Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 april 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/WTZ/04/27237, houdende regels rijksbijdrage in de financiering van hoofdstuk 7 Wet arbeid en zorg (Financieringsregeling hoofdstuk 7 Wet arbeid en zorg 2004)
Financieringsregeling hoofdstuk 7 Wet arbeid en zorg 2004
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;
uitgaven financiële tegemoetkomingen: de financiële tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7:6 van de Wet arbeid en zorg aan de verlofganger en de daaraan verbonden uitvoeringskosten, die op grond van artikel 93, onderdeel i, van de WW ten laste komen van het AWF, en de op grond van enige wet over die tegemoetkoming verschuldigde premies die niet daarop in mindering kunnen worden gebracht;
De Rijksbijdrage, bedoeld in artikel 92, onderdeel g, van de WW, dient ter financiering van de uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen, voorzover deze samenhangen met tegemoetkomingen met betrekking tot verlofgangers die worden vervangen door een persoon, die recht op uitkering heeft op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ, of de WAJONG dan wel door een persoon die geen recht heeft op enige uitkering alsmede ter financiering van de uitvoeringskosten verbonden aan de overige financiële tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7:6 van de Wet arbeid en zorg aan de verlofganger, die op grond van artikel 93, onderdeel i, van de WW ten laste komen van het AWF.
2
Indien een verlofganger wordt vervangen door een vervanger bij wie sprake is van samenloop van uitkeringen als bedoeld in het eerste lid en een uitkering op grond van de WW, WAZ, WAO of ANW, wordt de gehele tegemoetkoming gefinancierd uit de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid.
3
Indien een verlofganger wordt vervangen door meer dan één vervanger waarbij zowel een vervanger is betrokken zonder uitkering of met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, als een vervanger met een uitkering op grond van de WW, WAZ, WAO of ANW wordt de gehele tegemoetkoming gefinancierd uit de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid.
Artikel
3
Raming en opgave uitgaven
1
Op de zesde dag van februari, mei, augustus en november verstrekt het UWV aan de Minister:
a.
een raming van de uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen in het lopende kalenderkwartaal; en
b.
een opgave van de gerealiseerde uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen in het laatst verstreken kalenderkwartaal;
2
Indien de dag, bedoeld in het eerste lid, een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, vindt de verstrekking plaats op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
3
In de raming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden, overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1, vermeld: de totaalbedragen aan geraamde uitgaven voor financiële tegemoetkomingen,waarbij zowel de uitgaven die door middel van een rijksbijdrage worden gefinancierd als de uitgaven die anders dan door middel van een rijksbijdrage worden gefinancierd worden weergegeven.
4
In de opgave van de gerealiseerde uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2, vermeld: de totaalbedragen aan gerealiseerde uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen, waarbij zowel de uitgaven die door middel van een rijksbijdrage worden gefinancierd als de uitgaven die anders dan door middel van een rijksbijdrage worden gefinancierd worden weergegeven.
Artikel
4
Afdracht
1
Met als valutadag de elfde dag van februari, mei, augustus en november stort de Minister het bedrag van de geraamde uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in dat kalenderkwartaal op de rekening-courant ten name van het UWV bij de Minister van Financiën. De Minister kan, na overleg met het UWV, van het geraamde bedrag afwijken.
2
Met als valutadag de elfde dag van februari, mei, augustus en november verrekent de Minister het verschil tussen de gerealiseerde en de geraamde uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het laatst verstreken kalenderkwartaal, met het bedrag, bedoeld in het eerste lid.
3
Indien de dag, bedoeld in het eerste en tweede lid, een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, vindt de afdracht plaats met als valutadag de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel
5
Afrekening
1
Uiterlijk op 1 juni dient het UWV de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de Minister in.
2
In de afrekening wordt, op basis van de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet SUWI, de kasstroom inzichtelijk gemaakt voor de totale uitgaven voor de financiële tegemoetkomingen.
3
Indien de afrekening, bedoeld in het eerste lid, daartoe aanleiding geeft, vindt voor 15 juli een betaling plaats ten gunste of ten laste van het AWF.
Artikel
6
Vaststelling Rijksbijdrage
De Minister stelt jaarlijks vóór 31 oktober de Rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2, over het afgelopen kalenderjaar vast.
Deze regeling treedt in werking met ingang met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2
Artikel 3 en 4 worden voor de eerste maal toegepast over het tweede kwartaal van 2004.
Artikel
9
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Financieringsregeling hoofdstuk 7 Wet arbeid en zorg 2004.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 1 en 2 liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Den Haag
De Minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidA.J. de Geus
Bijlage
1
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bijlage
2
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.