Artikel
I
Wijzigt de Wet op het primair onderwijs.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet op het primair onderwijs.
Wijzigt de Wet op de expertisecentra.
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wijzigt de Overgangswet W.V.O.
Wijzigt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
Wijzigt de Wet op het onderwijstoezicht.
Vervallen
Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.
Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van de bekwaamheidseisen voor leraren en docenten in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid tot het geven van onderwijs, beroepsonderwijs of educatie ingevolge de wettelijke voorschriften zoals luidend op de dag voor dat tijdstip van inwerkingtreding, wordt bij inwerkingtreding van die eisen aangemerkt als aan de van toepassing zijnde bekwaamheidseisen te voldoen.
Bij ministeriële regeling kunnen regels van overgangsrechtelijke aard worden vastgesteld ten aanzien van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de bekwaamheidseisen voor leraren en docenten, ingevolge de wettelijke voorschriften zoals luidend op de dag voor dat tijdstip van inwerkingtreding bevoegd zouden zijn tot het geven van onderwijs, beroepsonderwijs of educatie zonder in het bezit te zijn van een bewijs van bekwaamheid daarvoor.
Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van bekwaamheidseisen die betrekking hebben op het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs voor het geven van dat onderwijs is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, wordt bij inwerkingtreding van die eisen aangemerkt als daaraan te voldoen.
Degene die binnen een periode van 5 jaren gerekend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde bekwaamheidseisen voor de eerste maal wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, dient binnen een periode van 5 jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan deze bekwaamheidseisen om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan in afwijking van de eerste volzin de periode van 5 jaren gerekend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde bekwaamheidseisen worden verlengd met in een die maatregel te bepalen periode indien dat noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verricht, voor zover voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen zijn vastgesteld.
is aangewezen, eerder was aangewezen onderscheidenlijk voor de eerste maal wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.
Op de dag voor inwerkingtreding van deze wet nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, gelden vanaf die inwerkingtreding als te zijn afgegeven op grond van artikel 176b van de Wet op het primair onderwijs, artikel 162e van de Wet op de expertisecentra, dan wel artikel 118k van de Wet op het voortgezet onderwijs, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.
Een gedane melding onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs geldt als te zijn gedaan op grond van artikel 176g, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 162j, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, dan wel artikel 118p, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze artikelen.
Ten aanzien van onder de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs afgegeven geschiktheidsverklaringen en bekwaamheidsonderzoeken blijft artikel 11, tweede lid, van die wet van toepassing.
Instellingen voor hoger onderwijs die op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs bevoegd zijn tot het verrichten van het in die wet bedoelde geschiktheidsonderzoek, behouden die bevoegdheid tot een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid van de artikelen 176e van de Wet op het primair onderwijs, 162h van de Wet op de expertisecentra en 118n van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Tot het voeren van een in artikel 7a.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde titel is eveneens gerechtigd degene aan wie op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs vanaf 1 september 2002 het getuigschrift van met goed gevolg afgesloten bekwaamheidsonderzoek is uitgereikt.
De Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs wordt ingetrokken.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals gewijzigd door deze wet, in de praktijk.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de beroepen in het onderwijs.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.