijn gewijzigd dan wel ingetrokken. In afwijking van artikel 77 kan ter zake geen beroep worden ingesteld.
Artikel
9
1
De verzekerde, die zijn aanspraak op een verstrekking geldend wil maken, wendt zich daartoe, behalve in gevallen, genoemd in de algemene maatregel van bestuur krachtens het tweede lid van artikel 8, tot een persoon of een instelling, met wie of welke het ziekenfonds, waarbij hij is ingeschreven, tot dat doel een overeenkomst heeft gesloten, een en ander behoudens het bepaalde in het vierde lid.
2
De verzekerde wordt de keuze gelaten uit de in het eerste lid bedoelde personen en instellingen, behoudens het bepaalde in het vijfde lid en ten aanzien van ambulancevervoer in de zin van de Wet ambulancevervoer.
3
Vervallen.
4
Een ziekenfonds kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, aan een verzekerde toestemming verlenen zich voor het geldend maken van zijn recht op een verstrekking te wenden tot een andere persoon of instelling in Nederland, indien zulks voor zijn geneeskundige verzorging nodig is. Onze Minister kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden aan een verzekerde ook toestemming kan worden verleend zich voor het geldend maken van zijn recht op een verstrekking te wenden tot een persoon of inrichting buiten Nederland.
5
In de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald, dat verzekerden, om hun rechten op de desbetreffende verstrekking geldend te kunnen maken, door het ziekenfonds ingeschreven moeten zijn op naam van een persoon of een instelling. Daarbij kunnen regelen worden gesteld ter beperking van het ten name van een persoon of een instelling in te schrijven aantal verzekerden. Bij reglement van het ziekenfonds kan het aantal overschrijvingen van een verzekerde in een bepaald tijdvak aan een maximum worden gebonden en kunnen regelen worden gesteld betreffende de tijdstippen van overschrijving.
Artikel
10
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op een verstrekking of op een vergoeding wegens kosten van geneeskundige verzorging, verleend in of buiten Nederland, in gevallen, waarin een verzekerde als gevolg van in die algemene maatregel van bestuur omschreven omstandigheden geneeskundige hulp heeft ingeroepen, welke hij, hadden die omstandigheden zich niet voorgedaan, op de in artikel 9 omschreven wijze had kunnen verkrijgen.
Artikel
11
1
Onze Minister kan bepalen, dat de verzekerden van alle of van door hem aan te wijzen ziekenfondsen aanspraak hebben jegens hun ziekenfonds op een uitkering in geld wegens gemaakte kosten voor een bepaalde vorm van geneeskundige verzorging in plaats van aanspraak op de desbetreffende verstrekking. Onze Minister gaat hiertoe slechts over, indien hij van oordeel is, dat alle of door hem aangewezen ziekenfondsen in de onmogelijkheid verkeren op voor hen aanvaardbare voorwaarden overeenkomsten te sluiten met een genoegzaam aantal personen of instellingen, die de bedoelde vorm van geneeskundige verzorging kunnen verlenen.
2
In het besluit van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens bepaald onder welke voorwaarden en tot welk bedrag aanspraak op een uitkering bestaat.
3
De bekendmaking van een besluit als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een toelichting daarop.
Artikel
11a
Vervallen.
Artikel
12
De verzekerde kan aan de verzekering geen aanspraak ontlenen, indien en voor zover hij ingevolge een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen regeling op geneeskundige behandeling of vergoeding van de kosten daarvan recht heeft.
Artikel
13
Vervallen
Artikel
14
Ten aanzien van het verlenen van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen verstrekkingen van verpleging en behandeling kan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen deel van de administratie en de controle worden uitgeoefend door de door Onze Minister aan te wijzen rechtspersonen, welke deze taak voor het gehele land of voor een gedeelte van het land dan wel voor groepen van ziekenfondsen vervullen, overeenkomstig door het College zorgverzekeringen. vast te stellen beleidsregels. Het College zorgverzekeringen. regelt tevens de wijze, waarop de kosten, voortvloeiende uit de werkzaamheden van de aangewezen rechtspersonen, worden gedekt uit de Algemene Kas.
c
De geldmiddelen
Artikel
14a
1
De middelen tot dekking van de uitgaven van de verzekering worden gevonden door:
Onze Minister kan jaarlijks een bijdrage verlenen aan de Algemene Kas, tot het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de begroting voor zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan. De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.
3
Onze Minister kan in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad besluiten de bijdrage te wijzigen. Van zodanig besluit wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de beide kamers van de Staten-Generaal, indien de bijdrage daardoor met meer dan € 11 000 000 toeneemt of afneemt. De maandelijkse betalingen worden met het genomen besluit in overeenstemming gebracht, tenzij in een geval als bedoeld in de tweede volzin binnen veertien dagen door een der kamers van de Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven nadere inlichtingen te ontvangen over de wijziging van de bijdrage. Indien een der kamers van de Staten-Generaal na het ontvangen van de bedoelde inlichtingen als haar oordeel uitspreekt dat de wijziging van de bijdrage voorafgaande machtiging bij wet behoeft, zal de wijziging eerst plaatsvinden nadat een daarop betrekking hebbend voorstel van wet tot wijziging van de begroting tot wet zal zijn verheven.
Artikel
15
1
Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daarbedoelde nominale premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de verzekerden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, een procentuele premie geheven, in een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te zamen te bepalen percentageBij Stcrt. 1997/245 is dit percentage voor 1998 vastgesteld op 6,8. van het loon, dat in het tijdvak, waarover de betaling loopt, door de verzekerden is genoten. Voor verzekerden, op wie de regeling van artikel 415 van het Wetboek van Koophandel van toepassing is, alsmede voor de verzekerden die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 7, dan wel artikel 8 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet worden beschouwd, indien zij een uitkering ontvangen op grond van een arbeidsverhouding dan wel een beëindigde arbeidsverhouding terzake waarvan zij behoorden tot de verzekerden op wie de regeling van artikel 415 van het Wetboek van Koophandel van toepassing was, wordt door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te zamen de premie op een lager percentageBij Stcrt. 1997/245 is dit percentage voor 1998 vastgesteld op 3,6. bepaald. Ten aanzien van degenen die bij of krachtens artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet worden beschouwd, is de vorige volzin slechts van toepassing gedurende het eerste jaar zolang en voor zover zij recht hebben op een werkloosheidsuitkering, berekend naar 70% van het dagloon.
2
Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling welk deel van de procentuele premie, bedoeld in het eerste lid, door de werkgever en welk deel door de werknemer is verschuldigd, met dien verstande dat bedoelde premie geheel door de werkgever is verschuldigd ten aanzien van de verzekerde, wiens loon geheel bestaat uit verstrekkingen in natura, met of zonder huisvesting en onderricht. Alvorens een regeling krachtens de eerste volzin wordt vastgesteld, wordt de zakelijke inhoud ervan schriftelijk medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. De regeling treedt niet eerder in werking dan nadat vier weken zijn verstreken na die mededeling.
3
De werkgever is gehouden zowel de door de verzekerde als door hem zelf verschuldigde premie te betalen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt de verschuldigde premie vast voor alle sectoren van het bedrijfs- en beroepsleven en vordert deze in overeenkomstig de bepalingen van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Indien een herziening van het in de eerste of de tweede volzin van het eerste lid bedoelde premiepercentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, gaat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de vaststelling en de invordering van de premie uit van een door hem, onder goedkeuring van Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vast te stellen gemiddeld percentage dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan regels stellen waarin gevallen worden aangewezen waarbij wordt uitgegaan van de percentages bedoeld in het eerste lid.
4
De werkgever is bevoegd op het loon van de verzekerde in te houden het door deze verschuldigde deel der premie over de tijd, waarover dat loon wordt betaald.
Indien de verschuldigde premie na de loonuitbetaling met terugwerkende kracht wordt verhoogd of indien een voorschotpremie wordt gevorderd, mag bij de definitieve vaststelling van de kosten niets van een eventueel door de werkgever bij te betalen of bijbetaald bedrag op de werknemer worden verhaald.
5
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stort de ontvangen bedragen in de Algemene Kas. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld betreffende de afdracht en de verantwoording van de ontvangen bedragen.
6
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de premie, verschuldigd voor de verzekering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen, andere organen worden aangewezen voor de premie-inning en kunnen andere regelen worden gesteld voor de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.
Artikel
15a
1
Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daarbedoelde nominale premie is bepaald, is de verzekerde, bedoeld in artikel 3d, eerste lid, een premie verschuldigd tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen te bepalen percentage over het inkomen, bedoeld in artikel 3d, vierde, zevende en achtste lid.
2
Het inkomen wordt voor de premieheffing ten hoogste in aanmerking genomen tot het bedrag, genoemd in artikel 3d, eerste lid, zoals dat geldt voor het kalenderjaar waarop de verzekering betrekking heeft.
3
De verschuldigde procentuele premie wordt geheven en ingevorderd door de rijksbelastingdienst overeenkomstig de voor de heffing en de invordering van de inkomstenbelasting geldende regels, met dien verstande dat de artikelen 3 154 en 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 buiten toepassing blijven.
4
Voor de toepassing van het eerste lid wordt ten aanzien van degene die bij of krachtens artikel 3d, eerste lid, verzekerd is en die tevens ingevolge artikel 3 verzekerd is, de reeds uit hoofde van artikel 15, eerste lid, en bij of krachtens artikel 18 betaalde procentuele premie in mindering gebracht tot maximaal de ingevolge het eerste lid verschuldigde premie.
5
De aanslag ziekenfondspremie en de aanslag inkomstenbelasting kunnen op een aanslagbiljet worden verenigd. In dat geval worden de bedragen van de aanslagen afzonderlijk vermeld.
6
Met betrekking tot het eerste tot en met vijfde lid kunnen bij ministeriële regeling door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld.
7
Indien een herziening van het in het eerste lid bedoelde premiepercentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, stelt Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een gemiddeld premiepercentage vast dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar.
Artikel
15b
1
Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daar bedoelde nominale premie is bepaald, is de verzekerde, bedoeld in artikel 3e, een premie verschuldigd tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen te bepalen percentage over de periodieke uitkering of verstrekking. De geldswaarde van bedoelde verstrekking wordt gesteld op het bedrag dat bij de heffing ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen.
2
De premie wordt per maand berekend en door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is ingeschreven vastgesteld. Het ziekenfonds int de premie bij de verzekerde.
Het ziekenfonds stort de in het tweede lid bedoelde premie in de Algemene Kas. Onze Minister kan aan het in het tweede lid bedoelde orgaan verplichtingen opleggen en voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.
5
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de premieheffing nadere regels worden gesteld.
Artikel
15c
1
De ontvanger van de rijksbelastingdienst stort de ingevolge artikel 15a ontvangen bedragen in de Algemene Kas.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën regels stellen betreffende de afdracht en de verantwoording van de ontvangen bedragen.
Loon, door verschillende personen tezamen onverdeeld genoten, wordt, voor zover niet blijkt van een andere verdeling, geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn genoten.
Artikel
17
1
Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 15, 15a of 15b omtrent de daarbedoelde procentuele premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de verzekerde, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, artikel 3d of artikel 3e, van 18 jaar of ouder, en zijn medeverzekerde, bedoeld in artikel 4, eerste lid een nominale premie geheven, waarvan de hoogte volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen wordt bepaald door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is ingeschreven.
2
De nominale premie is verschuldigd door de verzekerde voor zich en zijn medeverzekerde, in maandelijkse termijnen bij vooruitbetaling te voldoen. In geval vooruitbetaling plaatsvindt over een langere termijn kan het ziekenfonds, rekening houdende met rente en incasso-kosten, op de verschuldigde nominale premie een korting verlenen.
3
De nominale premie is verschuldigd vanaf het tijdstip van aanvang van de verzekering. Indien de aanmelding bij het ziekenfonds, bedoeld in artikel 5, eerste lid, plaatsvindt later dan zestig dagen na de aanvang van de verzekering is de premie slechts verschuldigd vanaf de zestigste dag voor die van de aanmelding, met dien verstande dat in dat geval het ziekenfonds de premie over die zestig dagen kan verhogen. De verhoging bedraagt ten hoogste de op het tijdstip van aanmelding geldende nominale premie op jaarbasis. De tweede en derde volzin zijn van overeenkomstige toepassing indien de inschrijving van de verzekerde bij het ziekenfonds volgens de krachtens deze wet gestelde regels is beëindigd en de verzekerde, zonder dat zijn verzekering ingevolge deze wet is geëindigd, zich later dan zestig dagen na beëindiging van die inschrijving opnieuw bij een ziekenfonds aanmeldt.
4
De verzekerde betaalt de nominale premie aan het ziekenfonds, bedoeld in het eerste lid, dat de verschuldigde premie vaststelt en invordert. Bij de vaststelling van de nominale premie kan het ziekenfonds uitgaan van peildata, gelegen op de eerste dag van iedere kalendermaand. Indien de verzekerde nalatig blijft de verschuldigde nominale premie volgens de gestelde regelen te betalen kan het ziekenfonds het verschuldigde bedrag verhogen met administratie- en invorderingskosten. Het ziekenfonds kan voor de betaling, de vaststelling en de invordering van de nominale premie met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens deze wet bij reglement nader regelen stellen.
5
Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een bedrag bepalen hetwelk ten hoogste als nominale premie in rekening mag worden gebracht. Onze Minister kan omtrent het in de eerste volzin bedoelde besluit de Pensioen- & Verzekeringskamer horen.
6
De door het ziekenfonds geheven nominale premie wordt aangewend ter dekking van de aan de uitvoering van deze wet voor dat ziekenfonds verbonden kosten.
7
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot al hetgeen de in dit artikel bedoelde nominale premie betreft, verschuldigd voor de verzekering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen, andere regelen worden gesteld.
Artikel
17a
Vervallen
Artikel
18
1
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt voor de verzekerden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en c, voor elke krachtens artikel 3, eerste lid, onder d, aangewezen groep van verzekerden, alsmede voor de verzekerden, bedoeld in artikel 3c, bepaald of premie en, zo ja, welke premie verschuldigd is, naar welke regelen die premie wordt berekend, wie de premie verschuldigd is, wie de premie afdraagt en welk orgaan voor de premie-inning wordt aangewezen. Bij of krachtens de bedoelde algemene maatregel van bestuur worden de nodige voorschriften gegeven betreffende de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie, kunnen verplichtingen worden opgelegd tot het verstrekken van inlichtingen en tot het geven van inzage in boeken en bescheiden, nodig voor de beoordeling van de verzekeringsplicht en de vaststelling van de premie, en kunnen de nodige regelen worden gesteld met betrekking tot de controle op inhouding en afdracht van de premie.
2
Indien voor de verzekering van een of meer groepen van verzekerden, bedoeld in het eerste lid, en hun medeverzekerde, bedoeld in artikel 4, eerste lid, een nominale premie verschuldigd is als bedoeld in artikel 17, wordt die nominale premie door het ziekenfonds waarbij de verzekerde die die nominale premie verschuldigd is, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, is ingeschreven, aangewend ter dekking van de aan de uitvoering van deze wet voor dat ziekenfonds verbonden kosten.
Het College zorgverzekeringen verstrekt aan de ziekenfondsen ten laste van de Algemene Kas jaarlijks een uitkering ter gehele of gedeeltelijke dekking van de kosten van de verzekering ingevolge deze wet. De eerste volzin is niet van toepassing met betrekking tot een ziekenfonds waarvoor ingevolge deze wet een afzonderlijke kas is ingesteld.
2
Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks geregeld welke middelen beschikbaar zijn voor de uitkeringen aan ziekenfondsen voor het volgende kalenderjaar. In die regeling worden tevens regels gesteld met betrekking tot de vaststelling van de uitkeringen, alsmede met betrekking tot de nadere vaststelling van de uitkeringen, bedoeld in het vijfde lid.
3
Het College zorgverzekeringen stelt beleidsregels vast, waarin wordt aangegeven op welke wijze het toepassing geeft aan de in het tweede lid bedoelde regels. De beleidsregels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
4
Het College zorgverzekeringen stelt de uitkering van elk ziekenfonds vast vóór de aanvang van het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft. De betaling van de uitkering geschiedt overeenkomstig door het College zorgverzekeringen te stellen beleidsregels.
5
Het College zorgverzekeringen stelt na afloop van het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft, de uitkering nader vast. Naar het oordeel van het College toezicht onverantwoorde besparingen op de beheerskosten worden in mindering gebracht op de uitkering. Het verschil tussen het bedrag van de vooraf vastgestelde uitkering en de nader vastgestelde uitkering wordt verrekend. Overeenkomstig door het College zorgverzekeringen te stellen beleidsregels wordt aan het ziekenfonds onderscheidenlijk door het ziekenfonds een vergoeding voor rentekosten over het verschil verleend onderscheidenlijk in rekening gebracht.
6
Ook na aanvang van het kalenderjaar kan bij ministeriële regeling worden geregeld dat middelen beschikbaar zijn voor het doen van uitkeringen. In dat geval zijn de tweede volzin van het tweede lid en het derde, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
7
Bij ministeriële regeling kunnen ter zake van de verstrekking van uitkeringen nadere regels worden gesteld.
Artikel
20
Indien een verzekerde schuldig nalatig blijft de door hem verschuldigde premie volledig te voldoen, kan het ziekenfonds waarbij hij overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk is ingeschreven, de kosten van aan hem of aan zijn medeverzekerden verleende verstrekkingen, geheel of gedeeltelijk op die verzekerde verhalen.
Artikel
21
1
Een ziekenfonds besteedt de middelen waarover het ten behoeve van de verzekering ingevolge deze wet de beschikking heeft gekregen, ter dekking van zijn ten behoeve van de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet noodzakelijke uitgaven.
2
De beheerskosten van een ziekenfonds worden aangemerkt als kosten voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet, voor zover zij niet worden gedekt door vergoedingen voor beheerskosten die het ziekenfonds ontvangt anders dan voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet.
3
Het College toezicht is bevoegd vast te stellen dat uitgaven van een ziekenfonds niet verantwoord waren voor zover deze door haar niet noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet.
Artikel 22
Vervallen
Artikel
23
Vervallen
Artikel
24
Vervallen
Artikel
25
Vervallen
Artikel
26
Vervallen
Artikel
27
Vervallen
Artikel
28
Vervallen
Artikel
29
Vervallen
Artikel
30
Vervallen
Artikel
31
Vervallen
Artikel
32
Vervallen
Artikel
33
Vervallen
Hoofdstuk
III
De Ziekenfondsen
Artikel
34
1
Een rechtspersoon welke als ziekenfonds werkzaam is, moet daartoe zijn toegelaten door het College zorgverzekeringen.
Toelating als ziekenfonds wordt verleend indien de aanvrager een stichting of onderlinge waarborgmaatschappij is:
a.
die ingevolge haar statuten ten doel heeft in een daarin aangegeven werkgebied het ziektekostenverzekeringsbedrijf uitsluitend uit te oefenen ter uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten,
b.
die direct noch indirect beoogt winst te maken,
c.
die in haar statuten waarborgen biedt voor een redelijke mate van invloed van de verzekerden op het bestuur,
d.
waarvan de dagelijkse leiding wordt gevormd door ten minste twee personen,
e.
waarvan het beleid wordt bepaald door personen waarvan de deskundigheid naar het oordeel van het College zorgverzekeringen voldoende is in verband met de uitoefening van de taken van een ziekenfonds en de handelingen en antecedenten van de personen die het beleid van het ziekenfonds bepalen of mede bepalen, geen aanleiding geven tot het oordeel dat de belangen van de verzekerden bij uitoefening van de taken van een ziekenfonds ingevolge deze wet, in gevaar zouden kunnen komen,
f.
waarvan de onafhankelijke besluitvorming gewaarborgd is,
g.
die voldoet aan de overige bij of krachtens deze wet aan ziekenfondsen gestelde eisen, en
h.
waarvan ook overigens is te verwachten dat zij de taak van een ziekenfonds naar behoren zal uitoefenen.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de mate van invloed die verzekerden ten minste op het bestuur van een ziekenfonds dienen te hebben.
5
Behoort de aanvrager tot een groep dan is het derde lid, onderdeel e, van overeenkomstige toepassing op de personen die het beleid bepalen van de groep waartoe de aanvrager behoort, voor zover uit dien hoofde hun beleid van belang is voor de aanvrager.
Artikel
34a
Vervallen
Artikel
35
1
Bij de beschikking tot toelating als ziekenfonds kunnen aan het ziekenfonds met het oog op een goede uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verplichtingen worden opgelegd.
2
Ook op een later tijdstip kunnen aan het ziekenfonds met het oog op een goede uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verplichtingen worden opgelegd.
Een beschikking als bedoeld in de eerste volzin treedt niet in werking dan na verloop van vier weken na de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Artikel
36
1
De toelating wordt ingetrokken indien het ziekenfonds:
in ernstige mate handelt in strijd met de bij enig wettelijk voorschrift ten aanzien van ziekenfondsen gestelde eisen of anderszins zijn taak niet naar behoren vervult.
2
Op aanvraag van het ziekenfonds wordt de toelating met ingang van een daarbij te bepalen datum ingetrokken.
3
Het College zorgverzekeringen regelt de gevolgen van de intrekking van de toelating en de afwikkeling der lopende zaken.
Artikel
37
Van beschikkingen ingevolge de artikelen 34, 35, tweede lid, en 36 wordt mededeling gedaan in de Staatscourant, onder vermelding van het werkgebied van het betrokken ziekenfonds.
Artikel
38
Vervallen
Artikel
38a
De leden of oud-leden van een ziekenfonds dat een onderlinge waarborgmaatschappij is, zijn niet verplicht om in een tekort bij te dragen. Het ziekenfonds moet aan het slot van zijn naam de letters U.A. plaatsen.
Artikel
38b
1
De toestemming van het College zorgverzekeringen is vereist voor de overdracht van verbintenissen van een ziekenfonds aan een ander ziekenfonds.
2
Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
3
Bij de samenvoeging van ziekenfondsen tot een nieuw ziekenfonds gaan alle rechten, welke derden hebben jegens elk der ziekenfondsen welke ophouden te bestaan, over op het nieuwe ziekenfonds.
Artikel
38c
Een ziekenfonds is verplicht zijn werkzaamheden op een doelmatige wijze uit te voeren. Het treft de nodige maatregelen ter voorkoming van onnodige verstrekkingen en van uitgaven, welke hoger dan noodzakelijk zijn.
Artikel
39
Vervallen
Artikel
40
1
In de administratie van de ziekenfondsen ter zake van de uitvoering van deze wet wordt het sociaal-fiscaalnummer van de verzekerde, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, opgenomen, tenzij aan de verzekerde geen sociaal-fiscaalnummer is toegekend of bekendgemaakt.
2
Bij de verstrekking van gegevens door de ziekenfondsen en de in de artikelen 73b en 73c genoemde organen en personen wordt, indien daartoe bevoegd, gebruik gemaakt van dit sociaal-fiscaalnummer.
Artikel
41
1
Een ziekenfonds is bevoegd met toestemming van het College zorgverzekeringen administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van natuurlijke en rechtspersonen die zich bezighouden met werkzaamheden op het gebied van de volksgezondheid. Het ziekenfonds brengt de kosten van zodanige werkzaamheden aan de opdrachtgever in rekening.
2
Een toestemming ingevolge het vorige lid kan onder beperkingen worden verleend; aan de toestemming kunnen voorschriften worden verbonden. Ook na het verlenen van een toestemming kunnen daaraan beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden dan wel kunnen beperkingen of voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
3
Een toestemming ingevolge het eerste lid kan worden ingetrokken:
a.
indien wordt gehandeld in strijd met aan de toestemming verbonden voorschriften;
b.
indien gedurende drie achtereenvolgende jaren geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking daarvan.
Artikel
42
1
Het is een ziekenfonds verboden zelf diensten of zaken te leveren, welke behoren tot de bij of krachtens deze wet geregelde verstrekkingen of welke behoren tot de zorg, bedoeld in artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
2
Het is een ziekenfonds verboden aan een instelling in de zin van deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gelden voor bedrijfsuitoefening te verschaffen, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar voor die instelling te verbinden, zich voor die instelling sterk te maken, zich tot zekerheid voor een schuld van die instelling te verbinden, dan wel aan die instelling bestuurlijk deel te nemen.
3
Het is een ziekenfonds verboden, behoudens voor zover deze wet anders bepaalt, zelf tegen betaling andere dan de in het eerste lid bedoelde diensten of zaken aan verzekerden te leveren.
4
De in het eerste en derde lid bedoelde verboden gelden niet ten aanzien van het in gebruik geven van medische hulpmiddelen.
5
De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden gelden niet in door het College zorgverzekeringen aan te geven gevallen. Het College zorgverzekeringen kan ontheffing van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid verlenen in bijzondere gevallen.
6
Een ontheffing ingevolge het vijfde lid kan onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Ook na het verlenen van een ontheffing kunnen daaraan beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden dan wel kunnen beperkingen of voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
7
Een ontheffing kan worden ingetrokken:
a.
indien wordt gehandeld in strijd met aan de ontheffing verbonden voorschriften;
b.
indien gedurende drie achtereenvolgende jaren geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking daarvan.
8
Van besluiten als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel
43
Vervallen
Artikel
43a
Het is een ziekenfonds verboden personen als verzekerden in te schrijven die woonachtig zijn buiten de gemeente, gemeenten of delen daarvan, waar de rechtspersoon volgens zijn statuten zijn werkzaamheden als ziekenfonds wil uitoefenen.
Artikel
43b
1
Een ziekenfonds is verplicht toereikende technische voorzieningen bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, aan te houden. De technische voorzieningen dienen volledig door waarden te zijn gedekt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.
2
Een ziekenfonds beschikt over een solvabiliteitsmarge als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, waarvan de omvang volgens door Onze Minister te stellen regels wordt bepaald. Onze Minister kan omtrent in de vorige volzin bedoelde regels de Pensioen- & Verzekeringskamer horen.
3
Een ziekenfonds houdt een reserve Ziekenfondswet aan. Bij ministeriële regeling wordt een maximum aan deze reserve gesteld. Indien het College zorgverzekeringen vaststelt dat de reserve Ziekenfondswet het gestelde maximum te boven gaat, stort het ziekenfonds het door het College zorgverzekeringen vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in de Algemene Kas.
4
Het saldo van baten en lasten van een ziekenfonds over enig boekjaar wordt toegevoegd aan onderscheidenlijk gebracht ten laste van de reserve Ziekenfondswet. Voor de toepassing van de eerste volzin blijven uitgaven, waarvan het College toezicht heeft vastgesteld dat deze niet verantwoord waren, buiten beschouwing, tenzij het College toezicht anders besluit. De eerste volzin is niet van toepassing op baten en lasten die in redelijkheid moeten worden toegerekend aan andere onderdelen van het eigen vermogen.
5
Het ontwerp van een ministeriële regeling krachtens het derde lid wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal. De regeling treedt niet eerder in werking dan nadat vier weken zijn verstreken sedert de overlegging.
Artikel
43c
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de belegging van gelden waarover ziekenfondsen beschikken.
Artikel
43d
1
In geval van liquidatie of intrekking van de toelating van een ziekenfonds heeft het College zorgverzekeringen ten behoeve van de Algemene Kas een vordering op het ziekenfonds ten belope van de som van de reserve Ziekenfondswet en de middelen, waarover het ziekenfonds ten behoeve van de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet de beschikking heeft gekregen, voor zover deze door het ziekenfonds niet zijn aangewend ter dekking van zijn ten behoeve van de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet noodzakelijke uitgaven. Uitgaven waarvan het College toezicht vaststelt dat deze niet verantwoord zijn, blijven daarbij buiten beschouwing, tenzij het College toezicht anders besluit.
2
Het eerste lid is niet van toepassing bij overdracht van verbintenissen van een ziekenfonds aan een ander ziekenfonds en bij samenvoeging van ziekenfondsen tot een nieuw ziekenfonds, voor zover het in het eerste lid bedoelde bedrag is overgedragen aan het andere onderscheidenlijk het nieuwe ziekenfonds.
Artikel
43e
Een ziekenfonds zendt voor 1 maart aan het College zorgverzekeringen en aan het College toezicht een verslag over de uitvoering van deze wet in het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel
43f
1
Een ziekenfonds zendt voor 1 maart aan het College zorgverzekeringen en aan het College toezicht een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede van een rapport van de accountant over de ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer.
2
In het financieel verslag wordt een onderscheid gemaakt tussen de beheerskosten en de kosten van verstrekkingen en vergoedingen.
Hoofdstuk
IV
Overeenkomsten
Artikel
44
1
Ziekenfondsen sluiten overeenkomsten met personen en instellingen die een of meer van de verstrekkingen kunnen verlenen waarop ingevolge artikel 8 aanspraak bestaat.
2
Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid dient schriftelijk te worden gesloten.
3
Behoudens toepassing van het vijfde lid dient een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid in ieder geval in te houden de bepalingen als bedoeld in artikel 45, eerste onderscheidenlijk tweede lid , alsmede bepalingen omtrent de kwaliteit en de doelmatigheid van de hulpverlening.
4
Behoudens toepassing van het vijfde lid, dient een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid overeen te stemmen met een op grond van artikel 46, tweede lid, goedgekeurde uitkomst of met een voor de betrokken categorie van personen of instellingen op grond van artikel 44a, eerste tot en met derde lid, tot stand gekomen modelovereenkomst.
5
Het College zorgverzekeringen kan aan een ziekenfonds toestemming verlenen een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid te sluiten, welke afwijkt van het derde en vierde lid.
6
Aan de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten welke zijn gesloten in strijd met de voorgaande leden, dan wel aan de bepalingen van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, welke afwijken van de voorgaande leden, kunnen geen rechten worden ontleend.
7
Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, die wordt gesloten met een persoon, wordt aangegaan voor bepaalde tijd.
8
De geldingsduur van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid wordt, indien voor de beëindiging van de overeenkomst geen nieuwe overeenkomst tot stand komt, verlengd met een periode van zes maanden of tot het moment waarop gedurende die periode een nieuwe overeenkomst als bedoeld in het eerste lid in werking treedt.
9
Gedurende de in het zevende en achtste lid bedoelde periode kan een overeenkomst niet door opzegging worden beëindigd, behoudens op grond van bijzondere omstandigheden, bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder f, en behoudens in die gevallen waarin niet voldaan wordt aan de in het derde lid bedoelde bepalingen omtrent de kwaliteit en de doelmatigheid van de hulpverlening.
10
Overeenkomsten, gesloten tussen een rechtspersoon als bedoeld in artikel 14 en een instelling als bedoeld in artikel 8a, welke hiertoe is aangewezen door het College zorgverzekeringen, worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid.
Artikel
44a
1
Het College zorgverzekeringen stelt ten behoeve van te sluiten overeenkomsten als bedoeld in artikel 44, eerste lid, voor categorieën van personen of instellingen een modelovereenkomst vast.
2
Alvorens een modelovereenkomst vast te stellen, hoort het College zorgverzekeringen de daarbij betrokken organisaties van ziekenfondsen en van personen en instellingen.
3
Het eerste lid is niet van toepassing indien het overleg tussen de organisaties, bedoeld in artikel 46, eerste lid, binnen de termijn van zes maanden, bedoeld in artikel 44, achtste lid, heeft geleid tot de in artikel 46, tweede lid, bedoelde overeenstemming en de uitkomst daarvan voldoet aan artikel 45, eerste lid, en deze uitkomst de goedkeuring van het College zorgverzekeringen heeft verkregen.
Artikel
45
1
Een modelovereenkomst als bedoeld in artikel 44a met betrekking tot een categorie van personen bevat slechts bepalingen betreffende:
a.
het tijdstip waarop de overeenkomst aanvangt te werken en de duur van de periode waarvoor de overeenkomst is gesloten;
b.
de aard en de omvang van de wederzijdse rechten en verplichtingen, behoudens voorzover deze zijn geregeld bij of krachtens de Wet tarieven gezondheidszorg;
c.
de te verlenen verstrekkingen alsmede algemene voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit daarvan;
d.
de voorwaarden van administratieve aard, waaraan de partijen hebben te voldoen;
e.
de controle op de naleving van de overeenkomst, waaronder begrepen de controle op de te verrichten dan wel verrichte prestaties en op de juistheid van de daarvoor in rekening gebrachte bedragen, alsmede de verplichting tot het verstrekken van gegevens ten behoeve van deze controle;
f.
de beëindiging van de overeenkomst, met dien verstande, dat door opzegging de overeenkomst alleen kan worden beëindigd met ingang van 1 januari en de opzegtermijn tenminste zes maanden bedraagt, behoudens in de gevallen dat op grond van bijzondere omstandigheden verdere nakoming van de overeenkomst door een der partijen redelijkerwijs niet kan worden gevergd;
g.
de voorziening voor de situaties waarin de overeenkomsten als bedoeld in artikel 44 kunnen afwijken van de modelovereenkomst;
h.
de mogelijkheid van instelling van een commissie welke bemiddeling kan verlenen bij de oplossing van geschillen welke uit de overeenkomst voortvloeien.
2
Het eerste lid is ten aanzien van modelovereenkomsten met betrekking tot instellingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het woord "slechts" wordt vervangen door: ten minste, en dat bij algemene maatregel van bestuur onderwerpen kunnen worden aangegeven ten aanzien waarvan de modelovereenkomst nadere bepalingen dient te bevatten.
Artikel
46
1
Onverminderd artikel 44, derde lid, wordt omtrent de inhoud van de in het eerste lid van dat artikel bedoelde overeenkomsten overleg gepleegd tussen de betrokken organisaties van ziekenfondsen en van personen en instellingen.
2
Indien het in het eerste lid bedoelde overleg tot overeenstemming heeft geleid, wordt de uitkomst daarvan, voor zover deze geen betrekking heeft op het tarief, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg (Stb. 1980, 646), onderworpen aan de goedkeuring van het College zorgverzekeringen.
3
Een overeenkomst als bedoeld in artikel 44, eerste lid, eindigt op hetzelfde tijdstip als de in het tweede lid bedoelde uitkomst eindigt.
Artikel
46a
1
De betrokken organisaties van ziekenfondsen en van personen en instellingen treffen een regeling ter zake van de instelling en werkwijze van een commissie die, nadat Onze Minister uitvoering heeft gegeven aan artikel 11, voor de desbetreffende vorm van zorg het tarief, bedoeld in artikel 17f van de Wet tarieven gezondheidszorg, kan vaststellen.
2
De regeling wordt zo spoedig mogelijk medegedeeld aan het College zorgverzekeringen.
Artikel
47
1
Een ziekenfonds is verplicht met iedere instelling die binnen het werkgebied van het ziekenfonds is gelegen of waarvan de bevolking van het werkgebied van het ziekenfonds regelmatig gebruik maakt, op haar verzoek een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 44, eerste lid, tenzij het ziekenfonds daartegen ernstige bezwaren heeft. Het College zorgverzekeringen kan bij het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, van het bepaalde in het eerste lid van dat artikel, bepalen of en in hoeverre van het gestelde in de vorige volzin kan worden afgeweken.
2
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, kan worden bepaald dat het eerste lid niet geldt voor de bij die maatregel aangewezen categorieën van instellingen.
3
Een rechtspersoon als bedoeld in artikel 14, is verplicht met iedere daarvoor in aanmerking komende instelling, welke hiertoe is aangewezen door het College zorgverzekeringen, op haar verzoek een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 44, tiende lid, tenzij de eerstbedoelde rechtspersoon daartegen ernstige bedenkingen heeft.
Artikel
48
Een instelling die met een ziekenfonds een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid van artikel 44 heeft gesloten, is gehouden op daartoe door een ander ziekenfonds gedaan verzoek met dat ziekenfonds een gelijke overeenkomst te sluiten, tenzij die instelling daartegen ernstige bedenkingen heeft.
Artikel
49
1
Indien overeenkomsten, welke nodig zijn voor het verlenen van een bepaalde verstrekking, niet of niet in voldoende aantal tot stand komen, kan Onze Minister bepalen, dat overeenkomsten ten aanzien van de bedoelde verstrekking slechts mogen worden gesloten met inachtneming van door hem te stellen richtlijnen.
2
Alvorens een besluit te nemen krachtens het eerste lid, wint Onze Minister het advies van een door hem te benoemen commissie in.
Hoofdstuk
V
Het verstrekken van inlichtingen voor de uitvoering van deze wet
Artikel
50
Vervallen
Artikel
51
Vervallen
Artikel
52
Vervallen
Artikel
53
Vervallen
Artikel
54
Vervallen
Artikel
55
Vervallen
Artikel
56
Vervallen
Artikel
57
Vervallen
Artikel
58
Vervallen
Artikel
59
Vervallen
Artikel
60
Vervallen
Artikel
61
Vervallen
Artikel
62
Vervallen
Artikel
62a
Vervallen
Artikel
63
Vervallen
Artikel
64
Vervallen
Artikel
65
Vervallen
Artikel
66
Vervallen
Artikel
67
Vervallen
Artikel
68
Vervallen
Artikel
68a
Vervallen
Artikel
69
Vervallen
Artikel
70
Vervallen
Artikel
71
Vervallen
Artikel
72
Vervallen
Artikel
72a
Vervallen
Artikel
73
Vervallen
Artikel
73a
Vervallen
Artikel
73b
1
Een ieder verstrekt op verzoek aan het College zorgverzekeringen, het College toezicht, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, de Rijksbelastingdienst, het gemeentebestuur, ziekenfondsen of aan een daartoe door of vanwege een van deze instanties aangewezen persoon kosteloos alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende rechtspersoon ten opzichte van:
a.
hemzelf;
b.
degenen die in aanmerking kunnen komen voor medeverzekering;
c.
degene die ten opzichte van hem bij of krachtens deze wet is of was aangewezen als werkgever;
d.
degene die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft;
e.
degene van wie een pensioen of uitkering wordt, zal worden of is verkregen;
f.
degene aan wie een pensioen of uitkering wordt, zal worden of is verstrekt;
g.
degene van wie inkomen uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven wordt, zal worden of is ontvangen;
h.
degene aan wie inkomen uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven wordt, zal worden of is verstrekt.
2
De in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op verzoek verstrekt in schriftelijke vorm, of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een termijn die schriftelijk wordt gesteld bij het in het eerste lid bedoelde verzoek.
3
Een ieder geeft op verzoek van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de terzake verlangde medewerking, voorzover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende rechtspersoon.
Artikel
73c
1
De in artikel 73b, eerste lid, bedoelde instanties zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie, aan elkaar of aan een daartoe door of vanwege een van deze instanties aangewezen persoon de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet. De verstrekking van de gegevens geschiedt kosteloos, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald.
2
Publiekrechtelijke lichamen zijn verplicht hun medewerking te verlenen bij het verkrijgen van inlichtingen, benodigd voor de uitvoering van deze wet. De verstrekking van de gegevens geschiedt kosteloos, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald. Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regelen stellen met betrekking tot de wijze waarop en de vorm waarin de inlichtingen worden verstrekt.
3
Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit registers van burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan een in artikel 73b, eerste lid, bedoelde instantie de door deze gevraagde uittreksels uit de registers kosteloos toe te zenden.
4
Griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak belast, verstrekken op verzoek, kosteloos, aan het College zorgverzekeringen, aan het College toezicht en aan de ziekenfondsen alle gegevens, inlichtingen en uittreksels uit of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende rechtspersoon.
Artikel
73d
Vervallen
Artikel
73e
Vervallen
Hoofdstuk
VI
Bezwaar en beroep
Artikel
74
1
Een beslissing op bezwaar inzake een aanspraak op een verstrekking of een daarmee overeenkomende uitkering ingevolge deze wet wordt niet genomen dan nadat daaromtrent door het College zorgverzekeringen op verzoek van het bestuursorgaan advies is uitgebracht.
2
Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het bezwaarschrift betrekking heeft op een ingevolge het bepaalde krachtens deze wet verschuldigde bijdrage in de kosten van een verstrekking, waarvan de hoogte niet afhankelijk is van een medisch oordeel.
3
Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a.
het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b.
aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen, of
c.
het College zorgverzekeringen geen advies heeft uitgebracht binnen de in het vierde lid genoemde termijn of heeft medegedeeld geen advies te zullen uitbrengen.
4
Het College zorgverzekeringen brengt een advies als bedoeld in het eerste lid uit binnen tien weken na ontvangst van alle gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijk zijn, en zendt gelijktijdig afschrift daarvan aan de belanghebbende.
5
Indien het College zorgverzekeringen is verzocht advies uit te brengen, wordt de beslissing op bezwaar in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht genomen binnen een en twintig weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Met betrekking tot bezwaar tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, met betrekking tot beroep terzake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, alsmede met betrekking tot beroep in cassatie terzake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikel
77
Een belanghebbende kan tegen ingevolge deze wet genomen besluiten van Onze Minister, van het College zorgverzekeringen, het College toezicht, en van rechtspersonen als bedoeld in artikel 1p, tweede lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De eerste volzin geldt niet ten aanzien van een besluit, genomen jegens een persoon die behoort tot het personeel van de genoemde colleges.
Artikel
78
1
In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de verschuldigde premie gehoord op zijn verzoek.
2
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de in het eerste lid bedoelde bezwaarschriftprocedure binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Artikel
79
1
Bij afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 47, eerste lid, eerste volzin, kan de beslissing van het College zorgverzekeringen worden ingeroepen.
2
Eveneens kan de beslissing van het College zorgverzekeringen worden ingeroepen bij afwijzing van het verzoek, als bedoeld in artikel 48.
Artikel 80
Vervallen
Artikel
81
Vervallen
Artikel
82
Vervallen
Artikel
83
Vervallen
Hoofdstuk
VII
De invloed van de verzekering op het Burgerlijk recht
Artikel
83a
Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit, dat aanleiding geeft tot het verlenen van verstrekkingen of vergoedingen ingevolge de verzekering, houdt de rechter rekening met de aanspraken, die de verzekerde krachtens deze wet heeft.
Artikel
83b
1
Behoudens toepassing van het derde lid, eerste volzin, heeft een ziekenfonds voor de krachtens de verzekering gemaakte kosten verhaal op degene, die in verband met het veroorzaken van het in artikel 83a bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens de verzekering naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk recht is gehouden.
2
Voorzover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde verleende verstrekkingen niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald op een geschat bedrag. Onze Minister kan hieromtrent nadere regels stellen.
3
Het College zorgverzekeringen kan met verzekeraars een overeenkomst sluiten inhoudende een door die verzekeraars aan het College zorgverzekeringen te betalen afkoopsom voor de voor de komende periode te verwachten schadelast tengevolge van de schadeplichtigheid van diens verzekerden ingevolge het eerste lid. De overeenkomst heeft geen betrekking op de schadelast van een ziekenfonds dat voor de aanvang van de onderhandelingen over de bedoelde overeenkomst aan het College zorgverzekeringen te kennen heeft gegeven van zijn bevoegdheid in het eerste lid gebruik te maken. Het College zorgverzekeringen stelt voor aanvang van de periode waarvoor een afkoopsom is overeengekomen, ziekenfondsen op de hoogte van de totstandkoming van bedoelde overeenkomst.
Artikel
83c
1
Het bepaalde in het vorige artikel geldt ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien het in artikel 83a bedoelde feit is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk verzekerde.
2
Voor de toepassing van het vorige lid wordt mede als werkgever beschouwd degene, die krachtens het bepaalde bij het eerste lid van artikel 16a der Coördinatiewet Sociale Verzekering mede als werkgever wordt beschouwd, ongeacht de bij het tweede lid van dat artikel bedoelde uitzonderingen.
Artikel
83d
1
Een ziekenfonds kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem, die daaraan opzettelijk zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de verstrekkingen die hem te veel of ten onrechte zijn verleend. Voorzover de geldswaarde van de in de eerste volzin bedoelde verstrekkingen niet vaststaat, kan deze worden vastgesteld op een geschat bedrag.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.
Hoofdstuk
VIII
Strafbepalingen
Artikel
84
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, strekkende tot uitvoering van deze wet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, indien en voor zover deze overtreding bij die algemene maatregel van bestuur als strafbaar feit is aangeduid.
Artikel
85
Vervallen
Artikel
86
Hij die werkzaamheden verricht, welke ingevolge deze wet uitsluitend aan ingevolge artikel 34 toegelaten ziekenfondsen zijn toegestaan, of die zodanige werkzaamheden blijft verrichten nadat zijn toelating overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 is ingetrokken, of die voorwaarden overtreedt, waaronder toelating is verleend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Overtreding van artikel 43a wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Artikel
89
Hij die niet voldoet aan een hem bij de artikelen 73b en 73c opgelegde verplichting of ter zake onjuiste inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel
89a
Hij die op grond van bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel
89b
Hij die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift, dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk een opgave in strijd met de waarheid doet, zulks met het oogmerk om aldus een verstrekking of een grotere verstrekking, een uitkering of een hogere uitkering ingevolge deze wet te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel
92
De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
Artikel
92a
Vervallen
Hoofdstuk
IX
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
93
Voor zover deze wet niet anders bepaalt, wordt hetgeen tot haar uitvoering nodig is bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld.
Artikel
93a
1
De voordracht tot het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 1q, vierde lid, 3a, 8, 15, zesde lid, 17, eerste lid, 18 wordt gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2
Indien een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8, tweede lid, geen zodanige invloed heeft op de geldelijke omvang van de verstrekkingen dat zulks verhoging of verlaging van de in artikel 15 bedoelde premie tot gevolg heeft, zal, in afwijking van het eerste lid, een voordracht tot het vaststellen daarvan worden gedaan door Onze Minister.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van deze wet, tijdelijke voorzieningen worden getroffen voor het geval het College zorgverzekeringen of het College toezicht zijn uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.
Artikel
95
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit artikel en vervolgens telkens na vier jaar aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het College zorgverzekeringen.
Artikel
96
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit artikel en vervolgens telkens na vier jaar aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het College toezicht.
Artikel
97
Vervallen
Artikel
98
Vervallen
Artikel
99
Vervallen
Artikel
100
Vervallen
Artikel
101
Vervallen
Artikel
102
Vervallen
Artikel
103
Vervallen
Artikel
104
Vervallen
Artikel
105
Vervallen
Artikel
106
Vervallen
Artikel
106a
Vervallen
Artikel
107
Deze wet wordt aangehaald als: Ziekenfondswet.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,G. M. J. VELDKAMP.