Artikel
1
1
In deze wet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
-
b.
diervoeders: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, afgeleide producten van de industriële verwerking van deze producten, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet gemengd, met of zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;
-
c.
voedermiddelen: diervoeders die bestemd zijn om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na be- of verwerking, voor de bereiding van mengvoeders voor dieren of als dragers in voormengsels;
-
d.
mengvoeders: mengsels van voedermiddelen;
-
e.
toevoegingsmiddelen: stoffen of preparaten die in diervoeding worden gebruikt:
-
1°.
teneinde:
-
–
de eigenschappen van diervoeders of van de dierlijke producten gunstig te beïnvloeden;
-
–
te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren, of de dierlijke productie te verbeteren, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de diervoeders;
-
–
aan de voeding elementen toe te voegen die het makkelijker maken om bijzondere voedingsdoelen te bereiken of tegemoet te komen aan specifieke tijdelijke behoeften inzake voeding bij dieren, of
-
–
door dierlijke uitwerpselen veroorzaakte hinder te voorkomen of te beperken, of de leefomgeving van de dieren te verbeteren, en
-
–
-
2°.
niet zijnde:
-
–
diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet;
-
–
een technisch hulpmiddel dat als stof in de verwerking van voedermiddelen of van diervoeders wordt gebruikt om tijdens de behandeling of verwerking aan een bepaalde technologische doelstelling te beantwoorden en die kan leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of derivaten ervan in het eindproduct op de voorwaarde dat deze residuen geen gevaar voor de gezondheid opleveren en geen technologische effecten op het eindproduct hebben, en
-
–
stoffen die van nature aanwezig zijn in voedermiddelen in hun normale samenstelling en die overeenstemmen met een op grond van artikel 5 toegelaten stof, voorzover het geen producten betreft die speciaal verrijkt zijn met stoffen die met toevoegingsmiddelen overeenstemmen;
-
–
-
1°.
-
f.
voormengsels: mengsels van toevoegingsmiddelen onderling of mengsels van een of meer toevoegingsmiddelen met stoffen die dragers vormen, die bestemd zijn voor de bereiding van diervoeders;
-
g.
vervangende voederproteïnen: voor vervoedering bestemde producten die – als zodanig of verwerkt in diervoeders – volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening;
-
h.
dieren: dieren behorend tot de soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoederd en gehouden of gegeten, dan wel waarvan producten worden geconsumeerd of een andere bestemming hebben, alsmede in de vrije natuur levende dieren voorzover hun voeding uit diervoeders bestaat;
-
i.
huisdieren: dieren behorend tot de soorten die in de regel door de mens worden gehouden en gevoederd, maar waarvan de producten niet worden geconsumeerd;
-
j.
bijzonder voedingsdoel: eigenschap van een mengvoeder om te kunnen voldoen aan een specifieke voedingsbehoefte van een dier waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme dan wel het metabolisme dreigt te worden verstoord, of tijdelijk of onherstelbaar is verstoord;
-
k.
diervoeders met een bijzonder voedingsdoel: mengvoeders ten aanzien waarvan op enigerlei wijze wordt vermeld dat zij over een bijzonder voedingsdoel beschikken, en die zich gegeven hun bijzondere samenstelling of het bij de bereiding toegepaste bijzondere procédé duidelijk onderscheiden van:
-
1°.
andere diervoeders;
-
2°.
gemedicineerde voeders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet;
-
1°.
-
l.
communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ter zake van diervoeders en daaraan verbonden onderwerpen.
2
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder in het verkeer brengen begrepen het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf.
3
Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling of wijziging van een communautaire maatregel voorzover daaraan uitvoering moet worden gegeven, onder vermelding van de artikelen van deze wet waarop de communautaire maatregel betrekking heeft. Een communautaire maatregel of wijziging daarvan treedt voor de toepassing van deze wet in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij Onze Minister hiervoor een ander tijdstip heeft vastgesteld.