Artikel
1
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling herstel historische buitenplaatsen, voor het jaar 2006 kunnen worden ingediend in de periode van 1 maart tot en met 1 juni 2006.
Besluit:
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling herstel historische buitenplaatsen, voor het jaar 2006 kunnen worden ingediend in de periode van 1 maart tot en met 1 juni 2006.
Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling herstel historische buitenplaatsen, voor het jaar 2006 bedraagt € 215.000,–.
De aanvraagperiode, bedoeld in artikel 12 van de Regeling subsidiëring Actieplan BBI-Matra 2005–2008, wordt voor het jaar 2007 vastgesteld op de periode 1 maart tot en met 30 maart 2007.
Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidiëring Actieplan BBI-Matra 2005-2008, bedraagt voor het jaar 2007 € 2.713.250. In het jaar 2007 komen projecten waarvan de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 220.000 niet voor subsidie in aanmerking.
Gelet op artikel 14, derde lid, van het Besluit natuurbeheer Midden- en Oost-Europa 2001, wordt het thema beleidsontwikkeling natuurbeheer en ecologische netwerken, genoemd in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van deze regeling, het hoogst gerangschikt.
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van de Regeling draagvlak natuur kunnen worden ingediend van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2006.
Voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 6, bedraagt het subsidieplafond voor projecten als bedoeld in artikel 16 van de Regeling draagvlak natuur voor het jaar 2006 € 1.400.000,–.
Voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 6, bedraagt het subsidieplafond voor programma’s als bedoeld in artikel 21 van de Regeling draagvlak natuur voor het jaar 2006 € 1.400.000,–.
Het subsidieplafond voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 11 van het Besluit ontwikkeling van landschappen, bedraagt voor het jaar 2006 € 815.000,–.
De aanvraagperiode voor subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn voor de onderstaande provincies de volgende tijdvakken:
Limburg: |
1 april tot 1 oktober 2004 en, mits bij voldoende beschikbaar bedrag, 1 juli tot 1 september 2005; |
Noord-Brabant: |
3 januari tot 8 maart 2005; |
Utrecht: |
16 april tot 1 juni 2004 en 1 september tot 2 oktober 2004; |
Zuid-Holland: |
1 mei tot 16 juni 2004; |
Drenthe, Friesland en Groningen: |
29 maart 2004 tot 15 juni 2004 en 9 mei tot 1 juni 2005; |
Gelderland: |
16 september tot 2 december 2004 en, mits bij voldoende beschikbaar bedrag, 2 december 2004 tot 2 maart 2005; |
Noord-Holland: |
28 juni tot 9 oktober 2004; |
Overijssel: |
15 september tot 1 november 2004; |
Zeeland: |
1 december 2003 tot 15 juli 2004, 15 juli tot 1 december 2004 en 1 december 2004 tot 15 juli 2005. |
De communautaire bijdragen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, voor de aanvraagperioden, bedoeld in artikel 9a, zijn de in kolom 2 van bijlage 1 bij deze regeling opgenomen bedragen.
De met de in het eerste lid bedoelde communautaire bijdrage verband houdende, te laste van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw komende, uitgaven, kunnen in de bij kolom 3 en 4 van bijlage 1 bij deze regeling vermelde periodes niet tot hogere uitgaven leiden dan de aldaar vermelde bedragen.
De beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen criteria.
De artikelen 9a tot en met 9c werken terug tot en met 1 december 2003.
Voor de aanvraagperiode, genoemd in artikel 12 van de Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden, bedraagt het subsidieplafond voor subsidies op grond van die regeling € 12.500.000,–.
De aanvraagperiode, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen wordt voor het jaar 2007 vastgesteld van 1 november 2006 tot en met 28 februari 2007.
Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen wordt voor het jaar 2007 vastgesteld op:
€ 1.638.400,– voor de Vereniging Natuurmonumenten;
€ 2.012.160,– voor De Landschappen;
€ 2.293.760,– voor de Unie van Bosgroepen;
€ 455.680,– voor particulieren.
Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling versterking recreatie wordt voor de in artikel 2 van die regeling bedoelde onderscheiden doelstellingen voor het jaar 2006 als volgt vastgesteld:
voor de doelstelling, bedoeld in onderdeel a van dat artikel: € 1.533.301,–;.
voor de doelstelling, bedoeld in onderdeel b van dat artikel: € 5.650.000,–;.
voor de doelstelling, bedoeld in onderdeel c van dat artikel: € 0,–;
voor de doelstelling, bedoeld in onderdeel d van dat artikel: € 0,–.
Voor het begrotingsjaar 2005 worden de volgende subsidieplafonds vastgesteld:
€ 1.256.400,– voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a, d en e, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van de basis-, plus- recreatie- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 56 en 58;
€ 105.102.000,– voor subsidies als bedoeld in de artikelen 42, eerste lid, en 51, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van de basis- , plus- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 56;
€ 0,– voor subsidies als bedoeld in de artikelen 42, tweede lid, en 51, tweede lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van de basis- en pluspakketten, opgenomen in de bijlage 20, 37 en 38;
€ 11.638.598,– voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 16, 18, 23 tot en met 46;
€ 5.995.642,– voor subsidies aan anderen dan beheerders als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28 en 29 tot en met 46;
€ 12.000.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.
In zoverre in afwijking van het eerste lid wordt voor de provincie Flevoland het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, vastgesteld op € 0,–.
Voor het begrotingsjaar 2006 worden de volgende subsidieplafonds vastgesteld:
€ 95.900.000,– voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a, d en e, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van de basis-, plus-, recreatie- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 56 en 58;
€ 152.350.005,– voor subsidies als bedoeld in de artikelen 42, eerste lid, en 51, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van de basis-, plus- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 56;
€ 0,– voor subsidies als bedoeld in de artikelen 42, tweede lid, en 51, tweede lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 ten behoeve van het basispakket, opgenomen in bijlage 20, en het pluspakket, opgenomen in bijlage 38;
€ 43.900.000,– voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28 en 29 tot en met 46, voor terreinen ten behoeve waarvan in het jaar 2004 of 2005 die subsidies of een subsidie op grond van een beschikking of regeling als bedoeld in artikel 29, onderdeel d, subonderdelen 2 tot en met 5, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer zijn verstrekt;
€ 29.000.000,– voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 14, 16 tot en met 18, 23 tot en met 28 en 29 tot en met 46, voor terreinen ten behoeve waarvan in het jaar 2004 of 2005 die subsidies of een subsidie op grond van een beschikking of regeling als bedoeld in artikel 29, onderdeel d, subonderdelen 2 tot en met 5, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer niet zijn verstrekt;
€ 1.000.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 22, voor terreinen ten behoeve waarvan in het jaar 2004 of 2005 die subsidie of een subsidie op grond van een beschikking of regeling als bedoeld in artikel 29, onderdeel d, subonderdelen 2 tot en met 5, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer niet is verstrekt;
€ 100.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van het beheerspakket, opgenomen in bijlage 28b;
€ 25.200.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ten behoeve van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28c tot en met 28f;
€ 1.360.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;
€ 1.600.560,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, voor terreinen gelegen in het blok, bedoeld in artikel 1 van de Landinrichtingswet, dat betrokken is in de ruilverkaveling ‘Lage Maaskant’. De datum, bedoeld in artikel 36 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer ligt niet voor 1 mei.
In zoverre in afwijking van het derde lid, onderdelen e en f, wordt voor de provincies Flevoland en Friesland het subsidieplafond vastgesteld op € 0,–.
De verplichtingen op grond van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28c tot en met 28f bij de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, gelden vanaf 1 oktober.
Aanvragen voor de instandhouding of ontwikkeling van basis-, plus-, recreatie- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 56 en 58 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en voor de instandhouding of ontwikkeling van beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 28 en 29 tot en met 46 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer kunnen worden ingediend in de periode van 1 december 2005 tot en met 31 januari 2006.
Aanvragen voor de ontwikkeling van het beheerspakket, bedoeld in bijlage 28b van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, kunnen worden ingediend in de periode van 15 april tot en met 14 mei 2006. De subsidie kan worden verleend met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006.
Aanvragen voor de ontwikkeling van de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28c tot en met 28f, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, kunnen worden ingediend in de periode van 15 juni 2006 tot en met 27 juli 2006.
Aanvragen voor subsidies op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, bedoeld in artikel 9i, derde lid, onderdeel b, kunnen worden ingediend in de periode van 15 juni 2006 tot en met 27 juli 2006.
Aanvragen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer voor terreinen, bedoeld in artikel 9i, derde lid, onderdeel j, kunnen voor de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 14, 16 tot en met 18, 22 tot en met 28 en 29 tot en met 46, worden ingediend in de periode van 15 juni 2006 tot en met 27 juli 2006.
De beheersbijdragen voor de basis-, plus-, recreatie- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 12 tot en met 31, 33 tot en met 36, 38 tot en met 43, 46 tot en met 48, 50 tot en met 56 en 58 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, worden als volgt voor het desbetreffende begrotingsjaar in euro’s per eenheid vastgesteld:
12 |
Plas en ven |
ha per jaar |
€ 17,08 |
€ 17,31 |
13 |
Moeras |
ha per jaar |
€ 33,11 |
€ 33,55 |
14 |
Rietcultuur |
ha per jaar |
€ 170,83 |
€ 173,10 |
15 |
(Half)natuurlijk grasland |
ha per jaar |
€ 131,32 |
€ 133,07 |
16 |
Heide |
ha per jaar |
€ 42,70 |
€ 43,27 |
17 |
Struweel |
ha per jaar |
€ 10,68 |
€ 10,82 |
18 |
Hoogveen |
ha per jaar |
€ 82,22 |
€ 83,31 |
19 |
Akker |
ha per jaar |
€ 149,46 |
€ 151,45 |
20 |
Bos |
ha per jaar |
€ 51,24 |
€ 51,92 |
21 |
Natuurlijke Eenheid A |
ha per jaar |
€ 10,68 |
€ 10,82 |
21 |
Natuurlijke Eenheid B |
ha per jaar |
€ 36,30 |
€ 36,78 |
22 |
Soortenrijke plas |
ha per jaar |
€ 83,27 |
€ 84,38 |
23 |
Soortenrijk ven |
ha per jaar |
€ 60,85 |
€ 61,66 |
24 |
Beek en duinrel |
ha per jaar |
€ 416,38 |
€ 421,92 |
25 |
Trilveen |
ha per jaar |
€ 1.613,21 |
€ 1.634,67 |
26 |
Overjarig rietland |
ha per jaar |
€ 81,14 |
€ 82,22 |
27 |
Veenmosrietland en moerasheide |
ha per jaar |
€ 845,57 |
€ 856,82 |
28 |
Nat soortenrijk grasland |
ha per jaar |
€ 908,56 |
€ 920,64 |
29 |
Droog soortenrijk grasland |
ha per jaar |
€ 310,68 |
€ 314,81 |
29 |
Droog soortenrijk grasland (bloemdijk) |
ha per jaar |
€ 1.000,38 |
€ 1.013,69 |
30 |
Soortenrijk stuifzand |
ha per jaar |
€ 54,45 |
€ 55,17 |
31 |
Soortenrijke heide |
ha per jaar |
€ 82,22 |
€ 83,31 |
33 |
Levend hoogveen |
ha per jaar |
€ 132,39 |
€ 134,15 |
34 |
Soortenrijk weidevogelgrasland |
ha per jaar |
€ 257,30 |
€ 260,72 |
35 |
Zeer soortenrijk weidevogelgrasland |
ha per jaar |
€ 409,95 |
€ 415,40 |
36 |
Wintergastenweide |
ha per jaar |
€ 220,99 |
€ 223,93 |
38 |
Bos met verhoogde natuurwaarde |
ha per jaar |
€ 69,40 |
€ 70,32 |
39 |
Natuurbos |
ha per jaar |
€ 76,87 |
€ 77,89 |
40 |
Hakhout en griend (eik) |
ha per jaar |
€ 265,84 |
€ 269,38 |
40 |
Hakhout en griend (wilg/es/els) |
ha per jaar |
€ 1.440,25 |
€ 1.459,41 |
41 |
Middenbos |
ha per jaar |
€ 142,00 |
€ 143,89 |
42 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (≥ 90%) |
ha per jaar |
€ 678,15 |
€ 687,17 |
42 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (75–90%) |
ha per jaar |
€ 508,61 |
€ 515,37 |
42 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (50–75%) |
ha per jaar |
€ 339,08 |
€ 343,59 |
43 |
Bomenrij |
100 meter per jaar |
€ 35,17 |
€ 35,64 |
46 |
Elzensingel (≥90%) |
100 meter per jaar |
€ 30,83 |
€ 31,24 |
46 |
Elzensingel (75–90%) |
100 meter per jaar |
€ 23,12 |
€ 23,43 |
46 |
Elzensingel (50–75%) |
100 meter per jaar |
€ 15,41 |
€ 15,61 |
47 |
Geriefhoutbosje |
ha per jaar |
€ 616,50 |
€ 624,70 |
48 |
Knip- en scheerheg |
meter per jaar |
€ 1,61 |
€ 1,63 |
50 |
Knotbomen |
boom per jaar |
€ 4,17 |
€ 4,23 |
51 |
Grubbe en holle weg |
ha talud per jaar |
€ 1.541,25 |
€ 1.561,75 |
52 |
Hoogstamboomgaard |
boom per jaar |
€ 15,35 |
€ 15,55 |
53 |
Eendenkooi |
ha per jaar |
€ 1.624,38 |
€ 1.645,98 |
54 |
Poel (< 75m2) |
poel per jaar |
€ 48,14 |
€ 48,78 |
54 |
Poel (75–175m2) |
poel per jaar |
€ 77,24 |
€ 78,27 |
54 |
Poel (≥ 175m2) |
poel per jaar |
€ 100,24 |
€ 101,57 |
55 |
Rietzoom en klein rietperceel (rijland) |
ha per jaar |
€ 625,23 |
€ 633,55 |
55 |
Rietzoom en klein rietperceel (vaarland) |
ha per jaar |
€ 917,28 |
€ 929,48 |
56 |
Raster |
meter per jaar |
€ 0,49 |
€ 0,50 |
58 |
Recreatiepakket |
ha per jaar |
€ 30,85 |
€ 31,26 |
De beheersbijdragen voor de beheers- en landschapspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30, 32, 33, 36 tot en met 38 en 40 tot en met 46 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, worden als volgt voor het desbetreffende begrotingsjaar in euro’s per eenheid vastgesteld:
6 |
Ontwikkeling kruidenrijk grasland |
ha per jaar |
€ 995,– |
€ 964,– |
7 |
Instandhouding kruidenrijk grasland |
ha per jaar |
€ 1.011,– |
€ 979,– |
8 |
Bont hooiland |
ha per jaar |
€ 1.138,– |
€ 1.103,– |
9 |
Bonte hooiweide |
ha per jaar |
€ 1.138,– |
€ 1.103,– |
10 |
Kruidenrijk weiland |
ha per jaar |
€ 899,– |
€ 871,– |
11 |
Bont weiland |
ha per jaar |
€ 1.138,– |
€ 1.103,– |
12 |
Bonte weiderand |
ha per jaar |
€ 1.177,– |
€ 1.142,– |
13 |
Bonte hooirand |
ha per jaar |
€ 1.177,– |
€ 1.142,– |
14 |
Kruidenrijke zomen |
ha per jaar |
€ 1.957,– |
€ 1.908,– |
15 |
Landschappelijk waardevol grasland |
ha per jaar |
€ 251,– |
€ 244,– |
16 |
Weidevogelgrasland met een rustperiode |
ha per jaar |
||
a) rustperiode 1 april tot 1 juni |
€ 217,– |
€ 209,– |
||
b) rustperiode 1 april tot 8 juni |
€ 322,– |
€ 311,– |
||
c) rustperiode 1 april tot 15 juni |
€ 432,– |
€ 417,– |
||
d) rustperiode 1 april tot 22 juni |
€ 489,– |
€ 472,– |
||
17 |
Vluchtheuvels voor weidevogels |
ha per jaar |
€ 432,– |
€ 417,– |
18 |
Plas-dras voor broedende en trekkende weidevogels |
ha per jaar |
||
a) inundatieperiode 15 februari tot 15 april |
€ 610,– |
€ 590,– |
||
b) inundatieperiode 15 februari tot 15 mei |
€ 974,– |
€ 942,– |
||
19 |
Algemeen weidevogelgebied |
ha per jaar |
||
a) nestbescherming |
€ 52,– |
€ 52,– |
||
b) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder i |
€ 165,– |
€ 160,– |
||
c) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
d) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
20 |
Belangrijk algemeen weidevogelgebied |
ha per jaar |
||
a) nestbescherming |
€ 72,– |
€ 72,– |
||
b) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder i |
€ 165,– |
€ 160,– |
||
c) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
d) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
21 |
Soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten |
ha per jaar |
||
a) nestbescherming |
€ 91,– |
€ 91,– |
||
b) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder i |
€ 165,– |
€ 160,– |
||
c) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
d) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
22 |
Zeer soortenrijk weidevogelgebied met kritische soorten |
ha per jaar |
||
a) nestbescherming |
€ 111,– |
€ 111,– |
||
b) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder i |
€ 165,– |
€ 160,– |
||
c) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder ii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
d) Onderdeel 5, subonderdeel a, onder iii |
€ 175,– |
€ 170,– |
||
23 |
Faunarand |
ha per jaar |
€ 1.292,– |
€ 1.292,– |
23 (oud) |
Faunarand |
ha per jaar |
||
Basis voor kleigrond |
€ 1.392,– |
€ 1.392,– |
||
Basis voor zandgrond |
€ 1.060,– |
€ 1.060,– |
||
Plus: a) bij kleigrond |
€ 628,– |
€ 628,– |
||
Plus: a) bij zandgrond |
€ 151,– |
€ 151,– |
||
Plus: b) bij kleigrond |
€ 252,– |
€ 252,– |
||
Plus: b) bij zandgrond |
€ 416,– |
€ 416,– |
||
Plus: c) |
€ 136,– |
€ 136,– |
||
24 |
Roulerend graandeel |
ha per jaar |
€ 371,– |
€ 371,– |
25 |
Chemie- en kunstmestvrij |
ha per jaar |
€ 552,– |
€ 552,– |
26 |
Akkerfauna |
ha per jaar |
€ 465,– |
€ 465,– |
27 |
Akkerflora vollevelds |
ha per jaar |
€ 446,– |
€ 446,– |
28 |
Akkerflora randen |
ha per jaar |
€ 451,– |
€ 451,– |
28a |
Hamsterpakket |
ha per jaar |
€ 1.967,– |
€ 1.967,– |
28b |
Natuurbraak |
ha per jaar |
€ 172,– |
€ 172,– |
28c |
Grasland ten behoeve van overwinterende ganzen |
ha per jaar |
ten minste € 102,– en ten hoogste € 241,33 |
ten minste € 102,– en ten hoogste € 236,– |
28d |
Bouwland ten behoeve van overwinterende ganzen |
ha per jaar |
ten minste € 48,– en ten hoogste € 390,– |
ten minste € 48,– en ten hoogste € 390,– |
28e |
Grasgroenbemester ten behoeve van ganzen |
ha per jaar |
€ 252,– |
€ 252,– |
28f |
Grasgroenbemester maïsland ten behoeve van ganzen |
ha per jaar |
€ 252,– |
€ 252,– |
29 |
Snelgroeiend loofbos |
ha per jaar |
€ 545,– |
€ 545,– |
30 |
Snelgroeiend naaldbos |
ha per jaar |
€ 545,– |
€ 545,– |
32 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (≥ 90%) |
ha per jaar |
€ 678,15 |
€ 687,17 |
32 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (75–90%) |
ha per jaar |
€ 508,61 |
€ 515,37 |
32 |
Houtkade, houtwal, haag en singel (50–75%) |
ha per jaar |
€ 339,08 |
€ 343,59 |
33 |
Bomenrij |
100 meter per jaar |
€ 35,17 |
€ 35,64 |
36 |
Elzensingel (≥ 90%) |
100 meter per jaar |
€ 30,83 |
€ 31,24 |
36 |
Elzensingel (75–90%) |
100 meter per jaar |
€ 23,12 |
€ 23,43 |
36 |
Elzensingel (50–75%) |
100 meter per jaar |
€ 15,41 |
€ 15,61 |
37 |
Geriefhoutbosje |
ha per jaar |
€ 616,50 |
€ 624,70 |
38 |
Knip- en scheerheg |
meter per jaar |
€ 1,61 |
€ 1,63 |
40 |
Knotbomen |
boom per jaar |
€ 4,17 |
€ 4,23 |
41 |
Grubbe en holle weg |
ha talud per jaar |
€ 1.541,25 |
€ 1.561,75 |
42 |
Hoogstamboomgaard |
boom per jaar |
€ 15,35 |
€ 15,55 |
43 |
Eendenkooi |
ha per jaar |
€ 1.624,38 |
€ 1.645,98 |
44 |
Poel (< 75m2 ) |
poel per jaar |
€ 48,14 |
€ 48,78 |
44 |
Poel (75–175m2 ) |
poel per jaar |
€ 77,24 |
€ 78,27 |
44 |
Poel (≥ 175m2 ) |
poel per jaar |
€ 100,24 |
€ 101,57 |
45 |
Rietzoom en klein rietperceel (rijland) |
ha per jaar |
€ 625,23 |
€ 633,55 |
45 |
Rietzoom en klein rietperceel (vaarland) |
ha per jaar |
€ 917,28 |
€ 929,48 |
46 |
Raster |
meter per jaar |
€ 0,49 |
€ 0,50 |
De verhoging, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zoals die luidde tot 25 oktober 2003, bedraagt:
€ 10,19 voor het jaar 2004;
€ 10,36 voor het jaar 2005;
€ 10,51 voor het jaar 2006;
€ 10,65 voor het jaar 2007.
Het percentage, bedoeld in artikel 44, vierde lid, van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000, zoals die luidde tot 1 oktober 2004, waarmee de subsidie functieverandering voor de subsidies die zijn verleend op grond van aanvragen voor de begrotingsjaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 wordt verhoogd, is 1,3%.
Per hectare wordt voor de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28c tot en met 28f, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, een beheersbijdrage vastgesteld, waarbij voor de beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 28c en 28d, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, per hectare een maximumbedrag wordt vastgesteld.
Het Faunafonds, bedoeld in artikel 83 van de Flora- en faunawet, adviseert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de omvang van het bedrag tussen het beheersbedrag per hectare, bedoeld in het eerste lid, en het maximumbedrag per hectare, bedoeld in het eerste lid. Bedoelde omvang wordt per beheerseenheid bepaald aan de hand van de inkomensderving die in bedoelde beheerseenheid door het foerageren van ganzen is veroorzaakt.
Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van het Besluit instandhouding schaapskuddes wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op € 836.000,–.
Met betrekking tot het begrotingsjaar 2007 wordt voor de in artikel 2 van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties bedoelde subsidies gezamenlijk een subsidieplafond vastgesteld van € 65.090.000,–.
Voor de aankopen van bestaande natuur, zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel c, geldt een subsidieplafond van € 5.000.000,–.
Het subsidieplafond voor de verlening van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5, onderdeel a tot en met g, van het Besluit versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren, bedraagt € 685.000,–.
Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4 van de Regeling subsidiëring kwaliteit Groene Hart, wordt voor het begrotingsjaar 2006 vastgesteld op € 13.500.000,– waarvan maximaal € 2.500.000,– is bestemd voor het verlenen van subsidie in de categorie agrarische structuurversterking, bedoeld in artikel 2, onderdeel g, van de Regeling subsidiëring kwaliteit Groene Hart.
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van de Regeling subsidiëring kwaliteit Groene Hart kunnen worden ingediend van 3 april 2006 tot 1 juni 2006.
Het subsidieplafond voor de verlening van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden, bedraagt voor het jaar 2006 € 111.000.000,–.
Het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op € 7.400.000,–.
Het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op € 2.200.000,–.
Aanvragen tot subsidieverlening op grond van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging voor het jaar 2006 kunnen worden ingediend tot 1 oktober 2006.
In afwijking van artikel 13, eerste lid, van het Besluit behoud historische buitenplaatsen worden de aanvragen tot subsidieverlening voor het jaar 2007 ingediend vóór 1 december 2006.
Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van het Besluit behoud historische buitenplaatsen bedraagt voor het jaar 2007 € 2.250.000,–.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 2.000 |
€ 2.000 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 107.000 |
€ 54.000 |
€ 53.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 7.000 |
€ 7.000 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 111.000 |
€ 55.000 |
€ 56.000 |
k. herverkavelingen |
€ 114.000 |
€ 57.000 |
€ 57.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 690.000 |
€ 370.000 |
€ 320.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
p. diversificatie |
€ 310.000 |
€ 135.000 |
€ 175.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 635.000 |
€ 400.000 |
€ 235.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 195.000 |
€ 105.000 |
€ 90.000 |
t. milieubehoud |
€ 1.537.000 |
€ 758.000 |
€ 779.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 365.000 |
€ 165.000 |
€ 200.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 260.000 |
€ 130.000 |
€ 130.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 846.000 |
€ 470.000 |
€ 376.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 1.600.000 |
€ 775.000 |
€ 825.000 |
p. diversificatie |
€ 435.000 |
€ 180.000 |
€ 255.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 1.150.000 |
€ 650.000 |
€ 500.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 400.000 |
€ 250.000 |
€ 150.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 775.000 |
€ 425.00 |
€ 350.000 |
t. milieubehoud |
€ 2.667.000 |
€ 1.542.000 |
€ 1.125.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 271.840 |
€ 146.800 |
€ 125.040 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten; |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 611.640 |
€ 330.300 |
€ 281.340 |
p. diversificatie |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 849.500 |
€ 458.750 |
€ 390.750 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 577.660 |
€ 311.950 |
€ 265.710 |
t. milieubehoud |
€ 1.087.360 |
€ 587.200 |
€ 500.160 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 175.000 |
€ 87.000 |
€ 88.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 202.600 |
€ 170.000 |
€ 32.600 |
p. diversificatie |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 1.850.000 |
€ 1.000.000 |
€ 850.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 93.000 |
€ 70.000 |
€ 23.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 2.232.000 |
€ 800.000 |
€ 1.432.000 |
t. milieubehoud |
€ 3.017.400 |
€ 1.960.000 |
€ 1.057.400 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 600.000 |
€ 323.000 |
€ 277.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 100.000 |
€ 54.000 |
€ 46.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 300.000 |
€ 162.000 |
€ 138.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 4.300.000 |
€ 2.321.000 |
€ 1.979.000 |
p. diversificatie |
€ 100.000 |
€ 54.000 |
€ 46.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 4.200.000 |
€ 2.268.000 |
€ 1.932.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 650.000 |
€ 350.000 |
€ 300.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 2.200.000 |
€ 1.118.000 |
€ 1.012.000 |
t. milieubehoud |
€ 3.000.000 |
€ 1.620.000 |
€ 1.380.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 640.000 |
€ 345.000 |
€ 295.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 400.000 |
€ 166.000 |
€ 234.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 620.000 |
€ 235.000 |
€ 385.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 850.000 |
€ 459.000 |
€ 391.000 |
p. diversificatie |
€ 400.000 |
€ 216.000 |
€ 184.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 1.100.000 |
€ 844.000 |
€ 256.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 1.844.000 |
€ 995.000 |
€ 849.000 |
t. milieubehoud |
€ 1.871.000 |
€ 910.000 |
€ 961.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 46.000 |
€ 25.000 |
€ 21.000 |
c. opleiding |
€ 120.000 |
€ 65.000 |
€ 55.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 50.000 |
€ 27.000 |
€ 23.000 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 100.000 |
€ 54.000 |
€ 46.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 100.000 |
€ 54.000 |
€ 46.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 200.000 |
€ 108.000 |
€ 92.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 180.000 |
€ 97.000 |
€ 83.000 |
p. diversificatie |
€ 50.000 |
€ 27.000 |
€ 23.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 400.000 |
€ 216.000 |
€ 184.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 80.000 |
€ 43.000 |
€ 37.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 2.700.000 |
€ 1.457.000 |
€ 1.243.000 |
t. milieubehoud |
€ 2.000.000 |
€ 1.080.000 |
€ 920.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
c. opleiding |
€ 455.000 |
€ 245.000 |
€ 210.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 550.000 |
€ 300.000 |
€ 250.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 160.000 |
€ 100.000 |
€ 60.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 160.000 |
€ 100.000 |
€ 60.000 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 1.230.000 |
€ 700.000 |
€ 530.000 |
p. diversificatie |
€ 240.000 |
€ 140.000 |
€ 100.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 1.410.000 |
€ 700.000 |
€ 710.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 680.000 |
€ 350.000 |
€ 330.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 360.000 |
€ 200.000 |
€ 160.000 |
t. milieubehoud |
€ 935.000 |
€ 500.000 |
€ 435.000 |
a. investeringen in landbouwbedrijven |
€ 200.000 |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
c. opleiding |
€ 200.000 |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
g. verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten |
€ 100.000 |
€ 50.000 |
€ 50.000 |
i. overige bosbouwmaatregelen |
€ 50.000 |
€ 50.000 |
€ 0 |
k. herverkavelingen |
€ 150.000 |
€ 100.000 |
€ 50.000 |
m. afzet van kwaliteitslandbouwproducten |
€ 800.000 |
€ 400.000 |
€ 400.000 |
n. dienstverlenende instanties basiszorg |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
€ 0 |
o. dorpsvernieuwing en -ontwikkeling |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
€ 0 |
p. diversificatie |
€ 600.000 |
€ 300.000 |
€ 300.000 |
q. waterbeheer in de landbouw |
€ 200.000 |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
r. ontwikkeling en verbetering van landbouwinfrastructuur |
€ 200.000 |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
s. bevordering toeristische en ambachtelijke activiteiten |
€ 200.000 |
€ 100.000 |
€ 100.000 |
t. milieubehoud |
€ 345.000 |
€ 151.000 |
€ 194.000 |
1.1. Voor de verdeling van financiële middelen in het kader van het provinciaal programma van het plattelandsontwikkelingsprogramma (hierna: POP) in Drenthe, Fryslân en Groningen wordt uitgegaan van evenredigheid in de verdeling over de drie provincies, dat wil zeggen dat bij de prioritering wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gelijke verdeling van het totale POP-budget over de drie provincies. Dit uitgangspunt wordt doelmatig toegepast met het oog op een adequate verdeling van POP-gelden.
1.2. Projecten die op grond van bijlage I van het POP (maatregelen van de rijksoverheid) in aanmerking kunnen komen voor subsidie, zullen niet in de programmering van het provinciaal programma worden opgenomen.
Projecten moeten in overeenstemming zijn met:
2.1. Kompas voor het Noorden [het Ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma Noord-Nederland 2000 t/m 2006 van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)] zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Drenthe, Fryslân en Groningen op 9 februari 2000), dat wil zeggen dat het project moet passen binnen de maatregelen van Kompas voor het Noorden en moet bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen daarvan;
2.2. Provinciaal beleid, zoals bijvoorbeeld neergelegd in een provinciaal omgevingsplan.
2.3. Projecten moeten uiterlijk 1 mei 2006 gerealiseerd zijn en uiterlijk 1 augustus 2006 moet een eindafrekening met een goedkeurende accountantsverklaring m.b.t. het project overlegd worden.
2.4. De totale financiering van het hele project dient te zijn zeker gesteld.
2.5. Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.
3.1. Prioritering: Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Aan de hand daarvan wordt een rangorde vastgesteld. Richtinggevend daarvoor is:
3.1.1. Kompas voor het Noorden: Voorrang wordt gegeven aan projecten die in hogere mate tegemoetkomen aan de doeleinden van Kompas voor het Noorden. In het bijzonder vindt daartoe toetsing plaats aan hoofdstuk 4.3. van Kompas voor het Noorden: ‘Criteria’. Onverminderd Kompas voor het Noorden worden nog de volgende criteria gehanteerd:
3.1.2. Voorkeur voor projecten die gerelateerd zijn aan de landbouw.
3.1.3. Voorkeur voor projecten die uitvoerings- en/of resultaat gericht zijn.
3.1.4. Voorkeur voor projecten die een investering van minimaal € 50.000,– omvatten.
3.1.5. Draagvlak / integraliteit / gebiedsgerichte projecten:
de mate waarin een project een directe bijdrage levert aan de ruimtelijk-economische structuur in de provincie of nader te benoemen prioritaire gebieden, deel uitmaakt van gebiedsprogramma etc.;
de mate waarin het projectvoorstel in relatie staat tot andere activiteiten waaraan vanuit het provinciaal plattelandsbeleid wordt bijgedragen;
projecten met meer draagvlak in de regio hebben voorkeur;
projecten die voortbouwen op eerdere activiteiten en/of een versterking betekenen van andere beleidsdoelen, synergie hebben met andere projecten, genieten voorkeur;
de mate waarin sprake is van samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.
3.1.6. Doelmatigheid en duurzaamheid:
het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit;
mate waarin project leidt tot substantiële private investeringen en/of werkgelegenheid;
het maatschappelijk en/of ecologisch en economisch rendement;
bijdrage van project aan natuur- en milieubescherming, economische en sociale aspecten, zoals werk en inkomen.
4.1. Voor de prioritering van de rioleringsprojecten wordt uitgegaan van de volgorde: sanering riooloverstorten, aanleg riolering en systemen voor individuele behandeling afvalwater (IBA’s).
4.2. Voor projecten binnen de rubriek ‘sanering riooloverstorten’ en de volgorde binnen de rubriek ‘aanleg riolering’ en ‘IBA’s’ zijn criteria vastgelegd in de ‘Beleidsregel rioleringsprojecten binnen maatregel Q Waterbeheer in de landbouw’, vastgesteld op 27 maart 2002 door de Bestuurscommissie Landelijk Gebied van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale beleid alsmede met het relevante beleid van een gemeente en/of waterschap.
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.
Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt te worden.
Het project dient binnen de POP-uitvoerinsperiode (uiterlijk 1 mei 2006) uitgevoerd te worden.
Het project mag niet voorzien in: het saneren van problemen uit het verleden, enkel onderzoek en/of landbouwpromotie en/of bestrijding dierziektes.
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP;
past binnen het vastgestelde beleid;
bijdraagt aan de verbetering van de sociaal economische structuur van het platteland;
bijdraagt aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt;
bijdraagt aan het duurzaam bevorderen van de milieukwaliteit (inclusief omgevingskwaliteit/natuur/landschap), met name ten aanzien van: de ontwikkeling van milieutechnologie, het voorkomen, compenseren of het verminderen van de negatieve gevolgen van economische investeringen, ontwikkeling of herstel van natuur en landschap (omgevingskwaliteit);
additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is;
kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid));
draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale en lokale partijen;
samenhang en/of synergie heeft met andere projecten;
vraaggericht is (de mate waarin het project inspeelt op een marktbehoefte en/of maatschappelijke behoefte);
voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager;
gericht is op uitvoering (uitvoeringsprojecten hebben voorkeur boven onderzoeks- of procesmatige projecten), en
voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.
Projecten worden daarnaast beoordeeld op:
het integrale karakter van het projectvoorstel;
de geografische ligging van het projectvoorstel binnen een prioritair gebied;
de mate waarin het project leidt tot substantiële private investeringen en/of werkgelegenheid;
de mate van spreiding van de Europese middelen over de provincie, en
het afbreukrisico.
Voor Limburg geldt bovendien:
de totale subsidiabele kosten dienen minimaal € 50.000 excl. BTW te bedragen;
prioritering kan mede worden bepaald aan de hand van de administratieve kwaliteit van de eindbegunstigde.
Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria:
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen.
Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)).
De communautaire POP-bijdrage bedraagt bij voorkeur minimaal € 50.000,–, voor projecten onder maatregel C ‘opleidingen’ geldt echter geen ondergrens.
Het project mag niet betrekking hebben op grootschalige (water)bodemsanering.
Bij dreigende overschrijding van het beschikbare budget wordt aan de projecten een prioriteit toegekend conform bijlage 2 bij de Beleidsregels POP subsidies 2005, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 14 oktober 2003 en gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant nr. 159/2003 van 29 oktober 2003.
Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale beleid (Ruraal Ontwikkelingsplan Noord-Holland (ROP-NH), vastgesteld op 10 april 2001 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland).
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.
Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt worden.
Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 1 mei 2006) uitgevoerd te worden.
Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
Het project moet gericht zijn op de uitvoering.
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
past binnen het vastgestelde provinciaal beleid (met name paragraaf 3.4 en 4.3 van ROP-NH);
maatschappelijk effecten heeft;
direct (probleemgericht) dan wel structureel (continuïteit) effect heeft;
bijdraagt aan een gebiedsgerichte aanpak;
voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen;
kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid));
aanspraak maakt op de communautaire POP-bijdrage; de bijdrage dient bij voorkeur groter dan € 45.000,– te zijn;
een integraal karakter heeft;
draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale en lokale partijen, en
voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager.
Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C ‘opleiding’ dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20 000,– te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50 000,–.
Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en uiterlijk 1 mei 2006 zijn afgerond.
Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid.
Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen.
Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.
Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)).
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP;
additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter wordt uitgevoerd) en/of innovatief is;
voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende;
een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en
een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.
Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria. In situaties waarin voor een groter bedrag aan subsidieaanvragen is ingediend dan het beschikbaar bedrag, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, heeft het laatste onderstaande criterium tevens de status van prioriteitscriterium.
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
Het project moet ‘obstakelvrij’ zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.
Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
Er is zicht op continuïteit van het project na de subsidievaststelling.
Het project is uitvoeringsgereed en dient uiterlijk 1 mei 2006 afgerond te zijn.
Het project mag niet voorzien in enkel onderzoek en/of landbouw-promotie en/of bestrijding dierziektes.
Het project moet passen binnen de doelstellingen van Vitaal Platteland Zeeland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 26 mei 1998, en de onderstaande criteria uit het uitvoeringsprogramma van Vitaal Platteland Zeeland, vastgesteld door Provinciale Staten van Zeeland op 28 april 2000:
de betekenis van het project wat betreft het realiseren van de doelstellingen van Vitaal Platteland Zeeland;
de doelgerichtheid van het projectvoorstel in termen van verwachte effecten, zo mogelijk aan te duiden in kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren;
doelmatigheid van het projectvoorstel;
de mate van integraliteit van het projectvoorstel;
de mate van samenwerking tussen overheden, bedrijven en instellingen;
de mate waarin sprake is van innovatie, en
de mate, waarin wordt voorzien in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager.
Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang. Voor maatregel C ‘opleiding’ dienen de subsidiabele kosten minimaal € 20.000,– te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele kosten minimaal € 50.000,–.
Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart zijn en uiterlijk 1 mei 2006 afgerond.
Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal beleid.
Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
Het project moet obstakelvrij zijn wat betreft benodigde vergunningen en vereiste medewerking van grondeigenaren.
Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en wettelijke verplichtingen.
De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels schriftelijke verklaringen.
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling beoordeeld naar de mate, waarin het project:
bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van het POP;
additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is;
efficiënt is (een gunstige verhouding tussen kosten en de te verwachten resultaten);
voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende;
een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van vrouwen en jongeren, en
een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.