Besluit van 3 december 2004, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot de bekwaamheid en geschiktheid van spoorwegpersoneel (Besluit spoorwegpersoneel)
Besluit spoorwegpersoneel
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 6 oktober 2003, nr. HDJZ/AWW/2003-1880, Hoofddirectie Juridische Zaken;
machinist: bestuurder van een spoorvoertuig op een hoofdspoorweg;
c.
hoofdspoorwegverkeerssysteem: het verkeerssysteem van de krachtens artikel 2, eerste lid, van de wet als zodanig aangewezen hoofdspoorwegen.
Artikel
2
Aanwijzing veiligheidsfuncties
Als veiligheidsfuncties binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem, andere dan de functie van machinist, worden aangewezen de functies van:
a.
rangeerder;
b.
wagencontroleur;
c.
treindienstleider;
d.
leider werkplekbeveiliging;
e.
veiligheidsman;
f.
werktreinbegeleider.
Artikel
3
Gradaties binnen veiligheidsfuncties
1
Binnen de veiligheidsfunctie van machinist worden de volgende gradaties onderscheiden:
a.
machinist met volledige bevoegdheid;
b.
machinist met beperkte bevoegdheid;
c.
machinist met minimale bevoegdheid;
d.
gereedschapsmachinist.
2
Binnen de veiligheidsfunctie van rangeerder worden de volgende gradaties onderscheiden:
a.
rangeerder met volledige bevoegdheid;
b.
rangeerder met minimale bevoegdheid.
3
Binnen de veiligheidsfunctie van wagencontroleur worden de volgende gradaties onderscheiden:
a.
wagencontroleur technische controle;
b.
wagencontroleur controle veilige loop.
4
Binnen de veiligheidsfunctie van treindienstleider worden de volgende gradaties onderscheiden:
a.
treindienstleider met volledige bevoegdheid;
b.
treindienstleider met minimale bevoegdheid.
Artikel
4
Taken en bevoegdheden machinist
1
De machinist met volledige bevoegdheid heeft als taak het besturen, rangeren en begeleiden van spoorvoertuigen zonder beperkingen aan snelheid en afstand.
2
De machinist met beperkte bevoegdheid heeft als taak het besturen, rangeren en begeleiden van spoorvoertuigen, met een maximumsnelheid van 40 km per uur en binnen een straal van 25 km vanaf het vertrekpunt van zijn rit.
3
De machinist met minimale bevoegdheid heeft als taak het besturen, rangeren en begeleiden van spoorvoertuigen, met een maximumsnelheid van 40 km per uur op emplacementen of gedeelten daarvan, die niet zijn voorzien van een technische beveiliging of waar die beveiliging voorkomt dat ander treinverkeer van en naar de betrokken sporen plaatsvindt.
4
De gereedschapsmachinist heeft als taak het besturen van als gereedschap dienende spoorvoertuigen tijdens het gebruik daarvan bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur op sporen die buiten dienst zijn gesteld als bedoeld in artikel 64 van de wet.
Artikel
5
Taken en bevoegdheden rangeerder
1
De rangeerder met volledige bevoegdheid heeft als taak het samenstellen van treinen en het zonder beperkingen begeleiden van spoorvoertuigen op emplacementen.
2
De rangeerder met minimale bevoegdheid heeft als taak het samenstellen van treinen en het begeleiden van spoorvoertuigen op emplacementen of gedeelten daarvan, die niet zijn voorzien van een technische beveiliging of waar die beveiliging voorkomt dat ander treinverkeer van en naar de betrokken sporen plaatsvindt.
Artikel
6
Taken en bevoegdheden wagencontroleur
1
De wagencontroleur technische controle heeft als taak het visueel en door nameting controleren van goederenwagens en het controleren van de belading daarvan op kenbare gebreken.
2
De wagencontroleur controle veilige loop heeft als taak het visueel beoordelen van goederenwagens en het controleren van de belading daarvan op kenbare gebreken.
Artikel
7
Taken en bevoegdheden treindienstleider
1
De treindienstleider met volledige bevoegdheid heeft als taak:
a.
het ter beschikking stellen van veilige rijwegen;
b.
het treffen van veiligheidsmaatregelen bij storingen en bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, waaronder tevens begrepen het geven van aanwijzingen met betrekking tot een veilig en ongestoord gebruik van de spoorweg.
2
De treindienstleider met minimale bevoegdheid heeft als taak:
a.
het ter beschikking stellen van veilige rijwegen op emplacementen of gedeelten daarvan, die niet zijn voorzien van een technische beveiliging;
b.
het treffen van veiligheidsmaatregelen bij storingen en bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, waaronder tevens begrepen het geven van aanwijzingen met betrekking tot een veilig en ongestoord gebruik van de spoorweg, op emplacementen of gedeelten daarvan, die niet zijn voorzien van een technische beveiliging.
Artikel
8
Taken en bevoegdheden leider werkplekbeveiliging
De leider werkplekbeveiliging heeft als taak:
a.
het zorgdragen, bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, voor de veiligheid van de werkzaamheden ten opzichte van het spoorverkeer;
b.
het regelen van het rijden met spoorvoertuigen tijdens die werkzaamheden.
Artikel
9
Taken en bevoegdheden veiligheidsman
De veiligheidsman heeft als taak:
a.
het waarschuwen, bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, van de ter plaatse werkzame personen voor naderend spoorverkeer;
b.
het zorgdragen, bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur waarbij er geen verbinding behoeft te zijn met de treindienstleider, voor de veiligheid van de werkzaamheden ten opzichte van het spoorverkeer.
Artikel
10
Taken en bevoegdheden werktreinbegeleider
De werktreinbegeleider heeft als taak het begeleiden van spoorvoertuigen ten behoeve van werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur naar, op en van sporen die buiten dienst zijn gesteld als bedoeld in artikel 64 van de wet.
Artikel
11
Afgeleide bevoegdheden
1
Personen die bevoegd zijn tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van machinist met volledige of beperkte bevoegdheid zijn tevens bevoegd tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van rangeerder.
2
Personen die bevoegd zijn tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van machinist met minimale bevoegdheid zijn tevens bevoegd tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van rangeerder met minimale bevoegdheid.
3
Personen aan wie na 31 december 2005 de bevoegdheid tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van werktreinbegeleider wordt toegekend, zijn tevens bevoegd tot uitoefening van de veiligheidsfunctie van rangeerder.
4
Het eerste tot en met het derde lid geldt niet voor personen, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland, indien in het land van hun standplaats niet is voorzien in de afleiding van bevoegdheden zoals in die leden bedoeld.
Artikel
12
Minimumleeftijd
1
Veiligheidsfuncties worden slechts uitgeoefend door personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2
In afwijking van het eerste lid wordt de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid slechts uitgeoefend door een persoon die de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt.
Artikel
13
Taalbeheersing
1
Personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen beheersen de Nederlandse taal zodanig dat zij de voor de uitoefening van de betrokken functie gebruikelijke procescommunicatie kunnen voeren en begrijpen.
2
Het eerste lid geldt niet voor personen die de veiligheidsfunctie van gereedschapsmachinist en veiligheidsman uitoefenen.
Hoofdstuk
II
Kennis en bekwaamheid
§
1
Eisen betreffende algemene kennis en bekwaamheid
Artikel
14
Eisen voor machinisten
1
Machinisten voldoen aan door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
algemene kennis van de inrichting en terminologie van het spoorwegsysteem en van de spoorweginfrastructuur;
b.
kennis van tractievormen en voertuigtypen en de bediening daarvan;
c.
kennis van seinen, seinstelsels en beveiligingssystemen;
d.
kennis van regels en procedures voor het uitvoeren en begeleiden van bewegingen met spoorvoertuigen;
e.
kennis van bijzondere situaties en noodprocedures;
f.
bedrevenheid in de bediening van spoorvoertuigen, daaronder begrepen het rijden met spoorvoertuigen en de juiste toepassing van de daarbij behorende operationele controles en procedures, communicatie en regels voor het verkeersgedrag.
2
Het eerste lid geldt niet voor machinisten, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland en die slechts dienst doen op het traject tussen de rijksgrens en een nabij die grens gelegen, door Onze Minister aangewezen, station, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste kennis en bekwaamheid.
Artikel
15
Eisen voor rangeerders en werktreinbegeleiders
1
Rangeerders en werktreinbegeleiders voldoen aan de door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
algemene kennis van de inrichting en terminologie van het spoorwegsysteem, van de spoorweginfrastructuur en van spoorvoertuigen;
b.
kennis van seinen, seinstelsels en beveiligingssystemen;
c.
kennis van regels en procedures voor het uitvoeren en begeleiden van bewegingen met spoorvoertuigen en het samenstellen van treinen, alsmede van maatregelen noodzakelijk voor de eigen veiligheid;
d.
kennis van bijzondere situaties en noodprocedures;
e.
bedrevenheid in het begeleiden van bewegingen van spoorvoertuigen, het daarbij in acht nemen van de eigen veiligheid en het op juiste wijze communiceren met de machinist en met de treindienstleider.
2
Het eerste lid geldt niet voor rangeerders en werktreinbegeleiders, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland en die slechts dienst doen op het traject tussen de rijksgrens en een nabij die grens gelegen, door Onze Minister aangewezen, station, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste kennis en bekwaamheid.
Artikel
16
Eisen voor wagencontroleurs
1
Wagencontroleurs voldoen aan de door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
algemene kennis van de inrichting en terminologie van het spoorwegsysteem en van spoorvoertuigen;
b.
kennis van bij goederenwagens toegepaste bedieningssystemen alsmede kennis omtrent treinsamenstellingen;
c.
kennis van regels en procedures inzake de belading van goederenwagens;
d.
kennis van regels en procedures voor het vaststellen van gebreken bij voertuigonderdelen, bedieningssystemen en belading;
e.
bedrevenheid in het uitvoeren van wagencontroles en remproeven, het benoemen en in de juiste stand zetten van bedieningssystemen, het benoemen van controlepunten en het toepassen van controlecriteria bij goederenwagens en lading.
2
Het eerste lid geldt niet voor wagencontroleurs, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste kennis en bekwaamheid.
Artikel
17
Eisen voor treindienstleiders
Treindienstleiders voldoen aan de door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
algemene kennis van de inrichting en terminologie van het spoorwegsysteem, van de spoorweginfrastructuur en van spoorvoertuigen;
b.
kennis van seinen, seinstelsels, beveiligingssystemen en andere spoorweginfrastructuursystemen;
c.
kennis van regels, documenten en procedures voor de operationele sturing van het spoorverkeer en voor werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur;
d.
kennis van de handelwijzen bij bijzondere situaties, storingen en calamiteiten;
e.
bedrevenheid in de operationele sturing en beheersing van het spoorverkeer, daaronder begrepen het verkeer bij werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur en bij bijzondere situaties, en de juiste toepassing van de daarvoor geldende regels, documenten, procedures en communicatie.
Artikel
18
Eisen voor leiders werkplekbeveiliging
Leiders werkplekbeveiliging voldoen aan de door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
kennis van de organisatie van de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur;
b.
kennis van de regels, procedures, documenten, methoden en systemen ter verzekering van de veiligheid van het spoorverkeer en van ter plaatse werkzame personen bij de uitvoering van werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur;
c.
kennis van de eigenschappen van spoorvoertuigen en gereedschappen;
d.
kennis van spoorweginfrastructuurvoorzieningen en het omgaan daarmee bij bedoelde werkzaamheden;
e.
kennis van de regels voor het rijden met spoorvoertuigen op de plaats van die werkzaamheden;
f.
bedrevenheid in het instrueren van de ter plaatse werkzame personen over de veilige uitvoering van het werk, het toepassen van beveiligingsmethoden en beveiligingsmiddelen, het toepassen van procedures en communicatie voor de uitvoering van een werk, het beoordelen van de veiligheidssituatie tijdens een werk, het regelen van het rijden met spoorvoertuigen tijdens het werk en het optreden bij onveilige situaties.
Artikel
19
Eisen voor veiligheidslieden
Veiligheidslieden voldoen aan de door het exameninstituut bedoeld in artikel 20, vierde lid, vastgestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen, die ten minste betrekking hebben op:
a.
kennis van de organisatie van de veiligheid bij de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, waarbij ter plaatse werkzame personen moeten worden gewaarschuwd voor naderend spoorverkeer, alsmede van de desbetreffende voorwaarden en procedures;
b.
kennis van de organisatie van de veiligheid bij de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden aan, in of nabij de spoorweginfrastructuur, waarbij er geen verbinding behoeft te zijn met de treindienstleider en waarbij moet worden zorggedragen voor de veiligheid van de werkzaamheden ten opzichte van het spoorverkeer, alsmede van de desbetreffende voorwaarden en procedures;
c.
kennis van spoorweginfrastructuurvoorzienigen en van de wijze waarop daarmee moet worden omgegaan in de situaties bedoeld onder a en b;
d.
kennis van de middelen en methoden voor de waarneming van het naderen van spoorverkeer en voor het tijdig waarschuwen van de ter plaatse werkzame personen;
e.
bedrevenheid in het instrueren van de ter plaatse werkzame personen over de veilige uitvoering van het werk, het toepassen van beveiligingsmethoden en beveiligingsmiddelen, het toepassen van procedures en communicatie voor de uitvoering van een werk, het beoordelen van de veiligheidssituatie tijdens een werk en het optreden bij onveilige situaties;
f.
bedrevenheid in het beoordelen van een uitkijkplaats en een veilige wijkplaats, het beoordelen van de toereikendheid van de uitrusting en waarschuwingsmiddelen, het beoordelen van en reageren op naderend spoorverkeer en het waarschuwen van de ter plaatse werkzame personen.
§
2
Toetsing algemene kennis en bekwaamheid
Artikel
20
Algemeen
1
Personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen tonen bij een onderzoek aan dat zij voldoen aan de bij en krachtens dit besluit voor de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vastgestelde eisen inzake algemene kennis en bekwaamheid.
2
Het onderzoek omvat een theoriegedeelte en een praktijkgedeelte.
3
In afwijking van het tweede lid omvat het onderzoek van machinisten en rangeerders, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats in het buitenland hebben en die dienst doen op een traject voorbij een station als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 15, tweede lid, slechts een theoriegedeelte.
4
Het onderzoek wordt verricht door een door Onze Minister aangewezen exameninstituut dat beschikt over de voor de examinering van personeel met een veiligheidsfunctie vereiste onafhankelijke organisatie en expertise.
5
In afwijking van het vierde lid wordt het onderzoek van machinisten met minimale bevoegdheid en rangeerders met minimale bevoegdheid verricht door een vakinhoudelijk leidinggevende als bedoeld in artikel 38, tweede lid.
6
Het onderzoek vindt plaats volgens een door het exameninstituut vastgesteld en door Onze Minister goedgekeurd examenreglement.
Artikel
21
Eisen toelating onderzoek machinisten
1
Tot het praktijkgedeelte van het onderzoek van machinisten met volledige of beperkte bevoegdheid worden slechts toegelaten personen die beschikken over een praktijkervaring van ten minste veertig dagen, opgedaan tijdens een praktijkprogramma waarvan inhoud en uitvoering voldoen aan de bij ministeriële regeling vastgestelde regels.
2
De duur van de praktijkervaring, bedoeld in het eerste lid, mag worden verkort tot twintig dagen, indien wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde voorwaarden met betrekking tot materieeltype, treinsamenstelling, traject en rijsnelheid.
3
Aan het praktijkprogramma, bedoeld in het eerste lid, mag slechts worden deelgenomen door personen die de in artikel 12 voor de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie genoemde minimumleeftijd hebben bereikt.
§
3
Certificaten van bekwaamheid
Artikel
22
Afgifte certificaten van bekwaamheid
Een certificaat van bekwaamheid wordt door een door Onze Minister aangewezen exameninstituut afgegeven aan degene die bij het onderzoek, bedoeld in artikel 20, eerste lid, blijkt te voldoen aan de bij en krachtens dit besluit vastgestelde eisen inzake kennis en bekwaamheid.
Artikel
23
Inhoud certificaat van bekwaamheid
Het certificaat van bekwaamheid bevat ten minste de volgende gegevens:
a.
naam van het exameninstituut;
b.
datum van het examen;
c.
naam en geboortedatum van de geëxamineerde;
d.
veiligheidsfunctie en, indien van toepassing, de daarbij behorende gradatie, waarop het certificaat van bekwaamheid betrekking heeft.
§
4
Specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid
Artikel
24
Eisen betreffende specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid
1
Onverminderd de artikelen 14 tot en met 19 beschikken personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen over de voor de betrokken functie vereiste specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet.
2
De in het eerste lid bedoelde kennis en bekwaamheid betreft:
a.
voor de uitoefening van de functie van machinist:
–
wegbekendheid met het traject of de trajecten waarop hij als machinist wordt ingezet;
–
kennis van lokale voorschriften;
–
kennis van werking en bediening van de voertuigen waarop hij als machinist wordt ingezet;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie en van het veiligheidszorgsysteem van de spoorwegonderneming;
–
kennis van de Handleiding Bestuurder, van de Materieelgids Bestuurder en van de communicatievoorschriften, bedoeld in paragraaf 4.1.2.1.1, onderscheidenlijk paragraaf 4.1.2.1.3, onderscheidenlijk bijlage A van de bijlage van Beschikking nr. 2002/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 2002 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig artikel 6, lid 1, van richtlijn 96/48/EG (PbEG L 245);
b.
voor de uitoefening van de functie van rangeerder:
–
wegbekendheid op de locatie waarop hij als rangeerder wordt ingezet;
–
kennis van lokale voorschriften;
–
kennis van de voertuigen die hij begeleidt;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie en van het veiligheidszorgsysteem van de spoorwegonderneming;
c.
voor de uitoefening van de functie van wagencontroleur:
–
kennis van wagentypen en ladingen die hij controleert;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie en van het veiligheidszorgsysteem van de spoorwegonderneming;
d.
voor de uitoefening van de functie van treindienstleider:
–
kennis van de inrichting van de gedeelten van het spoorwegnet waarvoor hij als treindienstleider dienst doet;
–
kennis van lokale voorschriften;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie;
–
kennis van bijlage A van de Bijlage van Beschikking nr. 2002/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 2002 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig artikel 6, lid 1, van richtlijn 96/48/EG (PbEG L 245) en de daarin gespecificeerde berichten, indien het personen betreft die deze functie vervullen in het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem;
e.
voor de uitoefening van de functie van leider werkplekbeveiliging:
–
kennis van de toegepaste werkplekbeveiligingssystemen;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie en van de toepassing van de voorwaarden, bedoeld in artikel 40;
f.
voor de uitoefening van de functie van veiligheidsman:
–
kennis van de toegepaste werkplekbeveiligingssystemen;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie;
g.
voor de uitoefening van de functie van werktreinbegeleider:
–
wegbekendheid op de locatie waarop hij als werktreinbegeleider wordt ingezet;
–
kennis van de toegepaste werkplekbeveiligingssystemen;
–
kennis van de werktreinen die hij begeleidt;
–
kennis van de bedrijfsorganisatie.
Artikel
25
Toetsing specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid
De beoordeling van de voor de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vereiste specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid geschiedt door een vakinhoudelijk leidinggevende als bedoeld in artikel 38, tweede lid.
Hoofdstuk
III
Medische en psychologische geschiktheid
Artikel
26
Eisen betreffende de medische geschiktheid
1
Personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen voldoen aan de bij ministeriële regeling voor de betrokken functie vastgestelde eisen betreffende:
a.
gezichtsvermogen;
b.
gehoorvermogen;
c.
vermogen tot reageren en handelen;
d.
geestesvermogens, in het bijzonder het beoordelingsvermogen;
e.
gebruik van stoffen die het gezichtsvermogen, het vermogen tot reageren en handelen en het beoordelingsvermogen kunnen beïnvloeden.
2
Het eerste lid geldt niet voor:
a.
machinisten met minimale bevoegdheid en rangeerders met minimale bevoegdheid;
b.
wagencontroleurs;
c.
machinisten en rangeerders, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste medische geschiktheid;
d.
leiders werkplekbeveiliging, veiligheidslieden en werktreinbegeleiders, die hun functie hoofdzakelijk in het buitenland uitoefenen, wanneer zij incidenteel hun functie in Nederland uitoefenen en mits zij voldoen aan de in het buitenland geldende eisen betreffende de voor de uitoefening van hun functie vereiste medische geschiktheid.
Artikel
27
Eisen betreffende de psychologische geschiktheid
1
Personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen voldoen aan de bij ministeriële regeling voor de betrokken functie vastgestelde eisen betreffende:
a.
algemeen verstandelijk vermogen;
b.
voorstellingsvermogen;
c.
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid;
d.
reactievermogen, concentratie en aandacht;
e.
emotionele stabiliteit;
f.
specifieke, aan de werksituatie gebonden aspecten.
2
Het eerste lid geldt niet voor:
a.
machinisten met minimale bevoegdheid en rangeerders met minimale bevoegdheid;
b.
wagencontroleurs;
c.
machinisten en rangeerders, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste psychologische geschiktheid;
d.
leiders werkplekbeveiliging, veiligheidslieden en werktreinbegeleiders, die hun functie hoofdzakelijk in het buitenland uitoefenen, wanneer zij incidenteel hun functie in Nederland uitoefenen en mits zij voldoen aan de in het buitenland geldende eisen betreffende de voor de uitoefening van hun functie vereiste psychologische geschiktheid.
Artikel
28
Keuring
1
Personen die een veiligheidsfunctie uitoefenen waarvoor bij of krachtens dit besluit eisen met betrekking tot de medische en psychologische geschiktheid zijn vastgesteld, onderwerpen zich aan een medische keuring en een psychologische keuring.
2
De keuringen worden verricht door een door Onze Minister aangewezen keuringsinstituut dat beschikt over de voor de keuring van personeel met een veiligheidsfunctie vereiste onafhankelijke organisatie en expertise.
3
De keuringen vinden plaats volgens een door het keuringsinstituut vastgesteld en door Onze Minister goedgekeurd keuringsreglement.
4
Het keuringsreglement voorziet in ieder geval in de mogelijkheid tot aanvraag van een herkeuring bij bezwaar tegen de uitslag van de keuring in eerste aanleg.
Artikel
29
Afgifte verklaringen van medische geschiktheid en psychologische geschiktheid
1
Een verklaring van medische geschiktheid wordt door het keuringsinstituut afgegeven aan degene die bij een keuring blijkt te voldoen aan de voor de betrokken functie vastgestelde eisen met betrekking tot de medische geschiktheid.
2
Een verklaring van psychologische geschiktheid wordt door het keuringsinstituut afgegeven aan degene die bij een keuring blijkt te voldoen aan de voor de betrokken functie vastgestelde eisen met betrekking tot de psychologische geschiktheid.
3
Indien het keuringsinstituut van oordeel is dat een keurling slechts onder beperkingen of voorwaarden medisch dan wel psychologisch geschikt kan worden geacht om de veiligheidsfunctie waarop de keuring betrekking heeft, op verantwoorde wijze uit te oefenen, geeft het een medische of psychologische verklaring af waarin die beperkingen of voorwaarden zijn aangegeven.
Artikel
30
Inhoud verklaringen van medische geschiktheid en van psychologische geschiktheid
De verklaring van medische geschiktheid en de verklaring van psychologische geschiktheid bevatten ten minste de volgende gegevens:
a.
naam van het keuringsinstituut;
b.
keuringsdatum;
c.
naam en geboortedatum van de keurling;
d.
veiligheidsfunctie en, indien van toepassing, de daarbij behorende gradatie, waarvoor de keuring heeft plaatsgevonden;
e.
termijn waarvoor de keurling geschikt is bevonden;
f.
eventuele beperkingen of voorwaarden ten aanzien van de geschiktheid, bedoeld in artikel 29, derde lid.
Artikel
31
Geldigheidsduur verklaring van medische geschiktheid
1
Een verklaring van medische geschiktheid, afgegeven aan een machinist met volledige of beperkte bevoegdheid of aan een veiligheidsman, die de leeftijd van:
a.
veertig jaar nog niet heeft bereikt, is geldig voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte;
b.
veertig jaar doch nog niet die van vijftig jaar heeft bereikt, is geldig voor de duur van vier jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte;
c.
vijftig jaar heeft bereikt, is geldig voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte.
2
Een verklaring van medische geschiktheid, afgegeven aan een gereedschapsmachinist of aan een persoon die een der in artikel 2, onderdelen a, c, d en f, genoemde veiligheidsfuncties uitoefent, is geldig voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte.
3
Een verklaring van medische geschiktheid verliest haar geldigheid indien bij een tussentijds medisch onderzoek blijkt dat de betrokkene niet of niet langer beschikt over de voor de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vereiste medische geschiktheid.
4
Een tussentijds medisch onderzoek als bedoeld in het derde lid vindt plaats indien bij de organisatie waar de betrokkene werkzaam is, het vermoeden bestaat dat de betrokkene niet langer beschikt over de voor uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vereiste medische geschiktheid.
Artikel
32
Geldigheidsduur verklaring van psychologische geschiktheid
1
Een verklaring van psychologische geschiktheid, afgegeven aan een machinist met volledige of beperkte bevoegdheid of aan een veiligheidsman, is geldig voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte.
2
Een verklaring van psychologische geschiktheid, afgegeven aan een gereedschapsmachinist of aan een persoon die een der in artikel 2, onderdelen a, c, d en f, genoemde veiligheidsfuncties uitoefent, is geldig voor onbepaalde tijd.
3
Een verklaring van psychologische geschiktheid verliest haar geldigheid indien bij een tussentijds psychologisch onderzoek blijkt dat de betrokkene niet of niet langer beschikt over de voor uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vereiste psychologische geschiktheid.
4
Een tussentijds psychologisch onderzoek als bedoeld in het derde lid vindt plaats indien bij de arts die een medische keuring verricht, het vermoeden bestaat dat betrokkene niet of niet langer beschikt over de voor uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vereiste psychologische geschiktheid.
Hoofdstuk
IV
Bedrijfspas
Artikel
33
Vrijstelling bedrijfspas
Het bezit van een geldige bedrijfspas is niet vereist voor:
a.
machinisten, rangeerders, wagencontroleurs en werktreinbegeleiders, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die hun standplaats hebben in het buitenland en die slechts dienst doen op het traject tussen de rijksgrens en een nabij die grens gelegen station, mits zij voldoen aan de in het land van hun standplaats geldende eisen betreffende de voor uitoefening van hun functie vereiste bevoegdheid;
b.
treindienstleiders met volledige bevoegdheid.
Artikel
34
Inhoud bedrijfspas
De bedrijfspas bevat ten minste de volgende gegevens:
a.
naam en geboortedatum van de houder;
b.
aanduiding van de veiligheidsfunctie of veiligheidsfuncties en, indien van toepassing, de daarbij behorende gradatie waarop de bedrijfspas betrekking heeft;
c.
datum van afgifte;
d.
geldigheidsduur;
e.
eventuele beperkingen of voorwaarden ten aanzien van de geschiktheid, bedoeld in artikel 29, derde lid;
f.
naam van degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie waarvoor de bedrijfspas is afgegeven, wordt uitgeoefend.
Artikel
35
Geldigheidsduur bedrijfspas
1
Een bedrijfspas is geldig voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte.
2
Een bedrijfspas verliest zijn geldigheid:
a.
door het verstrijken van de geldigheidsduur;
b.
gedurende de tijd dat de houder niet beschikt over een geldige verklaring van medische geschiktheid en een geldige verklaring van psychologische geschiktheid;
Gelijkstelling andere veiligheidsdocumenten aan bedrijfspas
1
Onze Minister kan andere in verband met de uitoefening van veiligheidsfuncties afgegeven veiligheidsdocumenten gelijkstellen aan de bedrijfspas, mits die documenten ten minste de in artikel 34 bedoelde gegevens bevatten.
2
Voor de toepassing van de artikelen 33, 35 en 36 van dit besluit wordt onder een bedrijfspas mede verstaan een daaraan op grond van het eerste lid gelijkgesteld veiligheidsdocument.
Hoofdstuk
V
Bedrijfsvoering en organisatiestructuur
Artikel
38
Vakinhoudelijke leiding
1
Degene onder wiens gezag een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, draagt zorg voor vakinhoudelijke leiding over de persoon of personen door wie die functie wordt uitgeoefend.
2
Een vakinhoudelijk leidinggevende dient te beschikken over zodanige kennis van en inzicht in de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie en zodanige kennis van de processen en de techniek binnen het spoorwegverkeerssysteem, dat hij personen die de betrokken veiligheidsfunctie uitoefenen kan instrueren, beoordelen en corrigeren ten aanzien van de goede uitoefening van die functie.
Artikel
39
Periodieke herinstructie
1
Degene onder wiens gezag een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, draagt er zorg voor dat de persoon door wie die functie wordt uitgeoefend periodiek een herinstructie volgt ten aanzien van de juiste uitvoering van de functie. Onderdeel van de herinstructie is een beoordeling van de juiste uitvoering van de functie door een vakinhoudelijk leidinggevende.
2
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de periodiciteit, de inhoud en de wijze van uitvoering van de herinstructie.
Artikel
40
Voorwaarden met betrekking tot personeelsbeheer
Degene onder wiens gezag een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, niet zijnde een spoorwegonderneming die houder is van een veiligheidsattest, past een systeem van personeelsbeheer toe dat voldoet aan artikel 33, tweede lid, onderdeel e, van de wet en dat is goedgekeurd door Onze Minister.
Hoofdstuk
VI
Slotbepalingen
Artikel
41
Documenten
Certificaten van bekwaamheid, verklaringen van medische geschiktheid en verklaringen van psychologische geschiktheid worden in tweevoud afgegeven. Een exemplaar is bestemd voor degene die de veiligheidsfunctie uitoefent of gaat uitoefenen, een exemplaar is bestemd voor degene onder wiens gezag betrokkene de veiligheidsfunctie uitoefent of gaat uitoefenen.
Artikel
42
Ontheffing
1
Onze Minister kan aan machinisten, rangeerders en wagencontroleurs ontheffing verlenen van het bepaalde bij en krachtens dit besluit:
a.
in verband met het over beperkte afstand rijden over een spoorweg waarop dit besluit van toepassing is, in aansluiting op het rijden op een spoorweg waarop dit besluit niet van toepassing is;
b.
indien zij beschikken over naar het oordeel van Onze Minister relevante ervaring die is opgedaan op een spoorweg waarop dit besluit niet van toepassing is.
2
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Artikel
43
Overgangsregeling met betrekking tot omvang onderzoek kennis en bekwaamheid
In afwijking van artikel 20, tweede lid, omvat het onderzoek naar de vereiste algemene kennis en bekwaamheid voor de hierna te noemen veiligheidsfuncties tot 1 januari 2006 slechts een theoriegedeelte:
a.
gereedschapsmachinisten;
b.
wagencontroleurs;
c.
leiders werkplekbeveiliging;
d.
veiligheidslieden.
Artikel
44
Overgangsregeling met betrekking tot bestaande bevoegdheden
1
De bevoegdheid tot het uitoefenen van een veiligheidsfunctie als bedoeld in dit besluit of van een daaraan gelijk te stellen veiligheidsfunctie, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is toegekend door een spoorwegonderneming of door degene onder wiens gezag de betrokken veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, blijft onverminderd het derde lid van kracht voor de duur waarvoor zij is toegekend.
2
Voorzover de toekenning van een bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid niet wordt gestaafd door de bevoegdhedenadministratie van degene onder wiens gezag de betrokken veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, neemt deze binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit een verklaring omtrent die bevoegdheid op in zijn bevoegdhedenadministratie.
3
Indien degene onder wiens gezag de betrokken veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend, niet binnen vier maanden na inwerkingtreding van dit besluit heeft voldaan aan het tweede lid, vervalt de bevoegdheid tot het uitoefenen van de betrokken veiligheidsfunctie.
Artikel
45
Gelijkstelling reeds afgegeven documenten
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden certificaten van bekwaamheid, verklaringen van medische geschiktheid, verklaringen van psychologische geschiktheid en bedrijfspassen of daaraan gelijk te stellen documenten, die voor dat tijdstip zijn afgegeven, aangemerkt als certificaten van bekwaamheid, verklaringen van medische geschiktheid, verklaringen van psychologische geschiktheid en bedrijfspassen, die zijn afgegeven op basis van dit besluit.
Artikel
46
Geldigheidsduur reeds afgegeven documenten
Certificaten van bekwaamheid, verklaringen van medische geschiktheid, verklaringen van psychologische geschiktheid en bedrijfspassen of daaraan gelijk te stellen documenten, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zijn afgegeven, behouden hun geldigheid voor de duur waarvoor zij zijn afgegeven.
Artikel
47
Inwerkingtreding
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel
48
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit spoorwegpersoneel.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat ,K. M. H.Peijs