Rijkswet van 2 december 2004, houdende instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een algemene onafhankelijke raad in te stellen voor het onderzoek van rampen, ongevallen en incidenten teneinde de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van het voorval of de categorie voorvallen en van de omvang van hun gevolgen vast te stellen en daaraan aanbevelingen te verbinden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

De raad

§

1

Instelling en taak

Artikel

2

Artikel

3

De raad heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken, tot taak te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van individuele of categorieën voorvallen en van de omvang van hun gevolgen zijn en daaraan zo nodig aanbevelingen te verbinden.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5b

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, en artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan de raad, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 3 van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 onderscheidenlijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken evenals nummers verwerken die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.

§

2

Inrichting en samenstelling

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden regels gesteld omtrent de wijze van beëdiging van de leden van de raad.

Artikel

10

§

3

Het bureau

Artikel

11

Artikel

12

De algemeen secretaris noch een van de medewerkers van het bureau is lid van de raad. De algemeen secretaris is slechts verantwoording schuldig aan de raad.

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

§

4

Werkwijze

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

De raad stelt, binnen een half jaar na zijn instelling, een bestuursreglement vast.

§

5

Beheer

Artikel

18

De rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad en, bij afwezigheid van deze, door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van de ontwerp-begroting, het financieel meerjarenbeleidsplan, de accountantscontrole en het jaarverslag.

Hoofdstuk

3

Melding

Artikel

28

Artikel

29

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het melden door Nederland van daarbij aangewezen voorvallen en het verstrekken van andere informatie terzake aan een buitenlandse staat of aan een internationale organisatie.

Hoofdstuk

4

Informatiemateriaal

Artikel

30

Artikel

31

Hoofdstuk

5

Het onderzoek

§

1

Bevoegdheden van de onderzoekers

Artikel

32

Het ten aanzien van de onderzoekers gestelde bij of krachtens de artikelen 33 tot en met 40 geldt voor de leden van de raad, de medewerkers van het bureau, belast met het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 4, de algemeen secretaris, en op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen deskundigen.

Artikel

33

Artikel

34

Een onderzoeker maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

35

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden voor de uitoefening van de aan een onderzoeker toekomende bevoegdheden.

Artikel

36

Artikel

37

Een onderzoeker is bevoegd inlichtingen te vorderen.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

§

2

Het onderzoek

Artikel

41

Artikel

42

De raad onthoudt zich van onderzoek indien Onze Minister dit bepaalt om overwegende redenen van de veiligheid van de landen van het Koninkrijk dan wel om overwegende redenen verband houdende met de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde.

Artikel

43

Artikel

44

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het in daarbij aangewezen gevallen melden van het instellen van het onderzoek en het zenden van een voorlopig bericht aan een buitenlandse staat dan wel een internationale organisatie.

Artikel

45

Artikel

46

Bij ministeriële regeling kunnen in daarbij aangewezen gevallen nader aan te duiden rechten ter zake van een onderzoek worden toegekend aan een staat waarvan burgers nader aangeduid letsel hebben opgelopen.

Artikel

47

De raad is bevoegd ten behoeve van het onderzoek naar een voorval met een luchtvaartuig, niet zijnde een luchtvaartuig in gebruik bij Onze Minister van Defensie of een buitenlandse krijgsmacht, de bijstand in te roepen van instanties en organisaties uit de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor het beschikbaar stellen van:

  • a.

    installaties, voorzieningen en apparatuur voor:

    • 1°.

      het technische onderzoek van wrakstukken en boordapparatuur en andere voor het onderzoek belangrijke voorwerpen;

    • 2°.

      de verwerking van informatie afkomstig van vluchtrecorders en

    • 3°.

      de elektronische opslag en verwerking van gegevens over luchtvaartongevallen;

  • b.

    deskundigen die gespecialiseerd zijn in onderzoek naar ongevallen of incidenten, teneinde hun welomschreven werkzaamheden toe te vertrouwen en zulks uitsluitend bij een onderzoek naar aanleiding van een belangrijk luchtvaartongeval.

Artikel

48

Artikel

49

Indien de raad beslist tot het houden van een zitting, kan hij bepalen dat degenen die zijn bedoeld in artikel 48, tweede lid, onderdeel a, op het voorval betrekking hebbende stukken kunnen inzien indien dat naar zijn oordeel uit een oogpunt van waarheidsvinding noodzakelijk is. Degenen die stukken inzien zijn, anders dan in contacten ter voorbereiding van de behandeling ter zitting, tot geheimhouding verplicht.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

De raad kan aan de door de voorzitter opgeroepen getuigen en deskundigen en door de voorzitter aangewezen tolken een bij ministeriële regeling vast te stellen schadeloosstelling toekennen.

Artikel

54

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden nadere regels gesteld omtrent het onderzoek van de raad.

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Een conclusie of aanbeveling behelst niet een vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval.

Artikel

62

Artikel

63

Indien noodzakelijk voor onverwijld optreden om rampen of ongevallen te voorkomen, doet de raad reeds tijdens een onderzoek aanbevelingen voor preventieve maatregelen.

Artikel

64

Artikel

65

De raad stelt met betrekking tot de door hem te hanteren onderzoeksmethoden een onderzoeksprotocol op. De raad maakt dit protocol openbaar.

§

3

Identificatie

Artikel

66

Indien de politie in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten een onderzoek instelt naar de identiteit van de slachtoffers van een voorval, worden de resultaten van dit onderzoek desgevraagd aan de raad ter beschikking gesteld.

§

4

Verhouding tot onderzoek met oog op opleggen van sancties

Artikel

67

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:

  • a.

    ten aanzien van het overleg en de coördinatie tussen de raad, het openbaar ministerie in het Europese deel van Nederland, de Koninklijke marechaussee, het Korps landelijke politiediensten en de regionale politiekorpsen, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen;

  • b.

    ten aanzien van de samenwerking tussen de raad, het openbaar ministerie in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten en het korps politie Aruba, het korps politie Curaçao, onderscheidenlijk het korps politie Sint Maarten, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen;

  • c.

    ten aanzien van de samenwerking tussen de raad, het openbaar ministerie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het korps politie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen;

  • d.

    omtrent het in dat kader wederzijds ter beschikking stellen van voorwerpen.

Artikel

68

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld

  • a.

    ten aanzien van het overleg en de coördinatie tussen de raad en Onze Minister wie het aangaat, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie wordt overwogen en

  • b.

    omtrent het in dat kader aan Onze Minister wie het aangaat, ter beschikking stellen van voorwerpen.

§

5

Verhouding tot andere procedures

Artikel

69

Artikel

70

De raad, de medewerkers van het bureau, de algemeen secretaris en de op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen deskundigen doen geen aangifte van strafbare feiten waarvan ze bij de uitoefening van hun functie bij de raad kennis hebben gekregen, bij een opsporingsambtenaar, met uitzondering van de gevallen bedoeld in de artikelen 160 en 162 van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, meineed, de bij artikel 81 strafbaar gestelde feiten, alsmede, voor zover deze feiten betrekking hebben op artikel 40, eerste lid, de feiten strafbaar gesteld in:

§

6

Geheimhouding

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze rijkswet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze rijkswet de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Hoofdstuk

6

Vervolg op aanbevelingen

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

De raad zendt jaarlijks aan de Staten-Generaal een overzicht van de aanbevelingen van de raad, van de daaromtrent bepaalde standpunten en van de wijze waarop aan de aanbevelingen vervolg is gegeven.

Artikel

76

De raad is bevoegd een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen die de raad in eerder onderzoek heeft gedaan.

Hoofdstuk

7

Onderzoek door een andere staat

Artikel

77

Artikel

78

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het in daarbij aangewezen gevallen verstrekken van informatie, het verschaffen van faciliteiten of diensten, of het verlenen van bijstand aan de staat die bevoegd is een onderzoek naar een voorval in te stellen.

Artikel

79

Onze Minister wie het aangaat, en de raad maken een ontwerp-rapport dat zij hebben verkregen gedurende een onderzoek, verricht door een andere staat, door Aruba, door Curaçao of door Sint Maarten, niet openbaar tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gekregen van de betrokken staat onderscheidenlijk het betrokken land of het betrokken stuk door die staat of dat land reeds openbaar is gemaakt of is vrijgegeven.

Artikel

80

Indien Nederland aanbevelingen of andere voorstellen voor preventieve maatregelen krijgt van een andere staat, deelt Onze Minister in Nederland wie het aangaat, de betrokken staat, met redenen omkleed, mede welk gevolg aan de aanbevelingen of de voorstellen zal worden gegeven.

Artikel

80a

De artikelen 32 tot en met 40, 59, vijfde lid, en 69 zijn van toepassing indien de raad of een vertegenwoordiger van de raad deelneemt of bijstand verleent aan een onderzoek dat door een andere staat of door Aruba, Curaçao of Sint Maarten wordt ingesteld.

Hoofdstuk

8

Straf- en opsporingsbepalingen

Artikel

81

Artikel

82

Hoofdstuk

9

Evaluatie

Artikel

83

Hoofdstuk

10

Taakverwaarlozing

Artikel

84

Hoofdstuk

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Artikel

94

Vervallen

Artikel

95

Vervallen

Artikel

96

Artikel

97

Vervallen

Artikel

98

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties , J. W. Remkes
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner