Rijkswet van 2 december 2004, houdende instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een algemene onafhankelijke raad in te stellen voor het onderzoek van rampen, ongevallen en incidenten teneinde de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van het voorval of de categorie voorvallen en van de omvang van hun gevolgen vast te stellen en daaraan aanbevelingen te verbinden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

  • a.

    een verstoring van de openbare orde als bedoeld in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, een oproerige beweging of een andere ernstige wanordelijkheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet, dan wel een situatie die ernstig doet vrezen voor het ontstaan van een van deze gebeurtenissen;

  • b.

    een optreden van bevoegde autoriteiten ter handhaving van de rechtsorde;

  • c.

    een optreden van de krijgsmacht of een onderdeel daarvan:

    • 1°.

      in een situatie van oorlog of gewapend conflict;

    • 2°.

      tijdens een operatie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde;

    • 3°.

      op grond van de Politiewet 1993;

    • 4°.

      in het kader van het verlenen van bijstand ingevolge de Aanwijzingen inzake de inzet van de krijgsmacht in de Nederlandse Antillen en Aruba.

Hoofdstuk

2

De raad

§

1

Instelling en taak

Artikel

2

Artikel

3

De raad heeft, met het uitsluitende doel toekomstige voorvallen te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken, tot taak te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van individuele of categorieën voorvallen en van de omvang van hun gevolgen zijn en daaraan zo nodig aanbevelingen te verbinden.

Artikel

4

Artikel

5

§

2

Inrichting en samenstelling

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a.

    de wijze van beëdiging van de leden van de raad;

  • b.

    de vergoeding, waaronder de vergoeding van reis- en verblijfkosten, van de leden van de raad.

Artikel

10

§

3

Het bureau

Artikel

11

Artikel

12

De algemeen secretaris noch een van de medewerkers van het bureau is lid van de raad. De algemeen secretaris is slechts verantwoording schuldig aan de raad.

Artikel

13

Artikel

14

§

4

Werkwijze

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

5

Beheer

Artikel

18

De rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad en, bij afwezigheid van deze, door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van de ontwerp-begroting, het financieel meerjarenbeleidsplan, de accountantscontrole en het jaarverslag.

Hoofdstuk

3

Melding

Artikel

28

Artikel

29

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het melden door Nederland van daarbij aangewezen voorvallen en het verstrekken van andere informatie terzake aan een buitenlandse staat of aan een internationale organisatie.

Hoofdstuk

4

Informatiemateriaal

Artikel

30

Artikel

31

Hoofdstuk

5

Het onderzoek

§

1

Bevoegdheden van de onderzoekers

Artikel

33

Artikel

34

Een onderzoeker maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

35

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden voor de uitoefening van de aan een onderzoeker toekomende bevoegdheden.

Artikel

36

Artikel

37

Een onderzoeker is bevoegd inlichtingen te vorderen.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

§

2

Het onderzoek

Artikel

41

Artikel

42

De raad onthoudt zich van onderzoek indien Onze Minister dit bepaalt om overwegende redenen van de veiligheid van de landen van het Koninkrijk dan wel om overwegende redenen verband houdende met de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde.

Artikel

43

Artikel

44

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het in daarbij aangewezen gevallen melden van het instellen van het onderzoek en het zenden van een voorlopig bericht aan een buitenlandse staat dan wel een internationale organisatie.

Artikel

45

Artikel

46

Bij ministeriële regeling kunnen in daarbij aangewezen gevallen nader aan te duiden rechten ter zake van een onderzoek worden toegekend aan een staat waarvan burgers nader aangeduid letsel hebben opgelopen.

Artikel

47

De raad is bevoegd ten behoeve van het onderzoek naar een voorval met een luchtvaartuig, niet zijnde een luchtvaartuig in gebruik bij Onze Minister van Defensie of een buitenlandse krijgsmacht, de bijstand in te roepen van instanties en organisaties uit de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor het beschikbaar stellen van:

  • a.

    installaties, voorzieningen en apparatuur voor:

    • 1°.

      het technische onderzoek van wrakstukken en boordapparatuur en andere voor het onderzoek belangrijke voorwerpen;

    • 2°.

      de verwerking van informatie afkomstig van vluchtrecorders en

    • 3°.

      de elektronische opslag en verwerking van gegevens over luchtvaartongevallen;

  • b.

    deskundigen die gespecialiseerd zijn in onderzoek naar ongevallen of incidenten, teneinde hun welomschreven werkzaamheden toe te vertrouwen en zulks uitsluitend bij een onderzoek naar aanleiding van een belangrijk luchtvaartongeval.

Artikel

48

Artikel

49

Indien de raad beslist tot het houden van een zitting, kan hij bepalen dat degenen die zijn bedoeld in artikel 48, tweede lid, onderdeel a, op het voorval betrekking hebbende stukken kunnen inzien indien dat naar zijn oordeel uit een oogpunt van waarheidsvinding noodzakelijk is. Degenen die stukken inzien zijn, anders dan in contacten ter voorbereiding van de behandeling ter zitting, tot geheimhouding verplicht.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

De raad kan aan de door de voorzitter opgeroepen getuigen en deskundigen en door de voorzitter aangewezen tolken een bij ministeriële regeling vast te stellen schadeloosstelling toekennen.

Artikel

54

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden nadere regels gesteld omtrent het onderzoek van de raad.

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Een conclusie of aanbeveling behelst niet een vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval.

Artikel

62

Artikel

63

Indien noodzakelijk voor onverwijld optreden om rampen of ongevallen te voorkomen, doet de raad reeds tijdens een onderzoek aanbevelingen voor preventieve maatregelen.

Artikel

64

Artikel

65

De raad stelt met betrekking tot de door hem te hanteren onderzoeksmethoden een onderzoeksprotocol op. De raad maakt dit protocol openbaar.

§

3

Identificatie

Artikel

66

Indien de politie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba een onderzoek instelt naar de identiteit van de slachtoffers van een voorval, worden de resultaten van dit onderzoek desgevraagd aan de raad ter beschikking gesteld.

§

4

Verhouding tot onderzoek met oog op opleggen van sancties

Artikel

67

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld

  • a.

    ten aanzien van het overleg en de coördinatie tussen de raad, het openbaar ministerie in Nederland, de Koninklijke marechaussee, het Korps landelijke politiediensten en de regionale politiekorpsen, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen;

  • b.

    ten aanzien van de samenwerking tussen de raad, het openbaar ministerie in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba en het korps politie Nederlandse Antillen onderscheidenlijk het korps politie Aruba, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen;

  • c.

    omtrent het in dat kader wederzijds ter beschikking stellen van voorwerpen.

Artikel

68

Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld

  • a.

    ten aanzien van het overleg en de coördinatie tussen de raad en Onze Minister wie het aangaat, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie wordt overwogen en

  • b.

    omtrent het in dat kader aan Onze Minister wie het aangaat, ter beschikking stellen van voorwerpen.

§

5

Verhouding tot andere procedures

Artikel

69

Artikel

70

De raad, de medewerkers van het bureau, de algemeen secretaris en de overige onderzoekers doen geen aangifte van strafbare feiten waarvan ze bij de uitoefening van hun functie bij de raad kennis hebben gekregen, bij een opsporingsambtenaar, met uitzondering van de gevallen bedoeld in de artikelen 160 en 162 van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, meineed, de bij artikel 81 strafbaar gestelde feiten, alsmede de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen en de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, voor zover deze feiten betrekking hebben op artikel 40, eerste lid.

§

6

Geheimhouding

Artikel

71

De raad draagt op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

Artikel

72

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze rijkswet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze rijkswet de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Hoofdstuk

6

Vervolg op aanbevelingen

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Onze Minister zendt na overleg met Onze Ministers wie het aangaat, jaarlijks aan de Staten-Generaal een overzicht van de aanbevelingen van de raad, van de daaromtrent bepaalde standpunten en van de wijze waarop aan de aanbevelingen vervolg is gegeven.

Artikel

76

De raad is bevoegd een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen die de raad in eerder onderzoek heeft gedaan.

Hoofdstuk

7

Onderzoek door een ander land

Artikel

77

Artikel

78

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het in daarbij aangewezen gevallen verstrekken van informatie, het verschaffen van faciliteiten of diensten, of het verlenen van bijstand aan de staat die bevoegd is een onderzoek naar een voorval in te stellen.

Artikel

79

Onze Minister wie het aangaat, en de raad maken een ontwerp-rapport dat zij hebben verkregen gedurende een onderzoek, verricht door een andere staat, door de Nederlandse Antillen of door Aruba, niet openbaar tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gekregen van de betrokken staat onderscheidenlijk het betrokken land of het betrokken stuk door die staat of dat land reeds openbaar is gemaakt of is vrijgegeven.

Artikel

80

Indien Nederland aanbevelingen of andere voorstellen voor preventieve maatregelen krijgt van een andere staat, deelt Onze Minister in Nederland wie het aangaat, de betrokken staat, met redenen omkleed, mede welk gevolg aan de aanbevelingen of de voorstellen zal worden gegeven.

Hoofdstuk

8

Straf- en opsporingsbepalingen

Artikel

81

Artikel

82

Hoofdstuk

9

Evaluatie

Artikel

83

Hoofdstuk

10

Taakverwaarlozing

Artikel

84

Hoofdstuk

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

85

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

Archiefbescheiden van de Raad voor de Transportveiligheid worden overgedragen aan de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel

91

De Marinescheepsongevallenwet 1935 (Stb. 531) wordt ingetrokken. De bepalingen van die wet blijven voor de duur van het onderzoek van kracht ten aanzien van onderzoeken naar ongevallen en incidenten met militaire schepen als bedoeld in artikel 93.

Artikel

92

Archiefbescheiden van de Nederlandse Marineraad betreffende zaken die zijn afgedaan, worden overgedragen aan de Staat, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel

93

Onderzoeken naar ongevallen of incidenten met Nederlandse oorlogsvaartuigen als bedoeld in de Marinescheepsongevallenwet 1935 (Stb. 531) of militaire luchtvaartuigen, die zijn gestart voor de datum van inwerkingtreding van artikel 2, worden afgehandeld overeenkomstig de voor die datum op die onderzoeken toepasselijke regelgeving.

Artikel

94

Wijzigt de Schepenwet.

Artikel

95

Wijzigt deze wet.

Artikel

96

Artikel

97

Artikel

98

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties , J. W. Remkes
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner